dinsdag 28 maart 2017

RIK WOUTERS: Zonnespel


Rik Wouters - zelfportret 

In de Brusselse Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België [KMSK] wordt momenteel het werk van Rik Wouters getoond. De grootste verzameling ooit. Allen daarheen. 

Het is jammer dat de schilder-beeldhouwer – de verist, zoals Paul van Ostaijen hem noemde – nauwelijks in het buitenland bekend is. Buiten het Centre Georges Pompidou in Parijs is er geen museum met wereldfaam dat een werk van Rik Wouters in bezit heeft. Antwerpen, Brussel, Gent, Mechelen en Luik zijn de belangrijkste thuishavens van de kunstenaar, en is er werk van hem te vinden in privécollecties als die van Fernand Huts.
Rik Wouters valt het best te vergelijken met Paul Cézanne. Hij wist zich echter los te wrikken uit de schaduw van de Parijse meester en een eigen bovenzinnelijke te bereiken. 

D’abord 

Rik Wouters [1882-1916] is geboren in Mechelen en een zoon van een meubelmaker bij wie hij als twaalfjarige in de leer ging. Daar leerde hij vooral wat hij niet wilde worden, want het Mechelse meubel had niks origineels. Even Willem Elsschot aan het woord laten met een fragment uit zijn roman Lijmen [1923]. Karel Boorman tracht de meubelhandelaar Charles Van Ganzen een advertentie ter grootte van een tennisveld in het Algemeen Wereldtijdschrift aan te smeren. De man repliceert als volgt: ‘Rommel is het, mijnheer, gemeen fabriekswerk, dat bij duizenden gemaakt wordt. Alles machinaal. In die Mechelse fabrieken gaat het hout er hier in en daar komen de bedden eruit. Louis XV of een andere Louis, wat u maar wilt. … Ikzelf slaap in een ijzeren bed.’ 

Kort voor het einde van de 19de eeuw stortte Rik Wouters zich op de studie van de plastische kunsten, aanvankelijk in zijn geboortestad en vanaf 1900 aan de Academie van Brussel. De kunstschool zei hem niets en toch leverde het hem de kreet van de ziel op. Hij leerde er namelijk Hélène Deurinckx kennen, kortweg genoemd Nel. Door haar drift werd zij zijn zo goed als enige model. Nel vond Mechelen een saaie stad, op het dode af. Adieu Mechelen. In 1905 huurden ze een huis in de Brusselse randgemeente Watermaal. Korte tijd later, in 1907, verhuisden ze naar Bosvoorde, nabij het Zoniënwoud. Dat prachtig groengebied zal hem tot zijn dood blijven inspireren. Ze waren arm en gelukkig. Door de grenzeloze inzet van Nel lukte het haar werk van haar man te exposeren. Weliswaar in groepsverband, maar al snel schiet hij boven de anderen uit, al leidde dat niet meteen tot een boost in de verkoop van zijn werk.
Georges Giroux had een succesvolle modezaak in Brussel, mede omdat zijn vrouw Gabrielle een voortreffelijke modiste was, met een cliënteel in de gegoede en artistieke kringen van de Belgische hoofdstad. Op aansturen van een paar kunstkenners opende hij een kunstgalerie en Rik Wouters was een van zijn jonge lievelingskunstenaars. De steun ging zo ver dat alle aankopen van schildersmateriaal bij de Etablissements Mommen voor Rik Wouters betaald werden door Giroux. Later zou hij Wouters zelfs een maandloon aanbieden, met als voorwaarde het alleenrecht op de verkoop van diens werken. Op korte termijn was dat lucratief voor het jonge koppel, op lange minder, toen Wouters werk in waarde steeg. Giroux was edel en vrijgevig, maar hij bleef een commerçant. 

Rik Wouters was niet enkel een schilder. In 1909 maakte hij zijn eerste sculptuur, algemeen bekend als Het zotte geweld. Het is Nel die alle trossen losgooit. Wouters maakte een gestileerde fragment-opname van een dolle dans. Het beeld staat prompt vooraan, rechts naast de ingang van het Antwerpse Middelheimpark, een beeldenkerkhof – zoals beeldhouwer Roel D’Haese dit museum noemde. De andere beelden van Wouters zijn kleiner maar gedetailleerder, al blijven ze een zekere ruwheid behouden, refererend naar zijn karakter. Niet dat hij als een bulldozer door het leven ging, nee, zijn drift stak hij in zijn werk en kwam zijn talent ten goede. Enige invloed van Auguste Rodin en van de Italiaanse beeldhouwer Medardo Rosso valt te bespeuren, wat hem sierde, want aan de meester herkent men de meester.
Andere kunstenaars waardeerde Rik Wouters bovenmate, in het bijzonder Henri Matisse, Vincent van Gogh en Auguste Renoir, in tegenstelling tot Pablo Picasso, Juan Gris en Wassily Kandinsky, hun werk was niet aan hem besteed. 



Rik Wouters - Nel [ziek en zie de traan] 
Door het maandloon van Giroux kon Rik Wouters in april 1912 naar Parijs gaan. In de toenmalige wereldhoofdstad van de kunst kon hij de werken van zijn geliefde schilders in het echt zien, in plaats van zich te laven aan prentjes in tijdschriften en catalogi. Het verblijf in de Franse hoofdstad beïnvloedde het werk van Wouters, niet zo’n klein beetje. Als zuiver fauvist werd hij expressionist en die evolutie zette zich door toen hij datzelfde jaar naar Venetië trok, Keulen en Düsseldorf. 

Bij het uitbreken van WO I in augustus 1914 werd hij opgeroepen en naar het front in Luik gestuurd. Zijn brieven getuigen van een afkeer voor oorlog en geweld, een scheiding van Nel en vaker klaagde hij over hevige hoofdpijn. Hij deserteerde, vluchtte naar Nederland, werd gearresteerd en soldaat Wouters, Rik, kwam terecht in een interneringskamp in Zeist. Vrienden bezorgden hem schildersmateriaal. Dat bood enige troost, jammer genoeg ging zijn gezondheid snel achteruit, wat de vreugde temperde. Hij leed vreselijke hoofdpijn en begin februari 1915 werd hij in Utrecht geopereerd van een vermeende sinusitis. Het echtpaar Roelfs Harkema nam alle kosten op zich. Door zijn ziekte, die na verder onderzoek kraakbeenkanker blijkt te zijn wordt hij ontslagen uit het kamp en kan naar Amsterdam verhuizen waar Nel zich bij hem voegt. Ze betrekken een appartement op de derde verdieping van de Derde Kostverlorenkade. 

Even snel dan zijn ziekte zich verspreidde, schoot zijn betekenis als schilder-beeldhouwer de hoogte in. De grote erkenning kwam er niet vanuit België. Zoals eerder gewoonte dan uitzondering kwam de doorbraak uit Nederland. In oktober 1915 was er een tentoonstelling van werken op papier in het Rijksmuseum en begin 1916 een eerste overzicht van zijn werken in het Stedelijk Museum, met een tachtigtal werken, onder meer het pas voltooide en beroemde schilderij Rik met zwart oogverband. Steengoede kritieken, dolenthousiast publiek. Het leidde al meteen dat voorjaar tot een licht gekrompen versie van de expositie in de Rotterdamse Kunstkring.
Wouters’ gezondheid verslechterde zienderogen. Ondraaglijke pijn en wanhoop. Een deel van zijn kaak werd verwijderd, wat spreken en eten niet langer mogelijk maakte. Op 11 juli 1916 overleed hij en werd in Amsterdam begraven. Vijf jaar later keerde Nel terug naar Bosvoorde, samen met het stoffelijk overschot. In de tuinmuur liet Nel de steen van Riks Amsterdamse graf inmetselen. Nel overleed in 1971, 85 jaar oud. Tot haar dood heeft zij keurig de belangen van haar man behartigd. 

Alors 

Rik Wouters zoekt het voor zijn onderwerpen dicht bij huis. Hij schildert niet de Sint-Romboutstoren of de Grote Markt van Brussel. Zoals al aangegeven is zijn vriendin en latere echtgenote zijn favoriete model – al zal hij ook kinderkopjes in brons omzetten en James Ensor. De laatstgenoemde kreeg geen beeld als aanbidding, eerder een hint naar een groot voorbeeld, wat sterk tot uiting komt in zijn teken- en schilderwerk. Een zelfde zoektocht naar actie en helderheid, zonder in detaillering te vervallen, een specialiteit van de Oostendse meester. Wouters houdt het bij – grof uitgedrukt – gaten / leegtes in zijn werk, ter verbetering van het belang van licht en ruimte. Het licht moet de aandacht op het onderwerp versterken en de ruimte het imposante. Wouters begrijpt zeer goed hoe klein de mens is en zich van daaruit bescheiden moet opstellen. Zijn werk – zowel de huiselijke als de landelijke taferelen – is een ode aan de schepping. Elk werk van een Wouters is een stilleven, een momentopname. Het merkwaardige is dat het stille en het moment in zo goed als elk werk exploderen, en het meest opvallende in de werken waar hij het houdt bij een sobere stijl. Daarom dat een schets voor een schilderij – een tekening of aquarel – vaak mooier is dan het eindwerk. Er zit tevens een zekere bescheidenheid in zijn werken, waardoor zelfs een werk van anderhalve bij twee meter de indruk geeft van een uitvergroot miniatuur. 


Het allermooiste in het werk van Wouters blijkt de wijze te zijn waarop hij het licht vangt, zonder te vervallen in een pointillisme. Het licht moet de compositie versterken en om dat doel te bereiken mag er een vleugje abstractie in zitten. Voor de kijker levert het een rustgevende tot adembenemende harmonie op. Techniek en theorie liggen dan wel aan de basis van Wouters talent, maar zijn geheel verdwenen. En dat plaatst hem op gelijk niveau met Vincent Van Gogh. Dat Wouters niet dagelijks rijen bezoekers uit alle werelddelen heeft, komt simpelweg omdat hij geen eigen museum en marketing heeft van het niveau als Van Gogh in Amsterdam. 


Rik Wouters - Karnaval te Bosvoorde - ets [proefdruk] 
Rik Wouters heeft zijn leermeesters als Cézanne en Ensor overklast. 

De uitbeelding in zijn werk heeft de enige en juiste belichting. Ze ontstaan uit een haast perfect samenspel van kleur en lijn. Kortom, als geen ander heeft Wouters het zinnelijke als het wezenlijke zonnespel begrepen. Zelfs in zijn huiselijke taferelen en zijn [zelf-] portretten is het licht de dragende factor. 




Envoi 

Deze tentoonstelling is een absolute aanrader. Extra deugd doet de opstelling. Er is onopvallend een opvallende opbouw, een evolutie te vinden en de werken krijgen voldoende witruimte. Het ene werk verdrukt niet het andere. Jammer dat de belichting vaak zwak tot slecht is. Het is het enige minpunt, al zal het menig bezoeker niet weerhouden om de tentoonstelling een tweede maal te bezoeken. Rik en Nel zijn naaste vrienden, en worden het nog meer door deze schitterende tentoonstelling. 

guido lauwaert
gent, 2017-03-28 



RIK WOUTERS  Retrospectieve - KMSK - Brussel - 
10.03 t/m 02.7 2017 - 
dins- t/m vrijdag 10 > 17 u - weekend 11 > 18 u - 
gesloten op maandag en 1 mei 
www.fine-arts-museum.be 

catalogus: 39 euro - 

zaterdag 25 maart 2017

DE ZAAK SLAUERHOFF/COEN


J. Slauerhoff 

J. Slauerhoff staat bekend als dichter en romancier. Wat louter in beperkte kring geweten is, is dat hij ook toneelschrijver was. Die onbekendheid is geen oneer. Eén toneelstuk slechts schreef Slauerhoff, en het werd slechts tweemaal opgevoerd. Vandaar. 

Waarom het toneelstuk Jan Pietersz. Coen. Drama in elf tafereelen van J. Slauerhoff [1898-1936] onder het stof verdween heeft een sterke maatschappelijke geschiedenis. Zij kan samengevat worden in twee woorden: Lafheid en Verraad. 

De kaft van de eerste druk - uitgeverij Stols 
Eenmaal het stuk in boekvorm was verschenen bij Uitgeverij Stols in 1931 [wat al heel wat voeten in de aarde had] werden er pogingen ondernomen om het stuk uit te voeren. Nederland was tot de jaren zestig van vorige eeuw een land met uitermate conservatie daden en gedachten. Daarom dat een opvoering keer op keer zo niet verboden dan wel onder politieke druk afgevoerd werd, zelfs al was het opzet bekend, er subsidie aan toegekend. De goede naam van de Gouverneur-Generaal van Oost-Indië mocht niet beschadigd worden. Indien dat gebeurde zouden de regenten uit die tijd waardigheid verliezen en het moederland nog meer in de problemen raken. Want in tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen begon de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd namelijk niet in 1945, maar al in 1619. De toenmalige bewindvoerder, het titelpersonage, Jan Pietersz. Coen [1587-1629] maakte misbruik van zijn macht, organiseerde massamoorden en hongerde de bevolking uit door hun oogsten te vernielen. 

De kritische bemoeienis van een dichter kon men missen als kiespijn. Pas in 1961 – bij een herdruk van Slauerhoffs Verzamelde Gedichten – werd het plan opgevat diens toneelstuk op te voeren. Na dertig jaar was het eindelijk zover. De voorstelling op 26 oktober had echter geen succes. Niet door de uitvoering maar door de boycot van het gemeentebestuur met als belangrijkste tegenstander de Amsterdamse burgemeester Gijsbert van Hall. Na heel wat gesoebat werd een compromis bereikt: het zou een besloten voorstelling worden en eenmalig zijn. Ondanks het weren van journalisten verschenen er wel kritieken. De meeste waren echter vernietigend waardoor het stuk in een coma belandde. Weliswaar zond de VPRO op 30 mei 1969 het stuk op televisie uit, maar zwaar verminkt. Slechts fragmenten werden vertoond, aan elkaar gebreid met morele praatjes. Een tweede ontwaken uit de coma was ook kortstondig. In februari 1986 was er één openbare voorstelling. 



´Tot op de dag van vandaag zijn die van 1961 en 1986 de twee enige bekende toneeluitvoeringen van Jan Pieterszoon Coen,´ volgens Hein Aalders, redacteur van De Parelduiker. Dit literair-historisch Nederlands tijdschrift maakt zijn ondertitel waar, geleend van Multatuli: ‘Een parelduiker vreest den modder niet’. Diep duikt het in zowel de vuile was als de strijk van de literaire wereld. Het artikel van Hein Aalders bewijst dit ten volle. Heel gedetailleerd vertelt en ontleedt hij met naam en toenaam de geschiedenis van dit politieke toneelstuk van Slauerhoff. Tevens heeft hij oog voor het tweede thema van het stuk, verdrongen lust en verkapte macht. Het titelpersonage is verliefd op een nicht, een beeldschoon meisje van nauwelijks 16 jaar. Omdat hij haar [Sara] niet krijgen kan – getrouwd en gehouden aan een Hollandse belegen kaasmoraal – belooft hij haar aan een weduwnaar op jaren, een dominee bovendien. Sara verkiest echter een jonge officier. Dat zint de stiefvader niet. Een intieme liefdesscène in zijn eigen huis grijpt hij aan om het jonge stel te laten veroordelen wegens ontucht. De jongen tot de strop en het meisje tot een geseling. 

Het tweede thema is verzonnen door Slauerhoff. Daarmee voorzag hij zijn toneelstuk van een kruidige bouillon. Hein Aalders verantwoordt de keuze van dit thema op heldere wijze, maar de details ervan werden toegelicht op de Parelduikermiddag van zaterdag 25 maart in de toneelzaal van de Openbare Bibliotheek Amsterdam [OBA]. Hein Aalders was gastheer, de feestredenaar van dienst was Slauerhoff-biograaf Wim Hazeu en scènes uit het gewraakte stuk werden gelezen en van commentaar voorzien door een paar oudstrijders van de cast van de voorstelling uit 1961, aangevuld met acteur Hugo Koolschijn en regisseur Ger Thijs. De laatstgenoemde had het over de sterke en zwakke theatrale elementen van het stuk en of het nog op het repertoire kan en moet. Ja, dus. Daarvoor was hij ook opgeëist. 

By the way: Zijn pleidooi bracht me een stuk voor ogen waar ik al lang voor pleit om het eindelijk weer eens op te voeren, De familie Cenci van Percy Byssche Shelley. Ook dit stuk draait rond de terreur en vernederingen van de vader wegens de wellust om de dochter, die hij verkracht en door haar vermoord wordt, maar schuldig bevonden wordt aan vadermoord en gehangen wordt. Een thema van alle tijden. 

Vlaanderen heeft geen tijdschrift als De Parelduiker. Het is ook in Nederland het enige tijdschrift dat literatuur en geschiedenis zo sterk met elkaar verbindt. Tevens weet het de bijdragen leesbaar te houden voor de modale lezer, door het ver weg te houden van academisch niveau. Extra aantrekkelijk is van elk nummer een themanummer te maken. Het nieuwste nummer – met het artikel rond Coen van Slauerhoff – draait rond censuur en verbod. Bij het slotwoord van de Parelduikermiddag warmde Hein Aalders het publiek alvast op met te vertellen waar het volgende [dubbel]nummer over gaat… Gerrit Komrij. 

Een persoonlijke noot tot slot. Nederland is niet bang de wandaden als kolonisator blijvend te onderzoeken en er over te publiceren. België kent die cultuur niet. Het zwijgt als vermoord over de wandaden van de politieke en katholieke wereld, en de uitbuiting van zijn kolonie Congo. Er wordt over geschreven, zonder echter partij te kiezen. Het blijft oppervlakkig. Dat geldt zowel voor de Congoboeken van Lieve Joris, het Congoboek van David van Reybroeck, als de vroege romans van Jef Geeraerts. Slechts één auteur heeft duidelijk partij gekozen, Hugo Claus. Niet met een reisverslag, een studieboek, een roman, een gedichtencyclus, maar met een toneelstuk. In 1970, Het leven en de werken van Leopold II

De gelijkenis met dat van Slauerhoff dringt zich op. Niet inhoudelijk, maar omdat de uitvoering van Leopold II op heel wat tegenstand stuitte. Zelfs koning Boudewijn liet zich niet onbetuigd, al liet hij het vuile werk opknappen door enkele leden van het hof, onder verzet van toenmalig hofmaarschalk Herman Liebaers, waardoor de voorstelling alsnog is doorgegaan. In een regie van de auteur door de Nederlandse Comedie van Amsterdam, n.a.v. het 100-jarig bestaan van de Vereniging Nederlands Toneelverbond. Niet in Vlaanderen, maar in Holland!
In 2003 werd een uitvoering opgezet door de Brusselse KVS in een regie van Raven Ruëll. De productie werd bejubeld, behalve door ondergetekende. Het was een zwaar verminkte versie. Het historische juk was verdwenen en de regisseur ging op zoek naar ‘de mens’ Leopold II. Opnieuw lafheid en verraad. Al kan het ook domheid en eigenbelang zijn geweest. 


Envoi: O lezer, mijn prins / prinses: Geen Vlaamse journalist aanwezig op deze gedenkwaardige dag. Een zaterdag en het buitenland! 

guido lauwaert
gent, 2017-03-26 

DE PARELDUIKER – jaargang 22 / nummer 1 / 2017 – Uitgeverij Bas Lubberhuizen – info: www.parelduiker.nl en www.lubberhuizen.nl – te koop in de betere boekhandel 



Boekuitgave: J. SLAUERHOFF : JAN PIETERSZ. COEN
Uitgeverij Aspekt
ISBN: 9789461537683
110 pagina's
Prijs: €17.95 






zondag 12 maart 2017

KITTY COURBOIS IS OVERLEDEN


Kitty Courbois 

Actrice Kitty Courbois is op zaterdag 11 maart 2017 in Amsterdam overleden aan de gevolgen van een hersenbloeding. ‘Een eigenzinnige, bezielde vrouw die het toneel een onvergetelijke stempel meegaf. Een ensemblespeler pur sang die de kunst verstond om als geen ander moeiteloos tussen het theater, televisie, radio en film te balanceren. Een voorbeeld voor velen na haar. Een onvergetelijke ‘grande dame’ van het Nederlandse toneel.’, aldus Ivo van Hove. 

Catharina Anna Petronella Antonia Courbois werd geboren op 13 juli 1937 in Nijmegen. In 1960 studeert zij af aan de Toneelacademie Arnhem, waarna ze debuteert bij de Nederlandse Comedie. In het eerst seizoen speelt ze in De getatoueerde roos van Tennessee Williams de rol van Rosa delle Rose, waarvoor ze wordt genomineerd voor de Colombina (1961). Elf jaar blijft ze bij de Nederlandse Comedie spelen. Daarnaast speelt ze in Vrijdag van en geregisseerd door Hugo Claus. 

Vanaf 1971 speelt Kitty Courbois bij diverse gezelschappen: het Amsterdams Toneel, Zuidelijk Toneel Globe en Baal waar ze in 1979 voor haar rol in Nekrassov de Colombina ontvangt. Tot 1987 werkt ze bij dit gezelschap. 

Wanneer in 1987 Toneelgroep Amsterdam wordt opgericht, vraagt Gerardjan Rijnders haar om bij dit nieuwe gezelschap te komen werken. En tot op heden – sinds 2001 onder de vleugels van Ivo van Hove – was Courbois een van de vaste acteurs. Bij Toneelgroep Amsterdam speelde ze o.a. in Medea (1989), Mooi weer vandaag (1993), Richard III (1994), Klaagliederen (1994), Rijgdraad (1995), Angst en ellende in het rijk van Kok (1999), Oidipous (2001), Sonic Boom (2003), Zomertrilogie (2010), Phaedra (2010), Na de zondeval (2012) en Kings of war (2015).
Gedurende haar hele carrière wisselt Kitty Courbois theater met acteerwerk in film en TV-series af. Zo was ze o.a. te zien in Het ganstermeisje (1966), Een mens van goed wil (1974), Vrijdag (1980) van Hugo Claus, Paul Verhoevens Flesh + Blood (1985), Twee vorstinnen en een vorst (1981), Leedvermaak (1989), De zomer van ’45 (1991) en natuurlijk Op hoop van zegen (1986). In 1992 wijdde het Nederlands Film Festival een retrospectief aan haar. 

Als kroon op haar vijftigjarige jubileum werd de naar haar vernoemde theaterprijs de ‘Courbois-parel’ in het leven geroepen om actrices te eren die gedurende hun jarenlange carrière zowel op de theaterplanken, als in de film- en televisiewereld een onuitwisbare indruk hebben gemaakt bij een breed publiek. In 2010 ontving Courbois het ereteken van verdienste van de stad Amsterdam als blijk van waardering voor haar werk en de monumentale bijdrage die ze aan de Amsterdamse theater- en Nederlandse film- en televisiewereld leverde. 

Courbois wordt vaak genoemd als voorbeeld voor vele jonge actrices. Ook na de pensioengerechtigde leeftijd bleef Courbois acteren: ‘Het vak heeft mij heel veel gebracht, heel erg veel gezelligheid, hard werken, succes en mislukking. Film, theater en tv: met in het bijzonder drama. Ik ben het best in emoties opwekken, drama is mijn favoriet, vooral stil drama. Ik word gezien als een dramatisch type, maar ik vind mijzelf nogal vrolijk.’ 




Niet de hoofdrol maar de dragende rol was Kitty Courbois toevertrouwd als de dochter Christiane in de oerversie van het toneelstuk Vrijdag van Hugo Claus, geregisseerd door de auteur. In een productie van de Nederlandse Comedie vond de première plaats op 15 november 1969 in de stadsschouwburg van Amsterdam. Succes voor zowel de acteurs, regisseur als de auteur. De oerversie wordt nog steeds beschouwd als de meest zuivere, perfecte.
De samenwerking tussen Kitty Courbois en Hugo Claus baarde een intieme verhouding van ruim anderhalf jaar. 

Nadat de passie bekoeld was, bleef er een hechte vriendschap over die gedurende korte tijd bekoelde. De reden hiervoor was de roman Het Jaar van de Kreeft van Hugo Claus, die in 1972 verscheen. Het is een verslag van de verhouding, weliswaar onder andere namen, maar iedereen van de literaire grachtengordel wist meteen wie Pierre was en wie Toni. De heisa die er rond ontstond werd extra aangewakkerd door een uitgekiende reclamecampagne van de auteur. Die begon met een interview met Henk van der Meyden, de roddeljournalist par excellence van De Telegraaf.
In 2016 maakte
Luk Perceval voor Toneelgroep Amsterdam een toneelvoorstelling van de roman. Pierre werd gespeeld door Gijs Scholten van Aschat en Toni door Maria Kraakman. Kitty Courbois hield zich ver van alle tamtam er rond en de auteur was al overleden. De voorstelling kende veel succes en uitverkochte huizen. Ook in Gent, waar Claus, naast Amsterdam, zijn beste werk geschreven heeft. 

guido lauwaert
gent, 2017-03-13


HET VERLANGEN NAAR FRANKRIJK



Foto Michiel Hendryckx
DOLEN – Onderweg in Europa, het eerste fotoboek van Michiel Hendryckx verscheen in 2009. Het is een verslag van een zoekende naar de bevestiging van wat hij al weet. 
In 2014 verscheen Altijd ergens. Een vervolg maar geen verlengstuk van het eerste. De zoekende doolt niet langer maar zwerft van plek naar stek, scheert langs kunst en kitsch en verwerkt de ervaringen in een vrolijk en verfijnd taalspel.
Op 22 maart verschijnt een derde fotoboek, Het verlangen naar Frankrijk. Een gelijknamige tentoonstelling is aan de verschijning verbonden. Van 21 maart tot 11 juni zijn een aantal foto’s met commentaar te zien in de Sint-Baafsabdij te Gent.

Aan de hand van de carrosserie erkent men de evolutie. De drie fotoboeken grafisch en inhoudelijk met elkaar vergelijkend, valt op dat het eerste een monoliet is. Op de voorkaft staan niet de gebruikelijke namen – wel op de rug. De uitgever zorgde voor een wikkel, wat het boek enigszins ontsiert. Vermoedelijk was de auteur / fotograaf het daar niet mee eens. Michiel Hendryckx kennende tracht hij telkens de grondgedachte van een opzet in perfecte staat te presenteren. Bij dolen hoort geen woord en mag geen kras het openingsbeeld – wat de voorkaft toch is – beschadigen. De foto’s hebben ook geen titels of duiding. Die zijn er wel maar te vinden helemaal achteraan. Kleine zwartwit-foto’s, voorzien van een droge titel. Als afsluiter is er een dankwoord.
In de omgang wordt Michiel Hendryckx vaak gezien als een rondlopende tijdbom. Een misvatting. In wezen is hij teder en attent man, een heer in het sociaal en artistiek verkeer.

Titel en naam staan wel op de kaft van het tweede boek. Niet toevallig. Hendryckx wil dat de kijker/lezer dieper binnentreedt in zijn innerlijk kluwen. Slaat men het boek open staat men voor een tweeluik: op de rechterpagina een foto en op de linker een nu eens kritisch dan weer lyrisch commentaar. ‘Dit is de wereld gezien door mijn oog en door mijn ziel en/of hart aangevoeld,’ zo komt het over. De vorm van het boek is panoramisch. Geen cinemascope en ook geen technicolor. De intimiteit is het lichtmoment en het breedbeeld onthult de stemming die voorafging aan de blik op het moment van de klik.

Het derde boek, Het verlangen naar Frankrijk, is het verlangde Frankrijk. De thuiskomst van een clochard de luxe. Niet in een huis maar in zijn landgoed, la douce France, cher pays de son enfance. Geboren in Adinkerke en opgegroeid in De Panne zag hij als kind geen grens maar het beloofde land. Hij hoorde tevens dat land, want Vlamingen zijn vertaalde Fransen, in denken en doen. Wat meer is, hij hoorde dat land zingen, want het Frans wordt niet gesproken maar gezongen. Het motief van Avignon verschilt met dat van Duinkerken maar de melodie is gelijk.
De taal van Molière en Voltaire is Hendryckx blijven fascineren. Mede omdat het ’s morgens uit de Franse grond opstijgt, ‘s middags over de velden zweeft en ’s avonds van de terrasjes en uit de huizen rolt.

In het aan zichzelf beloofde en veroverde land kocht Michiel Hendryckx ooit een huis. Niet om er zich in terug te trekken bij nood aan rust, want die is er niet. Zijn drukte is zijn rust. Zijn huis is dus geen buitenverblijf, maar een oord waar op net dezelfde wijze geleefd en gewerkt wordt als in zijn Gents burgerhuis. Het enige verschil is dat het Franse huis een hoofse buiging is aan het land, terwijl het Vlaams-Belgische het ‘ouderlijk’ nest is. Telkens hij voor enkele dagen, weken weerkeert naar zijn Franse huis, is het eerste wat hij bij aankomst doet, het raam openen van zijn slaapkamer en roepen ‘Vive la France!’ Hij beschouwt het Franse huis als een hotel. Alle vrienden zijn er welkom. Hij noemt het zijn Maison d’amis.

Het verlangde Frankrijk heeft Michiel Hendryckx gevonden. Het verlangen naar Frankrijk is daar een bewijs van, een fotografische en taalvaardige getuigenis onder ede verklaard.
Veel Vlamingen hebben een huis in Frankrijk. Van Claus tot Kloot, bij wijze van spreken. Geen huis in Holland, je kan er enkel – om een scheve verbuiging van een woord van Gerrit Komrij te gebruiken, veraardappelen. Trouwens, wat hebben de bourgondische Vlamingen te zoeken bij, zoals Cabaret Pepijn zong, het volk van melkende meisjes en beterweters?

Michiel Hendryckx is met zijn derde fotoboek thuisgekomen. Elk verblijf, elke foto met commentaar straalt de meerwaarde uit van een land dat van in de Middeleeuwen Vlaanderen als een wingewest zag, maar het tevens karakter, stijl en cultuur schonk. De generatie van Franstalige Gentse dichters is daar een gevolg van. Michiel Hendryckx sluit zich met Het verlangen naar Frankrijk aan bij de ridders van Jeanne d’Arc en de vriendenkring van François Mitterand.
Dit boek is voor alles, om het in de woorden van Michiel Hendryckx te zeggen ‘een schaamteloze liefdesverklaring’.

guido Lauwaert
gent, 2017-03-12

HET VERLANGEN NAAR FRANKRIJK
Foto’s + beschouwingen: MICHIEL HENDRYCKX
Uitgeverij Hannibal
www.uitgeverijhannibal.be

Formaat: 35,9 x 27 cm
Aantal bladzijden: 240
Afwerking: hardcover
Verkoopprijs: €39,50
ISBN 978 94 9208 196 4
Nederlandstalige uitgave

TENTOONSTELLING
Locatie: Sint-Baafsabdij – Gent
van 21 maart tot 11 juni 2017 





zaterdag 11 maart 2017

SEID UMSCHLUNGEN – LAAT U OMARMEN





Voor de derde maal op rij wil Johan Simons dat u zich laat omarmen. Het is ook de laatste maal. Tenminste als intendant van de Ruhrtriiiennale [geen verschrijving]. Woensdag 8 maart werd het programma voorgesteld. Het ziet er zeer fraai uit, bijzonder fraai zelfs door de grote inbreng van Vlamingen. 



Naar jaarlijkse gewoonte heeft de Triiiennale een ondertitel. Simons koos voor zijn derde editie de openingswoorden van Friedrich von Schillers gedicht Ode aan de vreugde: FREUDE, SCHÖNER, GÖTTERFUNKEN. Opzettelijk staan de drie woorden van de eerste versregel gescheiden, want Simons vroeg zich in zijn welkomstwoord af ‘of deze ideeën ons nog hoop kunnen geven in de huidige tijd?’
Vreugde, schoonheid en godenvonken [ideeën] vormen de basis van de kunst, de enige weg naar de vrede voor de mens, op weg naar de toekomst. 

Genoeg gemoraliseer, op naar de wereldpremières van het programma, gespreid over anderhalve maand, van half augustus tot eind september 2017. 

Luk Perceval presenteert HUNGER, het derde deel van zijn ‘Trilogie meiner Familie’, naar de boeken van Emile Zola. Liefde, Geld en Honger zijn de sleutelwoorden van de opkomst en de neergang van een familie zoals Zola ze beschreef in zijn monumentale romancyclus Rougon-Macquart. De voorstelling wordt apart gebracht én… samen met de twee andere, goed voor een marathon.
Ook Ivo van Hove brengt, met Toneelgroep Amsterdam, het slotstuk van zijn trilogie, gespit uit de boeken van Louis Couperus. Na De stille kracht en De dingen die voorbijgaan is er de enscenering van Kleine zielen. Wat opvalt is dat Van Hove net als Perceval gekozen heeft voor een evolutieproces. Speelt het eerste stuk zich af in Indonesië, het tweede deel in Den Haag, is de plaats van handeling van het derde deel een voorstad, waar de familie uit armoede naartoe is moeten verhuizen. Gesteld mag worden dat de drie producties te vatten zijn in drie woorden: Geboorte, Leven en Dood. 

Wat ongetwijfeld een historische dansvoorstelling zal worden is de productie van Anne Theresa De Keersmaeker. Vijf dansers van Rosas verbeelden de zes cellosuites van Bach. De muziek wordt live uitgevoerd door Jean-Guihen Queras. Ze werden eerder uitgebracht door het prestigieuze platenlabel Harmonia Mundi en die opname werd onder de prijzen bedolven.
Uiteraard mocht Philippe Herreweghe niet ontbreken. Collegium Vocale Gent brengt onder zijn leiding Monteverdi’s Maria Vespers, een verzameling avond- en misgebeden voor stemmen en instrumenten door de componist geschreven voor de renaissancepaus Paulus V [Camillo Borghese].
En wie we daar hebben! Onze vriend Maurice Maeterlinck. De op zijn toneelstuk Pelléas et Mélisande gebaseerde opera, gecomponeerd door Claude Debussy, wordt gedirigeerd door Sylvain Cambreling. Voor de regie tekent Krzysztof Warlikowski, artistiek directeur van Nowy Theatr uit Warchau. Zijn regies zijn gewaagd, niet altijd geslaagd, maar zelfs in een mindere bui weet Warlikowski de Hoek van Verrassing te vinden, zodat je altijd stof tot conflictueus napraten hebt. 

Meg Stuart/Damaged Goods, Blindman, Philippe Manoury/Elfriede Jelinek en Richard Siegal zullen blinken met nieuwe producties. Vage omschrijvingen van de producties staan in de persmap en werden toegelicht, maar het fijne zal maar bij de première te zien zijn, want ze zijn nog volop in wording. Dat geldt zeker voor Elfriede Jelinek die voor elke nieuwe voorstelling waarvoor zij het script schreef, tot de generale via videoverbinding, stapels vol getikte pagina’s blijft leveren waaruit vervolgens de regisseur met zweet en speed de essentie moet vissen. 

Johan Simons zelf pakt uit met Cosmopolis, een totaalspektakel gebaseerd op de gelijknamige roman van de Amerikaanse auteur Don DeLillo. Centraal in de roman, het spektakel, is de vraag, of we kunnen ontsnappen aan de totale ondergang. De Apocalyps waarin economie, financiën, politiek en kunst een morele rol spelen. Simons kennende mag een overdonderende locatievoorstelling verwacht worden. Een productie opgezet door de Ruhrtriennale zelf, i.s.m. het NTGent. De voorstelling zal later op het jaar te zien zijn in Gent, locatie bij het ter perse gaan nog niet bekend. 



De voorstellingen zijn gespreid over de voornaamste steden van het Ruhrgebied – Bochum, Dinslaken, Dortmund, Duisburg, Essen, Gladbeck en Mülheim an der Ruhr. Het waren de centrumsteden van de Duitse economie, gebouwd op kolen en staal. Door de sluiting van de mijnen en het verval van de staalindustrie is het niet het leukste gebied van Duitsland. Essen is zowat de lelijkste stad van de wereld. Het heeft uiteraard te maken met de zware bombardementen van WO II, maar de heropbouw van andere steden, Berlijn voorop, is wel geslaagd. Waarom dat niet met Essen het geval is, is een vraag waarop niemand een antwoord heeft. 

Het merkwaardige is echter dat heel wat geld gepompt werd in de ombouw van leegstaande fabriekspanden en hun terreinen, met respect voor het verleden. Daardoor zijn ze omgevormd tot industriële kathedralen. Door kunst en cultuur voorop te stellen zijn pretparken tot nut en vermaak ontstaan met stijl en klasse. Het zijn oorden waar alle lagen en generaties van de bevolking troost en hoop vinden in bange tijden.
Vlaanderen en Gent in het bijzonder, verlegen als het zit om zalen, met voorop een steengoede concertzaal, zou aan wat in de Ruhr gerealiseerd werd een lesje kunnen leren. 

Wie nog zoekt naar steengoede culturele uitstappen in augustus en september is dit festival een absolute aanrader. De hotels vallen mee en de toegangskaarten zijn niet duur. Echt een sociaal gebeuren.
Tot slot: Vlaanderen is prominent aanwezig, zoals overduidelijk blijkt uit het programma – details op de website, want het programma is meer dan ‘grote’ namen. 
Eén naam mag echter niet onvermeld blijven, Gerard Mortier. Hij is de inspirator en stichter van de Ruhrtriennale. Weer eens blijkt dat Mortier een man was van het totale kunstpakket. Hij friste niet enkel de kunst voor de elite op [de opera], maar ook voor de kleine cultuurconsument. Met een festival als de Ruhrtriennale wilde hij met wat men de ‘burgermens’ noemt, via de weg van de speelsheid opvoeden. 
Heeft hij al een straatnaam in onze hoofdstad, en een avenue in zijn geboortestad Gent? 

guido lauwaert
gent, 2017-03-11 

RUHRTRIIIENNALE – www.ruhrtriennale.de 

De bedrijfswagen van de intendant, Johan Simons
foto Filip Schils 

ODE AN DIE FREUDE 

Originele tekst uit 1785: 

Freude, schöner Götterfunken,
Tochter aus Elysium!
Wir betreten feuertrunken,
Himmlische, Dein Heiligtum.
Deine Zauber binden wieder,
Was der Mode Schwert getheilt,
Bettler werden Fürstenbrüder,
Wo Dein sanfter Flügel weilt.

Rettung von Tyrannenketten
Grossmut auch dem Bösewicht,
Hoffnung auf den Sterbebetten,
Gnade auf dem Hochgericht!
Auch die Toten sollen leben,
Brüder trinkt und stimmet ein,
Allen Sündern soll vergeben,
Und die Hölle nicht mehr sein.


Nederlandse vertaling: 

Vreugde, grote godenvonken,
Dochter uit Elysion!
Wij betreden vurig dronken,
Hemels uw heiligdom.
Toverdraden zullen binden,
Wat de conventie had gekliefd,
Geuzen worden prinsenvrienden,
Waar je brede vleugel wiegt.

Tirannieën te verderven
Neerslaand hoogmoed der booswicht,
Hoop tot op het bed van sterven,
Op genade van het hoogste Hof!
Ook de doden zullen leven,
Broeders drinkt en wees akkoord,
Alle zondaars te vergeven,
En de hel gaat overboord.




donderdag 9 maart 2017

OPROEP





Tournee Generale heeft zijn maand gehad en naadloos is hij opgegaan in de Maand zonder Vlees. De twee overlappend heb je de Week van de Vrijwilliger. Over drie weken begint ongetwijfeld de Maand zonder Vis. In mei heb je de Nacht van de Student, het Uur van de Waarheid, Een Minuut Stilte voor dit of voor dat. 

Kortom, geen maand, dag, uur, seconde gaat voorbij of er valt wat te vieren. Voor elk wat wils. Sint-Valentijnsdag, Dag van de Grootouders, Dag van de Klant, Dag van de Middenstand, van de Klassieke Muziek, Museumnacht, Prinsjesdag, Koningsdag, Nacht van de Vrijzinnigheid, Vlaamse Feestdag, Belgische Feestdag, Week van de Onderwijzer, van de Fietser, Dag van de Dokters, van de Professoren, van de Apothekers, van de Tandartsen, van de Verpleegkundigen, van de Hoofdverpleegkundigen, van de Patiënt, Complimentendag, Maand zonder Vloeken, Dag van de Gesneuvelden, Dag van de Collaborateurs, Dag van de Vrede, van de Oorlog, Nacht van het Paard, Dag van het Kalf, de Vijfentwintig Uren van de Waanzin, Internationale Vrouwendag, Internationale Bierdag, Bedrijvendag, Internationale Dag van het Handschrift, Week van de Smaak, van de Geur,van de Bergen, van de Zee, de Elfstedentocht [zie onderaan: cinema], de Zesdaagse van De Panne … je kan het zo gek niet bedenken of het bestaat. Als je er geen enkele wilt missen moet je bij de pinken zijn en heb je geen tijd meer om een boek, laat staan een krant te lezen. 

Tel daarbij de Gentse Feesten, de Lokerse Feesten, de Mechelse Feesten, Paasfeesten Leuven, Pinksterfeesten Bornerbroek [2 t/m 5 juni 2017], het Festival van Vlaanderen, het Theaterfestival, het Kunstenfestival Dranouter, Rock Werchter, Rock Zottegem [ik verzin het niet: 7 t/m 9 juli], Gent-Jazz, Jazz Middelheim, Brussels Jazz Festival, Festival Dranouter, Kunstenfestivaldesarts, Klarafestival, Last Night of the Proms, de Nekkanacht, de Kerstmarkten, de Ronde van Vlaanderen, van Frankrijk, de Giro en de Vuelta, de Olympische Spelen, de tennistornooien, pingpongfestivals, voetbalkampioenschappen… 

Bovendien hebben de kerkelijke hoogdagen aan geloof ingeboet, maar niet aan feestgedruis. Van waar toch de wens om elk moment - of het nu kort of lang duurt - in de verf en de bloemen te zetten? Het wordt werkelijk te gortig. Opvallend is daarenboven dat al die initiatieven niet ontsproten zijn in het erwtenbrein van Jan Modaal en Marie Kabaal, maar door wat men ontwikkelde mensen noemt. Is het uit angst, uit wanhoop, tegen de eenzaamheid? Er zal wel een commerciële bedoeling achter schuilgaan, maar het kan toch niet dat 99% van de Vlamingen zich overgeeft aan de vele Feesten, zich er als het ware instort, zonder het besef dat er geen dag overblijft waarop de stilte gerespecteerd wordt. 

Ai! Breng ik daar misschien een koppel imbecielen op de gedachte om een Driedaagse van de Stilte te organiseren. Sta mij toe die sukkels te waarschuwen: er zullen veel mensen gek van worden, daar durf ik mijn fortuin onder te verwedden. Stilte is gevaarlijk. Stilte komt overeen met het adem scheppen van een drenkeling.
Het gekke is dat de drang naar feesten geen uitvinding is van het christendom. De vier andere wereldreligies hebben hun feesten en festivals: het hindoeïsme, de islam, het jodendom en zelf de enige religie zonder god, het boeddhisme. Ja, je hebt natuurlijk ook de vrijzinnigen. Zij hebben weliswaar geen god maar wel helden, waar ze een godenverering voor over hebben. Die moeten dus ook worden gevierd. Honderd, tweehonderd jaar geleden geboren, gestorven, ongelukkig getrouwd, gelukkig gescheiden... Ontslapen in de Leer van Lenin, Mao, Plato, Voltaire, Einstein, Steinway, Freud, Nietzsche, Henry Ford, Andrew Hussey en David Hume. 

Top of de waanzin is dat de vrij zinnige mensen – zij die een hekel hebben aan kerstballen, paashazen, toeters en confetti – niet nee zeggen tegen een vrije dag of stiekem toch zappen van feest naar festival. Ze zullen zelfs aanwezig zijn om het lint door te knippen, een openingswoord te houden of een voorwoord te schrijven voor het feestprogramma dat in vierkleurendruk verschijnt. 



Volgens de Franse socioloog Émile Durkheim [1858-1917] heeft de onstilbare honger naar feesten te maken met de drang naar een gezamenlijke opwinding, geboren vanuit de clanvorming en verheerlijking ervan die leidde tot een sociale organisatie. Dat wil ik best geloven, maar heeft de evolutieleer dan niets uit de logica geleerd? ‘In onze taal is een hele mythologie vastgelegd,’ volgens Ludwig Wittgenstein. 



Daar moeten we met de jaren toch greep op gekregen hebben, je hoeft er zelfs geen wetenschapper voor te zijn. Maar het is niet gebeurd! Blijkbaar blijven we wat betreft de drang tot het organiseren van festivals en feesten vastgekleefd aan de prehistorie. Een dwanggedachte, als u het mij vraagt, en een infantiele neiging, zonder dat u het mij vraagt. 



Is het u trouwens ook al opgevallen dat geen festival of feestdag de wereldvrede naderbij heeft gebracht, voor een betere verstandhouding onder de mensen heeft gezorgd. Het tegendeel is het geval. Ze hebben enkel nieuwe Torens van Babel gebouwd. Daarom wordt bij deze opgeroepen tot het afschaffen van alle feesten en festivals. Allemaal. Op de Dag van de Arbeid wordt er niet gerust, maar gewerkt. De feestnaam vraagt er toch om? 

guido lauwaert
gent, 2017-03-10 

Extra! Feestlied - Elfstedentocht door Drs P 





vrijdag 3 maart 2017

WE FREE KINGS: Een jazzballet



Wim Opbrouck [l] & Wilfried de Jong - foto Stephan Vanfleteren 

Nachtgeluid uit de brousse. De jazz van de vogels. Klinkt honderd minuten lang. Met een dreigende paukenslag in de verte, de verte, zo nabij. Terwijl de toeschouwers plaatsnemen is de oerjazz er al. Bij het ontwaken van de dag maakt de paukenslag plaats voor twee mensen, acteurs die geen acteurs willen zijn, maar spelers. Met hun ontwakende stemmen, gebaren, houdingen vinden ze wat ze willen zijn in hun oerwoud, hun speeltuin, Free Kings. 

Niet toevallig is de titel van de verklarende tekst in het programmaboekje ´Een dag in de repetitieruimte van We Free Kings´. Elke voorstelling is een repetitie, het herhalen van het gedane goed, het verschil zit hem in de nuance. Zoekend het eigen zoeken. 

Wanneer de ochtend ontwaakt sleept de ene speler [Wilfried de Jong] de andere op, de langslaper [Wim Opbrouck]. Hij port hem wakker, om samen te spelen. Een evolutieproces. De mens is een dier, net zoals een dier de mens is. Het ene dierenverhaal volgt op het andere. Van de slak over de geit tot het hert, de bok met een gewei als wapen en kroon. Het hijgen van het hert ontaardt in grappen en grollen, tot en met een scabreuze variatie – naar het einde toe, als de avond naderbij sluipt – op een versregel uit een gedicht van Alice Nahon, ‘’t Is goed in eigen hert te kijken / Nog even… ‘ 

Tussen de ochtend en de avond, een palet aan scènes waar gaandeweg een dunne, strak gespannen draad is in te vinden. De ontwikkeling van het schepsel dat dier was en mens werd. Met op de bodem de dansvloer van het leven. Het primitieve gehuppel ontwikkelt zich via wild getrappel tot een ballet, met net ervoor een referentie naar een poging tot revolutie. Amsterdam, 10 maart 1966. Op weg van het stadhuis op de Dam – waar het burgerlijk huwelijk plaatsvond, en de Westerkerk van Amsterdam – voor het kerkelijk huwelijk, spat een rookbom uiteen op de koets van prinses Beatrix en Claus von Amsberg. Onder de free-jazz van het rumoer is Ramses Shaffy te horen met We zullen doorgaan

De overgang. Van de rellen naar de balletzaal, waar de twee spelers [noem ze geen acteurs] dansen met een dranghek. Het doet denken aan de film An American in Paris, waarvoor Gene Kelly een balletscène had gemaakt voor zijn tegenspeelster Leslie Caron. Een dans met een stoel die iets te erotisch was voor de Amerikaanse censuur, maar mits een paar aanpassingen toch het doek heeft gehaald. Wim Opbrouck en Wilfried de Jong hebben het erotisch element behouden, geen moment echter ontaardt het in een vulgair spel, integendeel, de dans vormt het hoogtepunt en is tevens het slot van het repetitieproces als voorstelling. Wat blijft nazinderen is hoe elegant Wim Opbrouck danst. Puur genot voor het oog. 

We Free Kings is van begin tot eind een jazzballet. Verrassend, kleurrijk en vertederend. Diepe indruk maakt het mooiste hedendaagse gedicht, Lamento, van Remco Campert [zie onderaan], net als het gebruik van het achterdoek als een gordijn levendig in de goede vrolijke zwoele laatmiddagwind. Ook de liederen, met eigen instrumentale begeleiding – Wilfried de Jong met contrabas en Wim Opbrouck met zijn onafscheidelijke trekharmonica – zijn puur delicataménte. 

Foto Stephan Vanfleteren 

Een stijlvolle, verfijnde voorstelling, We Free Kings, zoveel is zeker. Een ruiker gemaakt door twee spelers voor wie het theater een circus in een oerwoud is, én een droomkasteel als pretpark. Ze leggen hun hoofd met plezier op het kapblok. Deze productie verdient een lang leven en een plek op het Edinburgh Art Festival, de troonzaal van het Fringe Theatre. 

guido lauwaert
gent, 2017-03-03 

WE FREE KINGS ****  
Concept & spel Wilfried de Jong & Wim Opbrouck
Productie NTGent
Speeldata en info: www.ntgent.be
Vanaf maandag 6 maart Handelbeurs Gent

Lamento 

Remco Campert 

Hier nu langs het lange diepe water
dat ik dacht ik dacht dat je altijd maar
dat je altijd maar

hier nu  langs het lange diepe water
waar achter oeverriet  achter oeverriet de zon
dat ik dacht dat je altijd maar altijd

dat altijd maar je ogen  je ogen en de lucht
altijd maar je ogen en de lucht
altijd maar rimpelend  in het water rimpelend

dat altijd in levende stilte
dat ik altijd zou leven in levende stilte
dat je altijd maar  dat wuivende oeverriet altijd maar

Langs het lange diepe water  dat altijd maar je huid
dat altijd maar in de middag je huid
altijd maar in de zomer in de middag je huid

dat altijd maar je ogen zouden breken
dat altijd van geluk je ogen zouden breken
altijd maar in de roerloze middag

langs het lange diepe water  dat ik dacht
dat ik dacht dat je altijd maar
dat ik dacht dat geluk altijd maar

dat altijd maar het licht roerloos in de middag
dat altijd maar het middaglicht  je okeren schouder
je okeren schouder altijd in het middaglicht

dat altijd maar je kreet  hangend
altijd maar je vogelkreet  hangend
in de middag  in de zomer  in de lucht

dat altijd maar de levende lucht dat altijd maar
altijd maar het rimpelende water de middag je huid
ik dacht dat alles altijd maar ik dacht dat nooit

hier nu langs het lange diepe water dat nooit
ik dacht dat altijd dat nooit dat je nooit
dat nooit vorst dat geen ijs ooit het water

hier nu langs het lange diepe water dacht ik nooit
dat sneeuw ooit de cipres dacht ik nooit
dat sneeuw nooit de cipres dat je nooit meer