maandag 22 januari 2018

LIJMEN in Amsterdam [en Wetteren]

Willem Elsschot 

LIJMEN in Amsterdam [en Wetteren] 
                                [door onze correspondent, Texeira de Mattos]

TdM: Guido Lauwaert is weer onder ons nedergedaald en was bereid tot een interview voor het Algemeen Wereldtijdschrift. Welkom, meneer Lauwaert. U gaat voor de zoveelste maal uw monoloog LIJMEN naar de gelijknamige roman van Willem Elsschot opvoeren. De hoeveelste maal is het nu al? 

GL: Het totale aantal of enkel het aantal keren dat ik de monoloog gespeeld heb in Nederland en zijn buitengewesten? 

TdM: Het totale aantal is interessant, maar vooral naar het aantal keren dat je de voorstelling in onze prachtige hoofdstad bracht interesseert onze lezers. 

GL: Wel, in de gouden jaren tachtig bedroeg het aantal optredens in Amsterdam soms meer dan twintig per maand, en in heel Nederland een veelvoud ervan, meneer De Mattos. 

TdM: Maar dat is dan meer één per dag! 

GL: Dat klopt. Vaak twee schoolvoorstellingen overdag, gevolgd door een avondvoorstelling in het plaatselijk theater. En het gebeurde niet zelden dat ik op zondag een privévoorstelling had ten huize van een welstellend burger met een kast van een villa aan een continentale straat en een flat op de dijk van Knokke. 

TdM: Doe eens een ruwe schatting over het totaal aantal opvoeringen. 

GL: Geen idee, meneer De Mattos. In grafieken en statistieken ben ik nooit sterk geweest. Wat getallen betreft heb ik enkel het incasseren onder de knie gekregen, zonder een krimp te geven. En wat het aantal keren betreft… het eerste jaar hou je de tel bij; kwestie van ijdelheid, zo is de mens nu eenmaal. Maar vanaf het tweede jaar raakte ik de tel kwijt. 

TdM: Omdat je minder ijdel werd? 

GL: Nee! Die is er altijd geweest en zal er altijd zijn. IJdelheid loopt een heel leven met je mee.  

TdM: Om welke reden dan? 

GL: Om welke reden wat? 

TdM: Dat je de tel kwijtraakte. 

GL: O, wel… wegens het groot aantal optredens. Je moet ook geen slapende honden wakker maken.

TdM: Slapende honden? 

GL: De erven, meneer De Mattos! De erven! Goede mensen, daar niet van, maar moet je mensen die geen voet uitgestoken hebben om het werk van de pater familias levendig te houden een cent gunnen? [lange stilte] Zijn we rond? Ik heb nog wel wat anders te doen. 

TdM: Zoals? 

GL: Dat gaat je niet aan, meneer De Mattos. Ook de lezers gaat het niet aan. Niets is meer heilig voor die interviewers, dat betreur ik ten zeerste.  Dat ik vóór de voorstelling al dan niet in de kleedkamer zit met een aardige meid op de knieën is een privékwestie. Wat ik ná de voorstelling doe, een wandeling in m’n eentje door de stad en de sterren tel, ook daar heeft niemand iets mee te maken. Zelfs mijn vrouw mag niet mee… op wandel of in de kleedkamer. Trouwens, zelfs wanneer ik zou willen dat zij daar aanwezig is, zou zij niet verschijnen. We leven namelijk op gespannen voet met elkaar. Zij heeft een grotere schoenmaat dan ik. 

TdM: Maar in de voorstelling is ze wel geïnteresseerd? 

GL: In mijn voorstelling is ze hoegenaamd niet geïnteresseerd. Enkel wat het opbrengt interesseert haar. Weet je, van zodra ik thuiskom vraagt ze wat het heeft opgebracht. Er cash betaald werd… of de som wordt overgeschreven. In het tweede geval, is haar bijkomende vraag of ik wel degelijk háár rekeningnummer heb opgegeven. Zoals nu eenmaal afgesproken was. Ik het podium en zij het kasboek. Maar dat gaat geen mens wat aan. Dat begrijp je veronderstel ik toch wel. 

TdM: Dat is toch keurig geregeld. Hoef je je om het geld niet druk te maken. 

GL: Meneer De Mattos! Daar maak ik me juist wel druk om. Eenmaal zij de buit te pakken heeft, weet ik niet meer waar die aan opgaat. Al heb ik wel mijn vermoedens. Heb ik veel voorstellingen in de maand, koopt zij een halve kleerkast. Is het wat minder dan zie ik haar wel eens twee dagen na elkaar in dezelfde vestimentaire uitrusting. 

TdM: Dat is toch eigen aan de vrouw? 

GL: Telkens ik haar in een andere outfit zie verschijnen, denk ik: Dat heb ik allemaal lekker bij elkaar gelijmd. 

TdM: Ze heeft toch haar eigen inkomsten. Naar ik hoorde heeft ze een goedbetaalde baan. 

GL: Ja, maar waar dát maandelijks bedrag aan uitgegeven wordt, is me een compleet raadsel. Ik heb zo mijn vermoedens, maar dat ga ik niet aan jouw neus hangen… of die van je lezers.
Artiesten die dat wel doen begrijp ik helemaal niet. Je moet je werk en je privé gescheiden houden. Kijk, heb je mij ooit betrapt op het loslaten van confidenties? Bijvoorbeeld dat ik een wijntje of twee lust na de voorstelling, of onderweg naar huis nog even langs een vriendin passeer voor wat ontspanning? Zoiets heb je mij nooit horen zeggen, en dat zal ik ook nooit doen. Tot m’n dood niet. Als m’n vrouw ’s nachts wanneer ik thuiskom – ze wacht altijd op me, vreselijk is dat; de eerste jaren van mijn carrière als acteur heb ik getracht haar te doen inzien dat wachten niet hoeft, het soms kan uitlopen, zo de voorstelling succesvol was en de directie trakteert op een etentje, met aansluitend een laatste ronde in een of andere club… tevergeefs… ik heb het opgegeven haar het bed in te krijgen zonder mij. Als ik dus ’s nachts thuiskom en zij in de salon in haar vertrouwde bergère zit – het is haar tiende al sinds we getrouwd zijn, dan vraagt ze me uit. Dat ik uitgeput ben deert haar niet. Ze moet meteen alles weten. Een paar maal heeft ze gebeld met de verantwoordelijke van de plaatselijke organisatie. Ze maakte zich zogenaamd ongerust; dacht dat me wat was overkomen. Een pijnlijke zaak. Zijn verslag verschilde grondig met het mijne. Bonje, in Huisje Weltevree, dat kan je je wel voorstellen. De rest van die nacht heb ik geen oog dichtgedaan. Dat kwam niet enkel door de spanning, maar omdat het blauw zag. Ja, ze kan soms fors uithalen, die Walkure van me. Nauwelijks iemand die dat weet. Dat wil ik ook zo houden. 

TdM: Dat soort dingen moet je gescheiden houden? 

GL: Gescheiden? 

TdM: Je vak en je privé! 

GL: Streng gescheiden! Over de voorstelling wil ik uitvoerig praten, maar niemand hoeft te weten wat mijn favoriete fragmenten uit het werk van Elsschot zijn. Er zijn grenzen. 

TdM: O, je hebt dus een voorkeurlijst? 

GL: Jazeker! Het slot van TSJIP, bijvoorbeeld. Net als het slot van HET DWAALLICHT. Slaat je plat. Omdat je jezelf of er je eigen toestand in herkent. Beseft dat je ondanks je marginaal leven in wezen toch ook een burgerlijk type bent. 

TdM: Jij… een burgerlijk type… ga weg. 

GL: In zekere zin wel. Wat we uiteraard niet aan de grote klok hangen, nietwaar meneer De Mattos. Het blijft onder ons, mag ik hopen. 

TdM: Eén favoriete fragment wil je toch kwijt… voor onze lezers? 

GL: Ach kom, twee desnoods… waarom niet. Dit raakt toch niet de wijde wereld in. Het is echter moeilijk kiezen. 

TdM: Waarom? 

GL: Elsschot staat geen vrije keuze toe. Geen bladzijde of er is niet een passage die je niet een dingdong bezorgt. Door de mokerslag. 

TdM: Heb je natuurlijk gelijk in. Doe echter een inspanning en kies een favoriet fragment. 

GL: Aááh… het is zo persoonlijk. Omdat je echter blijft aandringen het slot van HET DWAALLICHT. Luister: ‘Nu vooral niet gaan kniezen en niet mee naar Bombay, niet meer op zoek naar het nestje van Fathma, maar gauw weer naar huis met mijn krant om weer plaats te nemen in de kring van die waar ik aan gebonden ben en die mij vervelen, onuitsprekelijk.’
Begrijp je? Je schrijft zo iets en als je klaar bent, vraag je aan je vrouw om te lezen wat je – in het land waar die gouden vogel zingt, hoger dan de leeuwerik – naarstig maar secuur hebt zitten krabbelen. Dat moet toch verschrikkelijk zijn voor haar. De kring die je verveelt. Een vernedering voor de kring en vooral voor de echtgenote. Het is echter niet enkel dat, wat zorgt voor een paukenslag. Heel het fragment is tromgeroffel. Bombay staat uiteraard voor de verbeelding… een ander leven, het leven waar je als jongeman van droomde. Een leven zonder burgerlijk fatsoen, zonder moraal of enig ander kabaal. Fathma… nog eenmaal verliefd worden! Nog eenmaal… de jonge, frisse en liefst frivole vrouw! Dan zal met minder walg weergekeerd worden naar de kring waar je aan gebonden bent. Het laatste woord is het genadeschot… Onuitsprekelijk! 

TdM: Mooi… dank je wel, goede vriend. Onze lezers zullen tevreden zijn. 

GL: Ben je al weg? 

TdM: Ik heb voldoende, ja. 

GL: En een tweede fragment? 

TdM: Als je dat absoluut wilt vertellen, doe maar. 

GL: Met plezier. Mijn dank dat je aandringt. 

TdM: Vlug dan, want dit interview moet meteen naar de redactie. 

GL: Niet zo ongeduldig, meneer De Mattos. Voor Elsschot moet je ruim de tijd nemen. Goed, ik grijp naar LIJMEN. De tweede helft van de tweede alinea van het tweede hoofdstuk, Boorman. De verteller, Laarmans, is aan het woord: ‘Ik had lusteloos achter een vlag gelopen, ‘k weet zelf niet meer ter ere van wie. Een liberaal of iets in die aard. In ieder geval ’n man die wij om de tien minuten moesten toejuichen en die dan telkens met een valse lach aan de omstaanders allerlei beloofde.’ 

TdM: Dat is je favoriet fragment van LIJMEN

GL: Eén van de. Omdat het de evolutie van Elsschot/De Ridder weergeeft. LIJMEN markeert, in de als romanvorm verpakte biografie, de periode waarin hij van zachte idealist naar harde realist transformeert. Er is tot nog toe te weinig aandacht besteed aan de onderhuidse psychologische betekenis van elk boek. Maar goed, dat is zo privé, dat is zoiets persoonlijks dat ik daar mijn vingers niet aan verbrand. Wetenschappers moeten er zich over buigen. 

TdM: Daar ben jij van overtuigd? 

GL: Absoluut. LIJMEN is tegelijk het Verklarend Woordenboek van de zakenman en het masterpiece van de auteur. 

TdM: Alfons De Ridder en Willem Elsschot? 

GL: Met LIJMEN vallen al de stukken van de puzzel van de complexe figuur mooi op hun plaats. En dit wil ik er nog aan toevoegen: LIJMEN is de schelmenroman van Elsschot. 

TdM: Mooi, dan sluiten we af, met je … favoriete fragment van LIJMEN. Die in de voorstelling zit, mag ik veronderstellen? 

GL: Je mag dat veronderstellen, maar ik moet je teleurstellen. Zij zit niet in de voorstelling. 

TdM: O, nee!? Wat jammer. 

GL: Zo jammer is dat niet. Wat in het fragment staat, leg ik in het spel. Want wat je als acteur voor ogen moet staan, net voor aanvang, is dat je betoog overtuigend is. Welnu, het fragment is van wezenlijk belang geweest om van de roman een geslaagde toneelbewerking te maken, én tevens om door de opdracht die erin schuilgaat een ijzersterke voorstelling te maken. En die is ijzersterk. Dat er blijvende vraag is naar de monoloog LIJMEN bewijst mijn gelijk. 

TdM: Mooi, en dan nu het fragment. Uit welk hoofdstuk komt het? 

GL: Business. Hier gaan we: ‘Tracht zelf te geloven wat je vertelt, dan vooral werkt je betoog overtuigend. En de overtuiging, zie je, die moet je er trachten in te krijgen, want dan gaan de mensen soms over tot daden, waar zij een uur later voor zouden terugschrikken.’ 

TdM: En zij gaan over tot daden? 

GL: Had de vriendenkring van meneer Lubberhuizen, meneer De Mattos, mij anders met aandrang gevraagd, na de voorstelling vorig jaar in de Minardschouwburg van Gent, de zaak over te doen in Amsterdam? 

TdM: Nee, helemaal niet! Succes! 

[interview verschenen in het ALGEMEEN WERELDTIJDSCHRIFT voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten & Wetenschappen, 143ste jaargang, nr 17] 

LIJMEN – een monoloog van Guido Lauwaert, naar de gelijknamige roman van Willem Elsschot 

Besloten voorstelling:
zondag 28 januari 2018 – 15 u - zaal TAMBOER, Overtoom 247/A – Amsterdam – een voorstelling voorbehouden aan de ‘Vrienden van De Parelduiker’. 

Openbare voorstelling:
vrijdag 26 januari 2018 – 20 u – De Corridor, Wetteren – België – info & reservatie: 
franky@decorridor.be


maandag 8 januari 2018

PARDON, EXCUSEER



Het meest gebruikte woord van het voorbije jaar, in de politieke en mediawereld, is ongetwijfeld ‘pardon’, of zijn variant ‘excuseer’. 

Een politicus die brutaalweg vluchtelingen terugstuurt naar verzender, zegt pardon, en hij mag op zijn kruk blijven zitten. Een rapper die drie vrouwen schoffeert, en in het verlengde ervan alle andere vrouwen, excuseert zich en hij mag blijven rappen. 

Marktwaarde
Er gaat haast geen dag voorbij of iemand pardonneert of excuseert zich. Of hij / zij werkelijk om vergeving, vergiffenis vraagt voor de gedane zonde is zeer de vraag. Mij lijkt het eerder een manier om in de belangstelling te staan. Is de marktwaarde gedaald beledigt men iemand of iets en de pers juicht. Voilà. De frontpagina wordt er voor afgeveegd en bladzijde twee en drie is gewijd aan de wandaad van de schurk. Mannelijk, vrouwelijk, wel te verstaan. Je moet tegenwoordig heel erg opletten. Een verkeerd woord of de foute keuze en je krijgt een klacht aan je been en een zitje in een praatprogramma aangeboden. 

De hulplijnen
De mediamensen zijn blij met elke belediging. Hoe futiel ook, het verkoopt. En is de gruweldaad de moeite van het aankaarten niet waard, grijpt men snel naar de hulplijnen, ten huize nonkel Google en tante Wiki, en vindt men wel wat om het delict op te blazen. Geen probleem dat het er met de haren bij gesleurd is. ‘t Is een goeie reden om er de volgende dag een nieuw artikel aan te wijden onder de kop ‘Pardon! Excuseer!’
Ook de misdadiger [m/v] heeft geen probleem om door het stof te kruipen. De meesten hebben het ingecalculeerd alvorens ze de belediging de wereld in slingeren. De schurkenstreek is kassa en het mea culpa een veelvoud ervan. Dat weten de mediamensen ook, maar ook zij willen boter bij de vis en hun medium zijn aantal kijk- of luistercijfer halen, want na een maand in het rood bestaat het risico op verbanning naar Sint-Helena.
 

De media beledigen zonder pardon 
Het is een kettingreactie. Een variante op het marsliedje van de Chiro en de Scouts ‘De wielen van de fiets van Piet Paaltjes’. Iemand beledigt iemand, vanaf vijf reacties een artikel, vanaf tien een artikel en een opinie, vanaf twintig een artikel en een opinie en een praatprogramma, vanaf dertig een praatprogramma met een professor Media en een historicus. Vanaf honderd reacties wordt een beroepsprotesteerder er bij gehaald. In geval de schavuit een man is, is dat geheid Cruella de Vil van Vlaanderen, Ma Van Mieghem. Is de belediging gepleegd door een vrouw mag Pa Geubels met zijn slepend spraakgebrek aantreden.
De media pushen elkaar. En de schurk [m/v] vaart er wel bij. Wie doordenkt is dezelfde mening toegedaan. Door het herhalen van het herhalen van het gedane kwaad, slaan de media zelf aan het beledigen. Ze maken de kwetsuur maar erger. Om met Macbeth te spreken [Act Three Scene Four]: ‘Blood will have blood!’ 

Intens triest
Ze moeten de wanhoop nabij zijn, de media, dat ze zich verlagen tot zulke praktijken. Van de pulpbladen  en de VTM verwacht je het, maar dat ook de zelfbenoemde kwaliteitskranten en CANVAS er zich aan bezondigen, is intens triest. Als ze er zich ver van hielden, zouden zelfs de pulppuppies de wanden van de kosmos er niet mee opzoeken. 


Gedrogeerde honden
Elke belediging leidt tot een barnuwcampagne. In de hoop op een hogere oplage, meer lezers en meer kijkers. Het is een tijdelijk fenomeen en zorgt niet - in tegenstelling tot wat men laat uitschijnen – voor meer winst. De cijfers en de feiten tonen het aan; iedereen die achter het behang kijkt, ziet het. De oplage, het aantal kijkers over een jaar bekeken van de zogenaamd betere bladen en programma’s blijft dalen. Was er een stijging zouden ze geen wijnen, cruises, verzekeringen, bedlinnen, citytrips, kerstbollen, hangmatten, luchtmatrassen en bureaulampen moeten verkopen, de betere zenders geen sponsorspots voor en na programma´s uitzenden, geen gedrogeerde hond op de sofa er bij nemen. 

Elk pardon smaakt naar smeerkaas. Er zit meer smeer in dan kaas. 


guido lauwaert
gent, 2018-01-08 


donderdag 4 januari 2018

LIJMEN - Willem Elsschot <> Guido Lauwaert



LIJMEN  
monoloog naar de gelijknamige roman van
WILLEM ELSSCHOT 

Hoewel vorig jaar de laatste voorstelling plaatsvond,
blijven de aanvragen toestromen.
Voor januari 2018 twee in België en één in Nederland.
De opvoering in Amsterdam [zondag 28 januari]
is een besloten voorstelling, voorbehouden aan
DE VRIENDEN VAN DE PARELDUIKER 

De opvoeringen in België zijn openbaar.
De tweede voor de Oost- & West-Vlamingen,
de eerste voor de Brabanders.


Maandag 15 januari, om 20 u 


Info & reservatie: 

www.deschoolvangaasbeek.eu 




Vrijdag 26 januari, om 20 u 



p.a. Massemsesteenweg 21
9230 Wetteren
Info & reservatie: 

www.decorridor.be 

Meer info over Willem Elsschot en de voorstelling volgt na… 

De acteur wenst uitdrukkelijk de gastheren te bedanken voor de jarenlange vriendschap en steun, Johan Braeckman & Hugo De Greef. 


LIJMEN
uit 1923
is de eerste roman
uit de Nederlandse literatuur
met een economisch gegeven
als achtergrond en drijfveer.

WILLEM  ELSSCHOT

Pseudoniem van Alfons Jozef de Ridder,
Belgisch prozaschrijver en dichter
(Antwerpen 7.5.1882 - aldaar 31.5.1960)

Groeide op in Antwerpen
waar hij na enkele jaren atheneum,
werd opgeleid aan het Hoger Handelsgesticht.
Daarna werkzaam op kantoren in Parijs (1907),
Rotterdam (1908-1910) en Brussel.
Na WO I stond hij aan het hoofd van een eigen reclamebureau.

Elsschots literatuur munt uit door een eigen,
onmiddellijk herkenbaar cachet,
waarin achter de laconieke en wrange humor
een sterke bewogenheid schuilgaat.
Het is alsof de hardheid van het menselijke lot
en van de wereld,
zoals hij die uit de praktijk had leren kennen,
hierin wordt afgereageerd.

Beroemde bewonderaars zijn o.m. Simon Carmiggelt,
Johan Anthierens, Vic van de Reijt, Louis Paul Boon
en Hugo Claus.
Werken van Elsschot werden vertaald
in het Engels, Italiaans, Duits, Frans, Pools, Tsjechisch en Deens. 

Hugo De Greef: De cultureel veelzijdige mens Guido Lauwaert komt naar ‘De School van Gaasbeek’ met zijn theatermonoloog LIJMEN van Willem Elsschot.
In de voorstelling zit evenveel Guido Lauwaert als het Elsschot personage Laarmans.
Vele jaren speelde hij deze voorstelling op alle mogelijke podia in Vlaanderen en Nederland.



maandag 1 januari 2018

WAT IS LUIHEID?



WAT IS LUIHEID? 
                                                                voor Lizy en Stijn   
             
Het zal u waarschijnlijk verwonderen, van iemand die niet van luiheid houdt, van een werklustige tout court, een en ander over luiheid te vernemen. 

Luiheid: de schrik van de truckers, van de kappers, van de eindredacteurs, van de bekeerders, van de personeelsbazen, van de kippenfokkers, van de heren en dames professoren, van de hoofdverpleegkundigen, van de dieven en speculanten, kortom, van al wie van aanpakken weet. 
Een dergelijk onderwerp is misschien allerminst geschikt om er een serieuze rede over te houden, wat ik dan ook volstrekt niet beoog.
Ik zal al heel tevreden zijn wanneer ik de luiaardij enigszins kan verklaren, het fenomeen een weinig weet te plaatsen.
Dit lijkt me vooral nodig in een land als België, dat, sinds zijn onafhankelijkheid in 1830, aan initiatief haast ten onder is gegaan.
Ik zou overigens pretentieus zijn, wanneer ik in de mening verkeerde, dat het mogelijk zou zijn het mysterie Luiheid wetenschappelijk bevattelijk te maken.
Dit is onmogelijk en zelfs de luiaards niet gelukt, wat me niet meer dan logisch lijkt. 


Luiheid is een lust.
Luiheid is een levenswijze.
Luiheid is een wijze van zijn.
Luiheid verlangt geen doordachte verklaring of doorwrochte analyse.
Luiheid wijst elke logische verwantschap met werklust categoriek van de hand. Er is geen chemische of organische link te vinden tussen luiheid en werklust. Ze kennen elkaar, van horen zeggen [en dan nog]. Elke vraag naar de essentie van luiheid kan dus niet beantwoord worden.
Het antwoord op de vraag ‘Wat is luiheid?’ laat zich slechts kennen door het wezen van zijn bestaan.
Wie meent dat luiheid gelijk gesteld kan worden met staking, wegdromen, langdurig over zee staren zonder een woord te zeggen, afkeer hebben van initiatief, heeft het verkeerd voor.
De verklaring van luiheid in een woordenboek moet als een wanhoopsdaad worden beschouwd.
Luiheid is een begrip dat zich keert tegen een poging haar belang te minimaliseren of te verheerlijken.
Luiheid wil niets.
Luiheid is zelfs tegen het niets, zoals het ook niet is vóór het iets.
Luiheid is niet – in tegenstelling van wat men mag verwachten – nietsdoen. Dat men ook niet denken dat luiheid ‘niets doen’ is.
Luiheid houdt niet van vragen, en zeker niet van antwoorden.
Luiheid is geen cultuurbegrip.
Luiheid heeft geen wensen, daarom wenst het niet onderwerp te zijn van een toespraak als deze. Dat ik het toch doe komt omdat ik van ‘de luiheid’ hou, al weet ik niet wat het is. 

De luiaard, dames en heren, neemt nooit het woord daar het nu eenmaal in de aard van de luiaard ligt te zwijgen. Hij trekt ook niemand voor of stoot iemand af.
De luiaard zal het worst wezen wat de medemens overkomt.
De luiaard heeft geen mening, niet eens de minste overtuiging.
De luiaard is een voorstander van de individualiteit, al zal hij dat nooit ronduit zeggen en schrijven.
De luiaard heeft een afkeer van de massa, het massale. Toch zal je hem nooit zien protesteren, met een bord rondlopen waarop staat ‘Weg met de massa!’ of ‘Verwerp het massale!’
De luiaard ziet de noodzaak niet in om zich tot een bepaalde politieke, culturele of godsdienstige strekking te bekeren. Hij vindt namelijk dat het waardeloze pogingen zijn om het leven enige zin te geven. Het feit dat de luiaard wat ik beweer niet toejuicht of afkeurt, toont mijn gelijk aan voor de strekking dat de luiaard hoegenaamd geen begrip kan opbrengen.
De luiaard vermijdt tevens het streven naar de filosofische erkenning van zijn bestaan.
Voor de luiaard berust het recht van luiheid – zo meen ik althans – op twee dingen: verbeelding en idee.
De drang enige zin aan het leven te geven, is ontstaan, zo heb ik niet zo lang geleden vernomen van een afvallige luiaard – vanuit de drang van de mens zijn bestaan te verantwoorden, te bewijzen dat hij geleefd heeft. Die drang is evenveel waard als een spuitbus gevuld met verse lucht.
Het bestaan is relatief, niet eens dat volgens de luiaard, maar kom, het kind moet een naam hebben.
De luiaard is vermoedelijk, want zeker ben ik niet, ook niet bereid aandacht te schenken aan de snor van Friedrich Nietzsche, het Leninpetje, het kruis van Christus, de halve maan van Mohammed, de Davidster, de passer en de winkelhaak van de vrijmetselaar. Ze zijn symbolen van een symboliek van tijdelijke waarde.
De luiaard gelooft – let wel, hij zweert niet – enkel bij de luiheid daar zij was, is en zal zijn.
De luiaard weet maar al te best, dat men de mens makkelijk voor een kar kan spannen en die laten trekken, er hoeft niet eens een zweep te worden getoond. Wie voor een kar staat heeft de neiging die te trekken. De luiaard zal je dus nooit vóór of achter een kar vinden, want heel wat mensen zijn meteen bereid om een kar te duwen die niet vooruit gaat, al staat er een troep mensen aan te trekken.
De luiaard ziet – nog steeds volgens mijn bescheiden mening – in elk initiatief een vernedering van het recht van luiheid.
De luiaard speelt geen klarinet, is vermoedelijk een liefhebber van de muziek van Steve Reich en Philip Glass, al wil hij niet weten wie die mensen zijn of vragen naar hun muziek.
De luiaard vraagt niets.
De enige vriend van de luiaard is de kat. Voor hem wil hij een blik opentrekken.
Mijn kat heet Henri, ter nagedachtenis aan mijn goede vriend Henri-Floris Jespers.
De luiaard schrijft geen toespraken. Hij laat die schrijven [en houden] door iemand die de luiheid een warm hart toedraagt. Die het schrijven en houden trouwens niet op zijn verzoek gedaan heeft, en hij zal hem er ook niet voor bedanken. 

Luiheid, aandachtige lezer of luisteraar, is de meest directe wijze om de zinloosheid van werklust te bewijzen. Wie niets doet, kan ook niet iets misdoen. De werklust is, zo heb ik door de bestudering van de luiheid in alle continenten geleerd, een uitvinding van de westerse cultuur. Een aanwijzing daarvoor is te vinden in het verschil tussen de westerling en de oosterling. De westerling staat, de oosterling ligt, en als hij niet ligt dan zit hij. De oosterling staat slechts recht voor het afleggen van een korte afstand. De westerling daarentegen heeft zich bekeerd tot de kunst – in zoverre je van kunst kan spreken - van wandelen, slenteren, marcheren, lopen, hollen, sprinten, zwemmen [in het bijzonder baantjes trekken], hink-stap-springen, hoogspringen, verspringen, kogelstoten, discus- en speerwerpen.
Was een Griekse soldaat niet van het slagveld van Marathon naar Athene gelopen, de westerling, hij lag nog. Door het oprukken van de Griekse beschaving, overgenomen en gecultiveerd door de Romeinen, is sinds het bezoek van de Venetiaan Marco Polo aan Perzië, China en Indië, zelfs de oosterling langzaam recht gekropen. Wat de luiaard ten zeerste betreurt, wat ik me goed kan voorstellen. 

Toch kent de luiaard de werklustige enige positieve kwaliteiten toe. Onder meer om elkaar niet alleen letterlijk maar vooral figuurlijk op te eten. Waardoor, volgens de luiaard, ook de werklust zal verdwijnen. Want wie opgegeten wordt kan niet meer werken. Wat is het gevolg? De luiheid overleeft de werklust.
Voorts stelt de luiaard als positieve waarde ‘karakter’, waarmee hij, die het in grote mate verwerft, op een punt belandt dat hij de schouders ophaalt en denkt: ‘Trekt allemaal uw plan, ik doe hier niet meer aan mee.’
Heel wat mensen die dit doen trekken dan de wereld in om te gaan wonen op een zo goed als onbewoond eiland in de zon. Eenmaal daar gearriveerd gaat het fout. Zij slaan aan het timmeren van een hutje, het fabriceren van een parasol, het afbakenen van een terrein en het surfen. Om al snel de genoegens van dit nieuwe leven te willen delen met zijn medemens. De gelukkigste van het stel belt een journalist en staat hem toe verslag uit te brengen hoe goed het nieuwe leven is en dat hij de juiste keuze heeft gemaakt. De journalist heeft een fotograaf meegebracht. Het artikel en de foto’s worden uitgesmeerd in een bijlage, waarna de eerste nieuwsgierige bermtoeristen arriveren. De nieuwe luiaard is een verloren zoon geworden. Dat wordt maar al te duidelijk wanneer hij een reclamebureau in de hand neemt en een jaar later zich kapot werkt aan de bouw van een hotel. 

Kijk, dat is niet het karakter waar de luiaard van houdt.
Alles wat het pro en contra van de luiheid belicht staat lijnrecht tegenover de onbestaande beginselen van de luiheid.
Luiheid verdraagt geen gebaren, wenst niets te weten over tijd en ruimte, het zijn microben die eerder vroeg dan laat de luiheid aantasten, verzieken, doden.
De luiheid is een kwestie van lui zijn. Het is ronduit idioot te denken dat luiheid een vorm van oblomovisme is. De schepper van Oblomov en zijn dolle avonturen, de zeer gewaardeerde Russische schrijver Ivan Gontsjarov, had hoegenaamd geen idee van wat luiheid precies inhoudt. Hij stond op het verkeerde been en bracht miljoenen mensen op het verkeerde pad.
Luiheid heeft niets te maken met gemakzuchtigheid, traagheid, vermoeidheid, chronische krankheid.
De luiheid vindt zichzelf geen uitwas van wat dan ook, omdat de luiheid nu eenmaal geen opinie heeft.
De luiheid is een onderdeel van het denken maar heeft geen hersens.
De luiheid voert ook geen strijd tegen of vóór de luiheid.
De luiheid is geen verslaving en geen gevolg van slaappoeders of andere rustgevende middelen. De luiheid heeft er simpelweg gezegd, geen nood, geen boodschap aan. 

Ik zou nog uren kunnen doorgaan met de kunst van de luiheid te propageren, maar mijn werklust neemt af. Daarom zal ik mij tot slot beperken tot enige statements: 

Luiheid bestaat niet voor de luiaard, laat dat duidelijk wezen.
Luiheid is niets; is niet eens het niets van het niets!
Luiheid heeft geen idolen.
Luiheid heeft geen helden.
Luiheid heeft geen mislukkelingen.
Luiheid heeft geen moordenaars.
Luiheid heeft geen leger, kent geen oorlog.
Luiheid heeft geen drama, geen komedie, geen tragedie.
Luiheid heeft geen pro en contra.
Luiheid heeft zelfs geen gedachte.
Luiheid heeft geen –isme.
Luiheid is een eeuwigdurend tableau-vivant.
De luiaard vindt deze toespraak ongetwijfeld belachelijk, zoveel is zeker, in zoverre hij weet heeft van begrippen, én - niet te vergeten gevoelens. Het enige gevoel dat de luiaard naar vermoeden en logisch redeneren heeft, is het gevoel van zaligheid. In welke mate is giswerk. Kan men dus beter niet aan beginnen. Temps perdu. 

Hij is het eens met Ludwig Wittgenstein – zonder de laatste grote filosoof van de twintigste eeuw te kennen – dat de laatste zin van diens Tractatus Logico Philosophicus, de verborgen essentie, de suggestieve structuur, de vermoedelijke methode, de meanderende gedachtestroom omtrent de luiheid precies onthult:
‘Waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen.’ 

Ik dank u voor uw aandacht en wens u allen een lui jaar [wat het ook moge betekenen]. 


guido lauwaert
gent, 2017-12-31