donderdag 12 mei 2016

BURN-OUT - ‖ - BURN-IN



Regelmatig belanden verzoeken om bijstand in mijn mailbox, stranden boeken in mijn brievenbus. Sinds ik niet meer behoor tot de gevestigde mediawereld is de toestroom verminderd. Een eigenste eigen blog zorgt er wel voor dat gedumpte mensen mijn hulp inroepen. Om ruchtbaarheid te geven aan hun activiteiten. Want als de uitgevers en de media twee handen op één buik zijn, en die buik er enkel is voor vandalen en vedetten, zoeken de dumpies een nieuwe buik. De lezer zal daarom voortaan niet enkel verslag ontvangen van de strapatsen van de patriciërs op het eerste balkon, maar tevens van de plebejers op de parterre. 


Leve de Burn-out 






Jessie De Caluwé [1956] stond ooit in het volle licht van de zon en de spot. Zij werd gevraagd door de radio- en de televisieproducers wegens haar tintelende stem, frisse verschijning, dwang naar perfectie, opgewekt gemoed en meewerkend karakter. Tot haar agenda dichtslibde, haar programma's verslonsden, het publiek op haar uitgekeken raakte. Eigen schuld? Nee, het was de schuld van de producers. Net zoals managers hun beste medewerkers uitmelken, persen producers het succes van hun poulains uit. Vaak merken de poulains het niet, trots als ze zijn op hun succes én, omdat ze het willen verzilveren. Ze weten dat slechts een klein aantal poulains hun marktwaarde behouden. Misschien dat het ze ook lukt en daarom draven ze door, tot ze crashen en in een burn-out belanden. Dat is wat Jessie De Caluwé is overkomen. Gelukkig is haar levensdrift sterker dan haar doodsverlangen. Ze heeft wat van haar geest en lichaam restte samengeraapt en weer structuur gegeven. Dat ging moeilijker dan een meubel van Ikea monteren. Steun uit de mediasector? 'Geen tijd! Geen tijd! Het beste! Ik moet dringend naar een meeting! [dé uitvlucht van deze eeuw] De Caluwé kon enkel rekenen op de hulp van vrienden en 60 psychologen. Het herstel dankt ze echter voornamelijk aan zichzelf. Met dezelfde inzet als waarmee ze de scherpe punt van de dagger zocht, vond ze de vlakke kant van de dolk. 

Om de nare periode af te sluiten heeft ze verslag uitgebracht. Met een boek. Het verloop van vóór de start tot na de finish is af te leiden uit de titels van de korte hoofdstukken. Een lukrake greep uit de mand: ‘Als performer en perfectioniste geboren’, ‘Keihard werken, en keihard feesten’, ‘De eerste zware ontgoocheling’, ‘Koppig doorgaan’, ‘Snikken op de E40’, ‘Totaal opgebrand’, ‘Moe van mezelf’, ‘Tevreden met minder’, ‘Leve mijn nieuw leven’. In de laatste moet de titel van het boek gezocht worden, Leve de burn-out. 




Jessie De Caluwé is geen gehaaid schrijver. De ervaring met teksten breien voor radio- en televisieprogramma’s ligt aan de basis van haar schriftuur, maar voor mensen is het een hulpmiddel. Men kan erdoor leren hoe om te gaan met vrienden in de omgeving die dreigen terecht te komen in dezelfde situatie, want de strijder om roem zal natuurlijk ontkennen dat hij op het mijnenveld afstevent of er al midden in zit. 

Inleider professor Etienne Vermeersch schreef na het ordenen van zijn bibliotheek   


het voorwoord bij deze uitgeschreven doorsmelting, Burn-out. Laat hij een voorbeeld zijn om, op welke sport van de ladder men ook staat, steeds tijd vrij te maken in tijden van nood. Het slot van zijn inleiding onderstreept dit: ‘Een van de voornaamste leringen die men uit dit werk kan trekken, is immers dat men een beetje mededogen moet hebben met zichzelf. Soms moet men zich het recht geven om zwak te zijn, om eventueel tegen iemand aan te leunen of gewoon zichzelf te aanvaarden.’ 
En professor Vermeersch is een notoir atheïst, doch zijn seminarieverleden blijft [tot eigen vreugde met pretoogjes als toetje] altijd ophoesten : ‘Ook zonder de religieuze connotatie blijft de stemming die Psalm 131 oproept op bepaalde momenten van het leven waardevol:

ik waan mij niet wijzer
ik weet mij niet meer dan een mens
keer mij niet af van mijn naaste
droom geen hoogdravende dromen
ik heb mijn bestemming erkend
mijn ziel is tot rust gekomen
een kind dat gedronken heeft
en rust aan de borst van zijn moeder
zo is mijn ziel in mij
[vertaling Huub Oosterhuis]

Ѳ 

Beperkt houdbaar 



Me
er dan een kwart eeuw is Roger Arteel [1935] zowat de enige theatercriticus van Knack geweest. Hoe hij dat geworden is? Van Roeselare afkomstig werkte hij al op jonge leeftijd mee aan De Roeselaarse Weekbode, voorloper van de Krant van West-Vlaanderen [waaruit en waardoor dan weer Knack ontstaan is]. Zoals elk jongmens met passie en drift schreef hij gedichten maar ontdekte al vlug dat zijn literaire wereld eerder bij het toneel lag dan bij de poëzie. Al bleef hij af en toe een gedicht schrijven. 

N.a.v. zijn tachtigste verjaardag is in beperkte oplage een selectie als bibliofiele bundel verschenen. Het eerste gedicht dateert van 1955, het laatste van 2013. De uitgave heeft als titel Beperkt houdbaar. Met deze benaming raakt hij de kern van wat was, is en zal zijn: Alles is relatief, inclusief de mens. Of in Spinoza’s woorden: De mens is evenmin het centrum als het hoogtepunt van de schepping. Naar Arteel vertaald benadrukt hij zijn plaats in de wereld, en ook in die van het theater. Hij heeft heel wat boeiender kritieken geschreven, bovendien met mindere hautaine inslag dan heel wat van zijn collega’s. Een aangeboren bescheidenheid joeg hem echter de Vergeten Wereld in. 

Wat de relativiteit van zijn poëzie betreft slaat de titel op het lot van het dichten. Een gedicht wordt beschouwd als het summum van wat hoort tot de wereld van de literatuur. Toch is het gedicht maar een benadering van een gedachte. Heeft men dat grijpt men naar pen en papier [nu: laptop met klavier]. Het resultaat is echter slechts een burn-in, een verbranding van de gedachte. Een gedicht mag dan groots zijn, een lang leven beschoren zijn, voor de dichter is het niet vaak de gedachte in loslopende zinnen verkrampt. Of zoals Hugo Claus het uitdrukte: ‘Poëzie heeft geen normen. Het danst op de maat van het ogenblik.’ Kortweg gezegd: Eenmaal men aan het schrijven [dichten] slaat heeft de gedachte al veel van zijn dans verloren. 

Dat heeft Roger Arteel zeer goed begrepen. De titel drukt een onmacht uit, maar de gedichten zijn dat niet. Daarom dat hij ze verzamelde en de wereld aanbiedt. Als is het maar, en hier slaat de klok van Claus weer, ‘Voor twaalf lezers en een snurkende recensent.’ 
Tot die twaalf lezers behoren, zoals in de Opdracht staat, zijn vrouw en twee kinderen. De negen andere zijn hoogstwaarschijnlijk verwanten en vrienden uit de naaste omgeving. Ik hoop dat ik niet de snurkende recensent ben. 

Nog aan toevoegen, alvorens ik deze bespreking afrond met een gedicht uit de bundel, dat de uitgave prachtig geïllustreerd is met twee etsen van Linda Wyffels en evenveel van Tommy Vandendriessche. 
De vormgeving is heerlijk. Een bundel voor in de boekenkast, achter glas. Ver van stof en spinrag. 

Acteren 

Mijn lichaam is mijn instrument,
Een dubbelklavier van roes en rede.
Ik draag het kleed van de offeraar
En het hemd van het offer
Ik lach en ik ween.
Ik ben de schepper en schepsel.
Maker en medium.
Masker en gezicht
In het spel van aantrekken en afstoten,
Van zijn en doen alsof.
[1997] 


JESSIE DE CALUWÉ – Leve de burn-out – Uitgeverij Bibliodroom – www.bibliodroom.be 

ROGER ARTEEL – Beperkt houdbaar – Uitgave vzw Paragon – info@maggezien.net 


guido lauwaert
gent, 2016-05-12 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten