zondag 27 januari 2019

CULTURELE VERKRACHTING




Al is het jaar nog jong, Joke Schauvliege mag de prijs voor de schandelijkste uitspraak op haar naam schrijven. Niemand die haar op dat gebied dit jaar zal vloeren. Ik wil er het fortuin van de Coburgs op verwedden. 

Joke Schauvliege beheert als lid van de Vlaamse regering het departement Milieu, al is haar titel heel wat omslachtiger: minister van Natuur, Omgeving en Landbouw. Hij oogt deftig maar is het allerminst. Mede omdat Joke Schauvliege geen milieuactiviste is. Nochtans, activisme is toch het minste wat je mag verwachten van iemand die begaan is met de natuur, de omgeving en de landbouw. 

Desinteresse
Haar slordige interesse met het klimaat en het milieu was in de wijk van de Wetstraat en bij zijn inboorlingen al mooi en meerdere keren rond gegaan, maar niemand lag er wakker van. De desinteresse werd echter nationaal bekend toen tiener Anuna De Wever en haar compañeros de voorbije weken zuiverder water, lucht, aarde en vuur eisten. Voor de duidelijkheid: Alle basiselementen van het bestaan in de letterlijke zowel als in de figuurlijke betekenis van het woord. 

Gebrek aan respect
Wie min of meer milieubewust is, minister is en respect heeft voor iemand als Anuna die haar nek uitsteekt, doet geen dwaze uitspraken. Voor wie het ontgaan is herhaal ik die even: ‘Ik ben de jongeren enorm dankbaar en ik voel me gesterkt en gesteund in het verdere beleid dat we moeten voeren.’
Naar mijn allesbehalve bescheiden maar eerlijke mening heeft Joke Schauvliege nooit in de broeikast van het klimaatprobleem gezeten. Die uitspraak is in wezen een culturele verkrachting van Anuna en haar medestanders, inclusief Paul De Grauwe, buitengewerkt in Leuven en binnengehaald in Londen. 

Geen diplomaat
Met haar uitspraak bevestigt Joke Schauvliege, al mag zij dan rechten gestudeerd hebben, dat diplomatie niet haar sterkste kant is. Uit welke hoek ook bekeken, een minister is gezien vanuit de oude Romeinse cultuur, wat nog steeds de basis vormt van ons politiek spel, een diplomaat.
Als beginnend minister is een schuiver vergefelijk, maar na tien jaar op deze hoge stoel mag je verwachten dat een dienaar van de Vlaamse gemeenschap de kunst van het overleg beheerst. Je kan zelfs stellen dat geen enkele van haar topadviseurs deze kunde eigen is. Was dat wel zo, dan sta je niet toe dat jouw minister zulke schandelijke uitspraak maakt. En doet hij het toch, en ben je het er niet mee eens, neem je ontslag. Aangezien nog geen enkele topadviseur die stap gezet heeft, mag je van een culturele groepsverkrachting van Anuna en haar medestanders spreken. 

Aan de rand van de ontbinding
Wilde gedachte: benoem na de volgende verkiezingen Paul De Grauwe tot minister van Milieu, want het klimaat staat aan de rand van de ontbinding. Hij zal ongetwijfeld al gevraagd zijn voor een of andere post en geweigerd hebben.
Het is echter de hoogste tijd dat er een minister van Milieu komt zonder partijkleur of -geur. Als de partijvoorzitters overtuigd zijn dat het klimaat niet enkel een milieuzaak is maar in de eerste plaats een economisch belang heeft, en het milieu daarvan afhankelijk is, wil hij misschien die hoge post aanvaarden. 

Allergie
Tijdens haar eerste legislatuur als Vlaamse minister had Joke Schauvliege naast Milieu ook Cultuur in haar portefeuille zitten. Binnen dat gebied heb ik een paar maal de eer gehad haar te ontmoeten. Op korte termijn is die eer tot zulke diepte gezakt dat ik me er haast voor schaam haar ooit een hand en een woord te hebben gegeven. Zij heeft gewoon geen kaas van kunst en cultuur gegeten. Sterker zelfs, zij lust uit dat winkeltje geen melkproduct. Zij is er allergisch aan. Dat stak zij ook niet onder stoelen of banken. 

Feestelijke bedanking
Na de Vlaamse verkiezingen van 25 mei 2014 kreeg Schauvliege opnieuw de post van Milieu en Cultuur aangeboden. Milieu wilde ze wel doen – een makkelijk parcours, dacht ze – maar voor Cultuur bedankte ze feestelijk. Halsoverkop is er naar oplossing gezocht en die is gevonden in de hoge hoed van de liberale partij. Hoeps! Wie werd bij het nekvel de hoogte in getild? Sven Gatz.
Ook geen cultureel lichtgewicht, Gatz, maar ja, dat heb je nu eenmaal, als Milieu noch Cultuur speerpunten van het beleid zijn. Lang niet op gelijke hoogte staan met Sport en Onderwijs. Een blunder van jewelste, als je weet dat de grote economische en financiële bedrijven, de banken voorop, als sponsor present geven voor artistieke festivals als Jazz Middelheim, Europalia en Gent Festival. Cultuur is brood voor de geest en Milieu water voor het lichaam. Dat hebben de ministers blijkbaar niet begrepen. Geen van allen. 

Morele massamoord
Wordt Joke Schauvliege na de volgende verkiezingen opnieuw minister van Milieu, is dat een morele massamoord. Valt te vergelijken met de kindermoord van Bethlehem onder koning Herodos.  En let wel, als de ministers en bloc gaan schreeuwen dat ze voortaan met een elektrische auto rijden, wil dat niet zeggen dat zij begaan zijn met het klimaat. Timeo Danaos et dona ferentes. 

Het klimaatprobleem is een kwestie van happen naar adem van de drenkeling. En dat zijn wij allemaal, momenteel. Drenkelingen. Inclusief Joke Schauvliege, al zal dat, vrees ik, helaas niet in haar hoofd te krijgen zijn. 

guido lauwaert
gent, 2019-01-27 









donderdag 24 januari 2019

TER ERE VAN ETIENNE VERMEERSCH

Etienne Vermeersch in zijn bibliotheek 


ADIEU ETIENNE VERMEERSCH 

De slijtageslag van het leven, werd bestreden met zijn bekende drift. Helaas, the battle is lost and won, zoals Shakespeare schrijft in de eerste scène van Macbeth. Verloren door een falend lichaam en gewonnen door een stralende geest. Hij is niet meer en toch is hij er. 

Etienne Vermeersch [2 mei 1934 - 18 januari 2018] hield van de taal als muzikale compositie. Een goed voorbeeld hiervan was de aandacht die hij vestigde op de opgesplitste zin van het meesterwerk van James Joyce, Finnigans Wake. Hij deed dit toen we voor de eerste maal een ontmoeting hadden in de salon van het Pand van de Gentse Universiteit. De toelichting ging als volgt – en dat doe ik op de wijze zoals de slimste mens van België dat dertig jaar geleden uit het hoofd deed, en met een wijsvinger als dirigeerstok op neushoogte: ‘De openingszin van het boek luidt: “riverrun, past Eve and Adam’s, from swerve of shore to bend of bay, bring us by a commedius vicus of recirculation back to Howth Casle and Environs.” Goed. De slotzin nu: “A way a lone a last a loved a long the”. Welnu! De openingszin heeft geen hoofdletter en de slotzin geen eindpunt. Om te begrijpen wat Joyce bedoelde moeten we de eerste als de laatste zin zien en de tweede als de aanvang van de zin. Wat krijgen we aldus? Een ode aan Dublin én zijn rivier de Liffey - die statig, dankzij de alliteraties die er een zekere ritmiek aan geeft, door de zin stroomt, maar vooral…  [lange pauze] … niet de slingerbeweging maar het perpetuum mobilia van het leven en de wereld benadrukt!’ 

De mix van wetenschap en kunst was het draagvlak van Etienne Vermeersch. Vanop die sokkel gaf hij zijn mening aan wie het maar horen wilde en ook aan wie het niet interesseerde. Geen medium was hem te min om de wijze van denken – louter steunend op redelijke argumenten – te onderstrepen, zoals ze door o.a. Pietro Pompanazzi en Nicolò Machiavelli was geïntroduceerd. Etienne was niet de mening toegedaan dat hij de waarheid in pacht had, wel dat hij met zijn overtuiging net onder de huid ervan zat. Om dat te kunnen doen had hij niet enkel de Boeken der Wijsheid gelezen, maar zich tevens gestort in de wereld van kunsten en bellettrie. De kunstenaars zowel als de dichters waren voor hem de getuigen van de moraal die was, is en zal zijn. Hij onderstreepte daarenboven hoe sterk kunst en geschiedenis verwant zijn aan elkaar. Aan voorbeelden geen gebrek. Hij schudde ze uit de mouw als een goochelaar duiven uit de hoge hoed en trok en passant de trukendoos open. Etienne Vermeersch was de Tommy Cooper van de filosofie. 

Bovendien was Etienne Vermeersch een innemend mens en altijd bereid iemand te helpen. Wie een voorwoord wenste voor een boek vond het een dag later in zijn mailbox. Wie raad vroeg omtrent euthanasie stond hij bij. Dat was o.m. het geval met Hugo Claus, die hij een belangrijk dichter vond. Bij een goed glas wijn zei hij me lang geleden: ‘Hugo kan prachtige gedichten schrijven. Soms twijfel je, omdat je aanstoot neemt aan een paar lelijke zinnen. “Hugo toch,” denk je dan, “hoe kan je nu zoiets onnozel schrijven.” Maar dan sta je plotseling oog in oog met een versregel die het hele gedicht verklaart. Besef je dat die lelijke regels er staan om die briljante versregel nog meer dan het geval is te laten schitteren.’ 

Tegen de mensen die niet begrepen dat hij, gevallen roomse engel, van Johann Sebastian Bach hield als de mossel van zijn schelp en vice versa, zei hij: ‘Je moet niet van God houden om van Bach te houden.’ Het is een zachtere versie dan de uitspraak van Albert Einstein: ‘Dit is wat ik te zeggen heb over Bachs levenswerk: Luister, speel, geniet, bewonder – en hou verder je mond.‘
Over elke auteur, componist of kunstenaar had Etienne een gevatte opmerking, aansluitend bij zijn overtuiging. Filosofie en kunst, het is een tweeling. De een kan niet zonder de ander bestaan of verklaard worden. Zowat alle grote werken van de wereldliteratuur had hij gelezen, elk toneelstuk dat of elke film die enig niveau haalde gezien, exposities bezocht. Waar hij de tijd haalde is mij een raadsel, gezien zijn hoog productieniveau, zijn deelname aan debatten, optredens in duidingsprogramma’s.
Hij woonde in Wetteren, maar Gent was zijn Malpertuis. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij in de fleur van zijn leven – als ontspanning na de spanning van het oreren, vaak te vinden was in het hol van de Gentse artistieke kring, de Hotsy Totsy. 

Etienne was, is de perfecte atheïst. De tegenwoordige tijd, inderdaad, want mijn edele vriend zal voor mij pas dood zijn, als ik dat ben. Een atheïst met een uitgesproken vrijheidsdrang in woorden en daden, want enkel die drang leidt tot het atheïsme. Een vrijheidsdrang die bovendien los staat van classificatie. Aan het slot van zijn boekje Atheïsme [*] legt hij daar sterk de nadruk op. Ik citeer: ‘Het niet-geloven in een bepaalde god (Wodan, Shiva, Apollo, Allah of welke dan ook) impliceert, behalve de negatie geen enkele andere opvatting. De atheïsten vormen dan ook geen groep, evenmin als diegenen die niet in astrologie geloven.’
Een tweede citaat uit Atheïsme, niet zozeer om Vermeerschs godsontkenning te stofferen, eerder als getuigenis van zijn vrijheidsdrang die de vrijheid van alle mensen ongeacht overtuiging, geslacht of ras inhield. Het is een citaat i.v.m. de goedkeuring van de slavernij door de Christenen, die zich beriepen op de kerkvaders: ‘Als zoiets het resultaat is van een “goddelijke” Openbaring, dan zijn de woorden van Stendhal hier bij uitstek op hun plaats: “God heeft maar één excuus, namelijk dat hij niet bestaat.”’ 

Etienne Vermeersch, hij was mijn Socrates, is mijn Ludwig Wittgenstein en zal zijn mijn vriend. Met de jaren was een lauwe vriendschap warm geworden. Hij hield van mijn losbandigheid, ik van zijn wijsheid. Eigenlijk is dat niet verwonderlijk. Orde is onleefbaar zonder chaos, net zomin als chaos dat kan zonder orde. Ze bevruchten elkaar. Ze houden van elkaar. Les extrêmes se touchent omdat ze in elkaars boeggolf zitten.
Voor Etienne Vermeersch stonden filosofie en poëzie naast elkaar, waren ze even groot en hadden identiek gewicht. Hoe kan ik dat beter aantonen dan met een getuigenisgedicht van Arthur Rimbaud uit zijn bundel Illuminations : ‘J’ai tendu des cordes de clocher à clocher; des guirlandes de fenêtre à fenêtre; des chaines d’or d’étoile à étoile, et je danse. 

Dit is geen vaarwel wat ik schreef, het is een adieu. ‘Men begrijpe mij goed,’ zou Etienne zeggen met een monkel om de mond. ‘Het is een adieu, niet een à dieu.’
Salut, Etienne… jij hebt gedaan wat je wilde doen en wat mensen zoals ik wilden dat je deed. Jij was een
magister egregius. Je bent geslaagd, je hoeft in september niet weer te keren, al mag je dat stiekem wel doen, voor een lekker praatje. En zelfs vroeger. Je ziet maar… 

guido lauwaert
gent, 2019-01-24



zondag 20 januari 2019

OPWARMEN AAN DE RUSSEN

Symfonieorkest Vlaanderen, huisorkest van De Bijloke 

Het is koud buiten, het belooft ijskoud te worden. Tijd voor koppen hete thee met een scheut wodka, Russische literatuur en muziek. Laat de winter maar komen. 

Fjodor Michailovittsj [= zoon van Michael] Dostojewski en diens roman De jongeling is aan de beurt. Mijn stemming is opperbest maar kan beter. De kans daartoe ligt voor de hand. Een concert van het Symfonieorkest Vlaanderen in Muziekcentrum De Bijloke. Met prerevolutionaire tijdgenoten Alexander Borodin en Pjotr Iljitsj Tsjaikovski; dat belooft een opwarming van jewelste te worden. Dubbele hoge verwachting omdat Daniel Blendulf met de baton zwaait en Josef Špaček de strijkstok laat walsen. 

Dansende dirigent
De dirigent kan naast dirigeren ook dansen. Dat doet hij zelfs zeer goed want hij dondert niet één keer van het blokje waarop hij staat. Het is een Vitusdans, maar wat voor soort valt niet te achterhalen. Evenmin door de muzikanten, al doen ze nog zo hun best de maître te volgen. Voor wie er mee opgezadeld zit is het niet pijnlijk, enkel vervelend. Voor de toeschouwer daarentegen is het vervelend én pijnlijk en manifesteert zich in de vorm van hik en jeuk. 

Gesausde dansen
De vraag rijst op of de dirigent tegemoet komt aan de bedoeling van de compositie. Het eerste stuk dat gebracht wordt zijn de Polovtsiaanse dansen van Borodin. In dat geval valt zijn spektakel te rechtvaardigen. Hij houdt dat echter het hele concert vol, wat niet logisch is. Tenzij je denkt dat alle Russische muziek moeten worden uitgebeeld.
Enfin, Borodins dansen zijn compositorisch fel, gesausd met een halve fles wodka, en de dirigent doet er een flinke schep bovenop. Dat heftigheid met opgekropte woede gebracht kan worden is niet aan hem besteed. 

Geremde violist
Dezelfde kritiek geldt voor de tweede compositie van de avond, het vioolconcerto in D, opus 35 van Tsjajkovski. Wie viool zegt verwacht een violist. En ja hoor, Josef Špaček is gehuurd van het Tsjechisch Philharmonisch Orkest. Hij mag dan in de finale van de Koningin Elisabethwedstrijd voor viool [uiteraard] van 2012 hebben gestaan, de uitvoering van de solopartij van Tsjajkovski’s werk haalde niet het niveau dat Eugéne Ysaÿe voor ogen stond. Of is het onder invloed van de driftige dirigent dat hij geremd werd in de verfraaiing van zijn aandeel? Slechts als hij er alleen voorstaat krijgt het gebrachte innig gevoel en technische vaardigheid. Wat noodzakelijk is, wil de violist de moeilijkheidsgraad van deze compositie overwinnen en de aanwezigen de ziel van de componist binnenloodsen. 

Gas en tegengas
Gelukkig werd het laatste luik van het programma, de tweede symfonie van Borodin, op een uitzonderlijk zuiver niveau gebracht. Strak en uitgediept, gas en tegengas waar het zo hoort te zijn. Het leek wel of de dirigent het orkest alle vrijheid en macht gunde. Het enige wat stoorde waren de pauzes tussen de vier delen. Duren zij te lang lijkt het of diverse composities gebracht worden. Slechts bij de overgang van het derde naar het vierde deel was de pauze zo dat je van een chemische stemmingswisseling kon spreken. 

Optimale artistieke verstandhouding
Besluit! De wijn was drinkbaar dankzij het glas. In deze het Symfonieorkest Vlaanderen. Als toeschouwer voel je aan dat de artistieke verstandhouding tussen de muzikanten familiaal is. Het orkest slaagt er zelfs in de nadelen van de concertzaal van de Bijloke te doen vergeten. Fruitig, dartel, de smaak is raak, de geur heeft grandeur. Het zou wel eens voor een opwaardering van de mening kunnen zorgen als het orkest gedirigeerd wordt door de orkestmeester. Hij [zij] kent het orkest als een kind de moeder.
Die opwaardering zou mogelijk een subsidieverhoging opleveren. Dan kunnen eindelijk solisten en dirigenten van topniveau worden binnengehaald en de uitvoeringen leiden naar hemelse zalen, als die van Wenen, Berlijn en de Royal Festival Hall van Londen. 

Opgewarmd fietste uw spion huiswaarts. Volgende maand staat een concert gepland dat de naam Firebird kreeg. Het programma verdient die noemer. Werk van Claude Debussy, Pierre Boulez, Igor Stravinski en Peter Vermeersch. Het werk van die laatste is een creatie. Wauw! Bij deze loer ik reeds op een stoel tussen rij vijf en tien. 

guido lauwaert
gent, 2019-01-20 

TSJAIKOVSKI’S VIOOLCONCERTO
Symfonieorkest Vlaanderen
Concertgebouw Brugge, donderdag 24 januari ’19
CC Het Perron Ieper, zaterdag 26 januari ’19
info:
www.symfonieorkest.be


vrijdag 18 januari 2019

HET BUREAU VAN WILLEM ELSSCHOT

Willem Elsschot aan het werk - foto Paul Van den Abeele 

Het kantoormeubel waaraan meesterwerken als KAAS, LIJMEN en HET DWAALLICHT geschreven werden bevindt zich thans in Amsterdam. Een verslag. 

De belangrijkste verzamelaar van parafernalia, geschriften en artikels van en over Willem Elsschot is Thijs Wierema, een Amsterdammer. Wie een duik neemt in zijn collectie ontdekt beter en scherper dat Elsschots oeuvre een verkapte autobiografie is. Thijs kan dat feilloos aantonen want hij weet wat waar zit en waarom het daar zit. Hij ademt en eet Elsschot. 

Abortus in een villa
De eerste roman gaat over Richard Grünewald,  een Duitse jongeman die naar Parijs trekt en daar secretaris wordt van een Argentijnse consul en meesteroplichter. Tijdens zijn verblijf in de Franse hoofdstad logeert Grünewald in het pension Villa des Roses en de gebeurtenissen spelen zich overwegend in de villa af. Hij verleidt het nieuwe kamermeisje, Louise. Ze raakt zwanger en zij pleegt abortus. Als hij op een late avond geconfronteerd wordt met het bewijs van de zwangerschap, neemt hij ‘het pakje’ mee en kiept het over een schutting. Probleem opgelost.
Villa des Roses dateert van 1910 en is de eerste Vlaamse roman waarin een abortus voorkomt. 

Zoektocht en dialoog
Het laatste prozawerk van Willem Elsschot, Het Dwaallicht, gaat over een oudere man die, alvorens de veroudering zijn kwalen laat gelden, nog een keer verliefd wil worden. De kans daartoe doet zich voor bij de kennismaking met drie ‘rijstkakkers’, zoals Afghaanse zeelieden in ’t Antwaerps genoemd worden. Ze zijn op zoek naar Maria Van Dam, een meisje dat op het schip zakken is komen verstellen en een kaartje met haar adres aan de leider van het trio heeft gegeven.
Het verhaal speelt zich af in enkele uren en is een minutieus verslag over de zoektocht naar het dwaallicht, maar even belangrijk is de dialoog tussen een Christen en een Islamiet.
De novelle is geschreven in 1946. Hij begint en eindigt met een zin die samen zowat de mooiste zinnen uitmaken van de Nederlandse literatuur. Aanvang: ‘Een ellendige novemberavond, met een motregen die de dappersten van de straat veegt.’ – Slot [op een uitbolling na]: ‘ … maar gauw naar huis met mijn krant om weer plaats te nemen in de kring van die waar ik aan gebonden ben en die mij vervelen, onuitsprekelijk.’
Gevangen tussen die twee meesterwerken, dus in de tussentijd van de eerste en derde leeftijd, ruim een halve eeuw, gaan de overige boeken over familiale en vaak onorthodoxe commerciële belevenissen van Alfons De Ridder, zoals Willem Elsschot in werkelijkheid heette. De uitvalsbasis is de woning van de schrijver en advertentieronselaar in de Antwerpse Lemméstraat, gelegen in de Markgrave Wijk. 

Een dwaaltocht
Het overgrote deel van zijn romans, gedichten en artikels schreef en tikte Elsschot gezeten aan een volhouten kantoormeubel dat hij kocht op een markt waar deurwaarders in beslag genomen goederen bij opbod verkopen. Na de dood van Willem Elsschot in 1960 kende het meubel een dwaaltocht door een paar familiale generaties om uiteindelijk terecht te komen bij Jan De Ridder, een achterkleinzoon van de beroemde auteur en zoon van de kleinzoon van Elsschot, Walter De Ridder. Ja, dezelfde voornamen duiken steeds weer op. Een kat vindt er haast haar jongen niet meer in terug, en dat zal Elsschot – hem kennende en mocht hij nog leven – zeer veel plezier hebben gedaan. 


foto Bas Lubberhuizen 
Verhuis naar Amsterdam
Door verhuizing naar een kleinere woning wilde Jan De Ridder het loodzwaar ding kwijt. Het kwam Thijs Wierema ter ore. Hij woont, terloops gezegd, in hetzelfde pand aan de Keizersgracht waar ook Heinz Polzer, beter bekend als Drs. P, heeft gewoond.
De transactie was snel gefikst en een paar vrienden van Thijs hebben het gevaarte met een bestelwagen naar de Nederlandse hoofdstad gevoerd en de flat van Thijs in getild.
Daar staat het nu aan het raam, ietwat verloren, alsof het zijn definitieve plaats nog niet heeft gevonden. Voor de gebruikelijke foto´s poseert Thijs zowel staande als gezeten onwennig. Hij is ‘buitenlandse’ belangstelling niet gewoon. Het liefst vertoeft hij in de schaduw van de literaire reus en moet de aandacht naar de verzameling gaan. 


Thijs Wierema en  het bureau van Willem Elsschot - foto Bas Lubberhuizen 
Gewonnen veldslag 
Als hij mij belt om zijn nieuwste aanwinst te melden, snel ik naar Amsterdam met de Belgische trein der traagheid om het gevaarte te bekijken.  Hij staat mij toe het meubel van binnen en van buiten te bekijken. Intussen is Bas Lubberhuizen, een compagnon de route, gearriveerd. Bas toont mij op zijn tablet foto's van het meubel. Het was, zachtjes gezegd, sterk verwaarloosd. Thijs heeft het flink laten reinigen en boenen. Hij wijst me nuchter op de details. Een zeker Calvinisme is hem niet vreemd en toch zit een smeuïge fierheid in zijn stem verborgen. Alsof hij een veldslag gewonnen heeft. Terecht. 
Als er iemand is in de Nederlanden, die het cultureel erfgoed van Willem Elsschot zorgvuldig verzameld en bewaard heeft, is het Thijs Wierema. Tien jaar geleden wist hij de hand te leggen op het luxe-exemplaar van Villa des Roses. De roman is geschreven op aansporing van ‘Mej. Anna Christina van der Tak, mijn trouwe vriendin’, zoals het vooraan in het boek gedrukt staat. Elsschot had in het luxe-exemplaar dat nog eens handgeschreven overgedaan. Het maakt het boek maar waardevoller, en dat heeft Thijs geweten, en zijn bankier ook. 

INDRUKWEKKENDE VERZAMELING
Met de jaren heeft Thijs een indrukwekkend verzameling opgebouwd. Zelfs een kattebelletje waarin de naam Elsschot voorkomt heeft hij veroverd. Om dat Elsschotimperium uit te bouwen heeft hij de verzameling Nescio waar hij al flink bij gevorderd was, verkocht. Voor de rest van zijn leven concentreert hij zich op Elsschot. Na zijn dood, wat hopelijk nog niet voor vandaag of morgen is, gaat de hele verzameling naar het Letterenhuis in Antwerpen, zonder dat hij er een cent voor hoeft. Dat heeft Thijs jaren geleden beslist, in perfecte samenwerking met toenmalig directeur Leen van Dijck

Plaatje compleet
Dan zullen eindelijk de zwarte schrijfmachine van het merk Underwood en het bureau herenigd worden. Met een zittend wassen beeld van Elsschot zal het plaatje compleet zijn. Het geheel in een glazen kast. Met een bescheiden foto van Thijs Wierema op de achtergrond? Voor wie dit artikel niet kent zal het een raadsel zijn waarom die foto daar hangt en wie dat is. Tot tevredenheid van de Vlaamse schrijver, ongetwijfeld. Als geen ander wist hij met duivels plezier raadsels door zijn leven en werk te strooien. 

guido lauwaert  


woensdag 16 januari 2019

INCEST BIJ DE MEDIA




De nieuwste trend in de mediatent is de pest van de incest. De voorbeelden liggen voor het grijpen. 

De VRT is de koploper. Chantal Pattyn, nethoofd van Klara, interviewt haar medewerker en programmamaker Pat Donnez over zijn nieuwe roman en Phara de Aguirre interviewt Annelies Beck over haar nieuwe roman. Een dag later zit Annelies Beck in het cultureel praatprogramma van Klara, Chantal Pattyns’ Pompidou, waar ze de wordingsgeschiedenis van haar roman nog eens mag overdoen. Die mensen moeten in het VRT-gebouw maar de gang oversteken om elkaar te zien. 

Let wel, de genoemde mensen worden ten zeerste gewaardeerd. Ze kennen hun vak en weten als journalistieke onderzoeksrechter nader tot de verdachte te komen. Ze te laten zeggen wat ze liever niet zouden gezegd hebben. Wat echter stoort is dat ze uitgekeken raken op de politieke, economische en culturele wereld, want ze knuffelen de directe collega’s de zevende hemel in. 

Hetzelfde geldt voor Hanne Decoutere. Van de nieuwsdesk recht naar de balletvloer en terug. Gedurende enkele maanden gaat de kijker haar in twee gedaanten geserveerd krijgen. De voorbije weken was ze al dagelijks te zien en te horen om haar sprong in de balletdiepte tot in den treure aan te prijzen. 

Wat staat de kijkers nog te wachten? Lieven van Gils die opnieuw voor kleuters gaat leuteren of Ben Crabbé die tracht af te kicken van het getrommel op kookpotten? Een andere VRT-coryfee die met veel wierook getroond en gekroond wordt is Rudi Vrankx. Ik denk dat hij het zelf allesbehalve plezant vindt, maar wat wil je, de kijkcijfers zijn de nieuwe bazen en alle mediamuizen knielen en dansen er voor. 

Het programma De Slimste Mens van Erik Van Looy is toch niet meer dan een spelletje onder vrienden. En wie stout is mag niet meespelen.
Blijft men op dat pad verder wandelen dan zijn de mogelijkheden schier eindeloos. Zeker als programmamakers overwegen om VRT-mensen alsnog trachten VTM-koppen – en omgekeerd – hun jeugddroom te laten realiseren. Ten minste te doen alsof het ze lukt. De schijn van het zijn is water als wijn serveren, en daarin nog slagen ook. 

Een artiest of auteur die geen lid is van een mediafamilie kan het schudden. Voor hem is er geen tijd en ruimte. Informeert hij voorzichtig of hij zijn winkelwaar mag aanprijzen, al is het maar twee minuten, krijgt als antwoord dat het programma voor dat seizoen vol zit. Een echt Pilatus-antwoord, een kind ziet het. 

De artiest zonder relaties bij de mediafamilies moet zijn kunstje maar zelf zien te slijten. Dat is niet zo eenvoudig. Een kunstenaar moet mondig zijn en een commercieel gevoel hebben voor zijn broodje met beleg. Maar lukt het hem alsnog in de prijzen te vallen, wat uitzonderlijk wel eens gebeurt, wordt hij / zij dubbelscheel bekeken door de mediamensen. Want het zint ze niet dat artiesten op eigen kracht het gezang van de kassa horen. Ze wanen zich de Petrussen van het godenrijk. 

Dat de journalisten van de parochiebladen van de VTM, de VRT en De Vijver Media, respectievelijk Het Laatste Nieuws, Het Nieuwsblad en Humo, geen graten zien in de nieuwe trend is niet meer dan logisch. Ze moeten hun papier bedrukt krijgen en liefst met smeuïge verhalen. Die vallen enkel te rapen bij de musketiers van de  televisie. Dat de bladenvullers van De Morgen en De Standaard het spel meespelen is intriest. Je zou toch mogen verwachten dat journalisten die zich niet gebonden voelen aan bazen en trends, niet eens een neutraliteit trachten na te streven, maar die van nature hebben. Dat is helaas allerminst het geval. 

Er rest de vrijgevochten kunstenaar slechts één uitweg wil hij microfoon en camera halen. Het plegen van een misdaad. Hoewel de trend over zijn hoogtepunt heen is, blijft het toch aangewezen om te bekennen dat men misbruikt is door zijn vader, moeder, sportleraar, baas of buurman / buurvrouw, of zelf iemand, liefs een minderjarige, aanranden of een plofkraak verrichten. Dan haalt men weliswaar de voorpagina’s en de hoofdlijnen van het journaal, maar terloops wordt aan het eind van het nieuwsitem vermeld dat het slachtoffer of de schurk net een nieuwe roman, dichtbundel, thriller gepubliceerd of een merkwaardige expositie heeft. Bingo! Gegarandeerd dat de verkoop stijgt, de aanloop toeneemt. Ook de intelligentsia heeft zijn bermtoeristen. 

Blijft de vraag hoe het zover is kunnen komen, de incest bij de media. Het antwoord is eenvoudig. Al kan het naar eigen inzicht en vermogen heel wat ruimer ingevuld worden, de sleutelwoorden kern en kosmos blijven: Domheid, Luiheid en IJdelheid. 

guido lauwaert
gent, 2019-01-15

zondag 13 januari 2019

A perfect match




Onlangs is de nieuwe gemeenteraad van Beringen in de theaterzaal van OC De Buiting geïnstalleerd. Wat vreemd lijkt maar is dat helemaal niet. 
  
Collega Joost van den Vondel, naast toneelschrijver een handelaar in kousen en suppoost bij de Bank van Lening, heeft het in één zin samengevat: 'De wereld is een schouwtoneel, elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel.'
Het gezegde slaat niet enkel op het polemisch gedoe in het theater, maar tevens op dat van de politieke wereld. Politiek en theater, het is a perfect match en toont zich dagelijks in de wijk van de Wetstraat en – zoals dat in Beringen het geval was – de gemeentepolitiek, maar op z’n best bij Justitie. 

Justitie? Zeer zeker! Luister. Eind van de jaren zeventig van de vorige eeuw was er in Gent de Zaak Jespers. Voor details raadpleeg nonkel Google. Naar verwachting zou de assisenzaal van het Gentse gerechtsgebouw onvoldoende krukken hebben voor de perslui en de nieuwsgierigen. Daarom werd door de hoogste Gentse staande magistratuur overwogen de rechtszaak te laten doorgaan in een grotere zaal. Ver hoefde men niet te zoeken, de schouwburg was nabij. Vrij gauw kwamen de plaatselijke journalisten dit te weten en hun artikels werden overgenomen in de landelijke editie en verschenen zelfs in buitenlandse kranten. Artikels met een hilarische ondertoon. Een proces als theatervoorstelling, eindelijk Vrouwe Justitia zonder blinddoek! Door de commotie lieten de magistraten de gedachte varen en ging het proces door in zijn vertrouwde omgeving. 

Tot zover Justitie in het theater. Het omgekeerde is daadwerkelijk gebeurd: een toneelstuk in de vorm van een rechtszaak. De auteur was Hugo Claus. Het stuk heet Tand om tand en dateert van 1970, dus geruime tijd vóór de Zaak Jespers. Claus schreef het in opdracht van de Antwerpse KNS, voorloper van het Toneelhuis, maar de première vond plaats in de Brusselse stadsschouwburg KVS. Als basisgegeven gebruikte Claus de legende van Tijl Uilenspiegel. 

Bij wie het toneelstuk nu leest gaat een belletje rinkelen. Ook bij de lezer als hij weet dat de partij van de Voogd als lekkere naam de Nieuwe Volkspartij heeft, afgekort, de N-VP. Het lijkt wel of het stuk geschreven is met de N-VA in gedachten. Niet de N-VA van vandaag maar van morgen. Het doel is bereikt, de onafhankelijkheid van Vlaanderen. Want de deelstaat heeft zich afgescheiden van de ‘bastaardstaat België’ [het staat zo in het tekstboek] en is de Federale Republiek Vlaanderen geworden. Maar de Voogd, zoals de leider genoemd wordt, is vermoord door Jan van der Molen. De kerel is gevat en moet terechtstaan. 
Terloops: Hugo Claus wist zijn namen goed te kiezen. Ze sloegen ergens op. In het geval van de moordenaar verwijst zijn familienaam naar het Uilenspiegelverhaal. In die zin dat de vriendin van Tijl, Nele heet en de dochter is van een molenaar. 

Tand om tand is een proces in de ware zin van het woord. Het theater is de assisenzaal met alles erop en eraan, getuigen en een volksjury. De beklaagde wordt al meteen bij het begin van het proces door de voorzitter een ‘rotte hond’ genoemd, die nog meer fraais over de beklaagde weet op te hoesten: ‘Dit kreng, dit uitwerpsel, deze beschuldigde schuldig aan desertie, opruiing, doodslag en moord heeft het internationaal gezag van ons volk ondermijnd, hij heeft geknaagd aan de grondvesten van onze republiek, hij heeft Vlaanderen zelf, in de persoon van onze Voogd, aangerand. Daarom zal ik de wet toepassen, de heilige wet. Niets of niemand zal mij tegenhouden. Ik zal, in de naam van de liefde tot ons volk, een bloedhond zijn voor deze stinkende adder!’ 

Helemaal visionair is dat de zitting rechtstreeks wordt uitgezonden door de reclamezender VVT, de Vrije Vlaamse Televisie, gefinancierd door ‘de benzine Groeninge, de benzine die geurt naar seringen, de benzine met de fut, de benzine van openbaar nut!’ Klap op de vuurpijl is dat reclamespots worden vertoond, op een scherm in de zaal en op de treurbuis, zoals Gerrit Komrij het televisietoestel noemde.
Al bestond de VTM in 1970 nog niet, de reclamezender is niet ver weg, al kan dat evengoed gezegd worden over de VRT, die wat merkplaatsing betreft niet moet onderdoen voor de zender gevestigd aan de Medialaan van Vilvoorde. 

Tand om tand is samen met Het leven en de werken van Leopold II, het politieke luik van Claus’ theatertaal. Het tweede stuk is enkele jaren geleden opnieuw opgevoerd door de KVS. Jammer dat het verkracht en deels geamputeerd werd, maar goed, het is van onder het stof gehaald. Dat verdient het ook want het is best een aardig toneelstuk, net als het eerste trouwens. Helaas is Tand om tand compleet verdwenen van de radar van de Vlaamse toneelwereld. 

Helaas, want ja, nu de politiek het theater instapt – de installatie van de gemeenteraad van Beringen in het OC De Buiting is daar een goed voorbeeld van – en de Belgische politiek van de Wetstraat meer dan ooit een vaudeville is, is het de hoogste tijd dat het theater de politiek ingaat. Wat op zich ook a perfect match is. Dat hadden de Oude Grieken, de bedenkers van het democratisch stelsel, al begrepen. Zo goed dat ze er een festival rond bouwden, een onderdeel van de Dionysiën, die plaatsvonden in de maand Poseideon [december-januari]. 
Aristofanes 

De toneelauteur Aristofanes was een graag geziene gast. Zijn satirische stukken waren regelrechte kritiek op het politiek gedoe van het voorbije jaar. In dat toneelgenre moet Tand om tand gezien worden. Hugo Claus was hierover zeer duidelijk. Ver moet men niet zoeken, het staat op de achterzijde van de kaft: ‘TAND OM TAND is een harde satire. Maar ook een gevoelige registratie van vele latente tendenzen in het hedendaagse leven.’ 

Werkelijk en nogmaals: Politiek en theater: A perfect Match

guido lauwaert
gent, 2019-01-14








dinsdag 1 januari 2019

DE KUNST VAN HET VERRAAD


Kris Peeters in de rol van Richard III 

Elke gedachte, elke daad, elke mens valt te plaatsen binnen het geheel van het gedragspalet. Kris Peeters [CD&V] in dat van Verraad. 

De minister van Arbeid trekt niet naar de Antwerpse gemeenteraad. Alsof dat ooit Peeters’ bedoeling was. Zijn verhuis van Puurs naar Antwerpen was zelfs voor tamme dieren ongeloofwaardig. Honden blaffen als hij ze voorbijtrekt. Ze ruiken dat iemand nadert die onbetrouwbaar is. Dat feit bracht de prachtige, machtige en tegelijk poëtische proloog van Richard III, het titelpersonage van William Shakespeare’s toneelstuk, in herinnering. Een zondagmiddag bleek ideaal geschikt voor een omzetting naar de huidige tijd en de Belgische politiek, met Kris Peeters als verteller. De kunst van het verraad wordt er begrijpelijk door, voor jong en oud. 

guido lauwaert
gent, 2019-01-01 


Kris Peeters in zijn Antwerpse flat 


Kris Peeters:
Nu is de schijn Antwerpenaar te zijn voorbij.
Kan ik weer minister zijn,
in afwachting dat mijn partij
een mooie baan versiert voor mij,
in Europa’s politieke circustent. 

Maar ik…
hoewel niet vertrouwd met oprechtheid,
door de Roomse leer beroofd van de kunst
mijn taal zo te parfumeren
dat mij de volksgunst
in woord en daad toevalt…
verlaat de stad aan ’t Scheld zonder te verhuizen,
wars van het gevoel verraad te zien als kwaad. 

Politiek draagt sinds zijn ontstaan
de kunst in zich wat fout is
naar eigen baat toe te staan.
Desnoods zijn eigen schaduw te ontslaan.
Wie heersen wil moet zich béheersen,
gevoelloos en bijzonder koel. 

Europa’s hoogste bestuursorgaan,
dat is mijn droom, mijn doel.
De aanzet hiertoe is al gebeurd.
In stilte. Helaas niet stil genoeg
zodat al menig redacteur in zijn blad
de lezer met veel woordenschat
over mijn groots verlangen berichtte. 

Ik heb ontkend.
Helaas, blijkbaar mis ik het talent
een leugen als waarheid te serveren…
naar buiten toe. – Maar diep in mij,  
zie ik het slijmen en het verachten
als dwanggedachten; beide koester ik
als de schelp zijn oester. 

Vijf maanden ben ik nog minister;
meer dan waarschijnlijk tien maanden,
want eenmaal de kiezer koos
zal menig partij-magister
kiezen voor schaamteloos geredetwist.
De partijbelangen zullen
- zonder nevel of mist –
aan zijn wangen hangen. 

Ik zal met duivels plezier deelnemen
aan dit spel van nemen om te geven
en geven om te nemen.
Geen tijdverdrijf dat me zo bevalt. 

Ik ken de kunst van het verraad als geen ander.
Niet langer nog opteer ik de verdediging
van mijn politiek gedrag,
maar kies als Alexander voor de aanval.
Liever schurk dan Turk… kwal dan bal… 

De schijn oprecht te zijn houd ik niet langer op,
gedaan met ideologie, filosofie… stop!
Meer dan voorheen zal ik webben spinnen,
mijn vrienden haten, mijn vijanden beminnen.
Wat ik over hen weet dat ze verzwakt
inzetten, zodat zij niet door mij
maar door het journaille – altijd tuk op een schandaal, 

dat canaille - worden omgehakt.
Dit al en nog veel meer, keer op keer,
met een masker van onschuld en medeleven. 

De vaderlandse politiek wil ik kwijt.
Zo wreed wordt mijn strijd
dat men mij met een keizersnee
verhuist naar Europa’s hoogste pracht,
waar mij kroon en scepter wacht.
Dan kan ik – God zij geloofd! –
de huur van de flat in de Scheldestad
die mij haast politiek worgde,
en mij meer last dan lust bezorgde
opzeggen met opgeheven hoofd.
Adieu Anvers! Goodye! 

Verlangen… duik in mijn diepste kwade aard,
Mijn toekomst – en die van mij alleen –
is mij een verse valsheid waard.
Zo moet het en zo zál het zijn! 



Kris Peeters verlaat zijn Antwerpse flat