dinsdag 26 juli 2016

HET EXECUTIEPELOTON




HET EXECUTIEPELOTON 


De vzw Trefpunt, huizend Bij Sint-Jacobs, is in het hart getroffen. De minister van Cultuur, de voormalige bierkoning Sven Gatz, heeft de subsidie geschrapt. Van jaarlijks 92.000 naar nul euro. Hoe het verder moet met de troonzaal van de Gentse Feesten is zeer de vraag. 



Sven Gatz heeft weinig op met kunst en cultuur. Dat is al lang geweten, maar werd nogmaals bevestigd met een botte uitspraak. Tijdens een na-praatje op een debatnamiddag in KANTL op zondag 17 juli deed opperhoofd Guido De Leeuw een voorzichtige poging het debat omtrent de schrapping van de subsidie ter sprake te brengen. Sven Gatz blokte het gesprek af met de opmerking: ‘Ach, probeer van deze laatste Feesten nog iets schoons te maken.’ 

Het bewijst niet enkel een desinteresse voor zijn mandaatgebied, maar tevens dat hij voor het vak Lompheid een diploma Grootste Onderscheiding heeft. Het dossier van Trefpunt was aan de zwakke kant, dat geeft De Leeuw toe, maar zoals men bij een rechterlijke uitspraak in beroep kan gaan tegen een uitspraak, zelfs in hoger beroep, krijgt Trefpunt geen kans verzet aan te tekenen of het huiswerk over te doen. 

Uit goede bron is geweten dat minister-president van de Vlaamse regering, Geert Bourgeois aan Sven Gatz duidelijk heeft gemaakt dat er flink moet bespaard worden en dat daar geen discussie over kan bestaan. Sven Gatz heeft daarom, uiteraard m.m.v. zijn adviseurs – wegens minieme kennis van de cultuursector, gekozen om de zwakkeren de genadeslag te geven en de culturele instellingen in zijn kiesgebied Vlaams-Brabant te sparen.
Trefpunt is maar één voorbeeld hoe de hakbijl van Gatz heeft gezorgd voor veel bloed, zweet en tranen. Alle schuld in de schoenen schuiven van Sven Gatz en Geert Bourgeois is echter kortzichtig. De hele Vlaamse regering is verantwoordelijk. Het is niet omdat Cultuur niet onder de verantwoordelijkheid valt van minister van Milieu Joke Schauvliege, of van minister van Onderwijs Hilde Crevits, dat zij niet hadden kunnen ingrijpen. 

Een uitspraak van rustend professor Etienne Vermeersch laat aan duidelijkheid niet te wensen over: 'Het is niet omdat men niet in God gelooft, dat men niet van Bach kan houden.’ M.a.w., de Vlaamse regering is een executiepeloton. 









Alle Vlaamse ministers zijn daarom medeschuldig aan banenverlies bij Trefpunt en – zo de beslissing niet teruggeschroefd of herbekeken wordt, dat de plek waar de betere volkscultuur gedurende 47 jaar streng gehandhaafd werd, zal verworden tot het grootste Vlaamse Worst- & Bierfeest van Vlaanderen. Het meest schandelijke echter is dat artiesten die dankzij de Gentse Feesten hun vormingsjaren met succes overleefd hebben, niet meer – tot hun eigen spijt – zullen kunnen optreden. Een greep uit de mand met bekende namen: Raymond van het Groenewoud, Roland [van Campenhout], Willem Vermandere, Freek de Jonge, Urbanus, Pieter Embrechts en Wim Claeys. Ook de doden mogen niet vergeten worden: Drs. P, Wannes van de Velde, Walter De Buck en Luc De Vos. Maar ook dat het vrije woord geboycot wordt, bij monde van de jaarlijkse Prijs van de Democratie, de Vlaamse Nobelprijs voor de Vrede. In het verleden o.m. uitgereikt aan Maurice De Wilde [1992], Regine Beer [1995], Tom Barman [2007] en Lydia Chagoll [2014]. 

Tevens dat de jaarlijkse dag met de Turkse Gentenaars en hun cultureel palet, niet meer georganiseerd zal worden. De laatste jaren werden ook de verenigingen van ‘de nieuwe Gentenaars’ uit het Midden-Oosten en Oost-Europa, de kans gegeven uit hun kast te komen. Het moge dus duidelijk zijn dat de inburgering van vreemdelingen, voortaan moeizamer zal verlopen, want dat proces is een zaak van generaties. 

De schrapping van de subsidie is, brutaal gezegd, een sociale moord. Trefpunt is een passend voorbeeld, maar de gehele cultuursector werd door de dwaze subsidieronde van Sven Gatz in de verdomhoek geduwd, om plaats te maken voor een consumptiemaatschappij met een verdere vervlakking van de culturele ontwikkeling van het Vlaamse volk.
Niet enkel de VLD is daar verantwoordelijk voor, maar alle partijen. Ze hebben hun ideologie van Jezus van Nazareth, Karl Marx, John Stewart Mill en Moses Hess verraden en de ministers zijn managers geworden ten bate van de plutocratische elite. 

Het lijkt mij niet meer dan normaal dat Sven Gatz, als cultureel voorman van een regering zonder morele scrupules, niet meer uitgenodigd wordt als inleider, lintjesknipper en wat er verder nog bestaat aan paradepasjes in de kunstwereld. 
Staking van invitaties!!! Voilà... de mening van de moralist tegen de kapitalist! 





guido lauwaert


maandag 25 juli 2016

BEKENTENIS UIT HET HIERNAMAALS


Olivetti - Praxis 48 


Beste lezer, 

Bij het opruimen van onze zolder, een typische vakantieklus, vond ik een kist met, naast kartonnen dozen gevuld met z/w-foto's met getande randen en plaatjesalbums van Liebig en Jacques, mappen met korte verhalen. Eén ervan wil ik u niet onthouden. Getikt op een Olivetti, nog steeds in mijn bezit, maar ik kan mij niet herinneren het te hebben bedacht. Nochtans, het is een recent verhaal, gezien de inhoud.  

guido lauwaert 



BEKENTENIS UIT HET HIERNAMAALS 



Sinds ik geen dief meer ben, zit ik met een probleem. Een halve eeuw lang was ik een succesvol schrijver, werd overladen met prijzen waaraan een flink geldbedrag was verbonden. Ik zou nog meer prijzen hebben gekregen had ik die zonder geldbedrag ook aanvaard. Je schrijft namelijk niet voor de jury van een letterkundige vereniging die – zoals elke auteur die naam waardig weet, zelf beter wil worden van je bekendheid – maar om je brood, kaas en wijn te verdienen, je de luxe van wereldreizen en om de vijf jaar een ander huis te permitteren, en vrouwen in je bed te krijgen zonder dat je er achteraan hoeft te gaan. Zulke vrouwen zijn er bij de vleet. Hoe beroemder je bent en hoe meer geldprijzen je hebt gekregen… enfin, om die redenen en om de reden dat je er soms één moet weigeren, met veel pump and circurstance om de media te halen, heb ik mij beperkt tot het aanvaarden van geldprijzen. Ik heb goed geboerd en hoef mij geen zorgen te maken over een oude dag, die voor de deur staat te trappelen. 

Net als een grutter heb ik mij ingekocht bij de uitgever toen die nog maar net zijn zaak had opgestart, in het laatste oorlogsjaar. De kerel heeft niet slecht geboerd. Hij wist tijdig welke jonge buitenlandse schrijvers veelbelovend waren en de meeste hebben een internationale carrière uitgebouwd. Zelden heeft hij zijn broek gescheurd, integendeel; heel wat dure broeken en wat er bij past kunnen kopen. Aangezien ik naast auteur van zijn fonds tevens aandeelhouder was, had ook ik dure broeken, en wat er bij past. Tien jaar geleden is hij met pensioen gegaan, naar Ierland vertrokken, heeft in een atelier een typodrukkerij geïnstalleerd, die hij een kwart eeuw voor zijn pensionering op de kop had weten te tikken [met als pronkstuk een degelpers van Heidelberg], en amuseerde zich met het uitgeven van kleine boekjes met gedichten en verhalen, bibliofiele uitgaven, genummerd en beperkt in oplage. Handwerk, van start tot eindmeet. Er was een markt voor, geen commerciële maar een private zodat de fiscus er niet aan te pas kwam. De opbrengst was een niet onaardige aanvulling op zijn al ravissant aardig pensioen. Ook mij heeft zijn liefhebberij baat gebracht. Een paar maal per jaar gaf hij een kortverhaal uit, of anderhalf dozijn gedichten die ik als cyclus presenteerde. Door dit alles begrijpt u dat hij mijn vriend was, in die mate dat we niet dagelijks bij elkaar over de vloer kwamen, eigenlijk was dat zelden het geval, maar een intense verweven commerciële en literaire band hadden. 

Vijf jaar heeft die alternatieve uitgeverij bestaan. Kanker velde hem in enkele maanden. Vrouwen, alcohol, tabak en casino's hebben nooit een plaats gehad in zijn bestaan. Gokken tast de zenuwen aan, zei hij, en vreemd gaan levert je over aan mysteries en miseries. Hij was een heer van stand, stond meticuleus op netheid, een gezonde keuken – thuis of op restaurant [wat zelden gebeurde], had altijd een nagelknipper bij de hand en gebruikte nooit de verkeerde shampoo. Nog geen twee jaar na zijn overlijden of de uitgeverij werd overgenomen door een multimediaal bedrijf. Ik werd uitgekocht en met dat bedrag heb ik een huis gekocht in een land dat niet tot de EG behoort, zelfs een afkeer heeft van die politieke constructie, zodat de fiscus het nakijken had. 


Heidelberg - Degelpers 




Een zorgeloos leven had ik, ware er dat probleem niet. Niemand, geen professor – een enkel door de overheid erkende wetenschapper – evenmin als een zelfbenoemd kenner of een literaire journalist heeft ooit geweten dat ik niet eens een ordinair schrijver ben. Ordinaire hebben fantasie, die heb ik allerminst. Alles wat ik geschreven heb, en zowat alle genres heb ik beoefend, was jatwerk. Geen Griek, Romein, Verlichter, Elisabeth-aan, Rus of moderne auteur was veilig voor me. Ik ben een leenman, met ruime voorsprong een groter letterdief dan Voltaire, William Shakespeare, Bertolt Brecht en Arthur Miller. Daar schaam ik mij niet voor, ik beken het zonder zweem van schaamte. Au contraire. Ik ben er eerlijk gezegd fier op en mijn hele literaire carrière heb ik mij verkneukeld in het besef dat niemand mij als een dief zag, iemand ooit de link wist te leggen naar een collega uit een ver of nabij verleden. 

Zelfs toen ik mijn memoires schreef, elf delen, zo u weet, waren ze evenveel malen naar de stijl van nochtans veelgelezen en daarom bekende biografen, zoals Winston Churchill, Pierre Assouline, Peter Ackroyd en u kent er beslist zelf een dozijn. Bovendien heb ik heel wat van hun belevenissen naar mij  overgeheveld, wat aan gesleuteld, aangepast aan het dorpse karakter waarin ik heb geleefd – zelfs in de stadscultuur, en waaraan ik heb geparticipeerd, zodat mijn denken en bestaan naar een hoger niveau werd getild. Talent heb ik nooit gehad. Hooguit kun je spreken van een zekere mate van kunde. Een klusser met een materiaalkist. Dat niemand dit ooit door had bewijst dat de literaire kenners en professoren de horizon van een kip hebben. Bij journalisten is het nog erger gesteld: zij hebben een vage kennis van drukletters en kijken vreemd op als je het hebt over een letterkast. 


Letterkast [met uitgeschoven lade] 


Met elk boek, was het een toneelstuk, een dichtbundel of roman, hoopte ik dat eindelijk iemand zou zeggen of schrijven bij wie ik langs was geweest voor de idee, het plot en de structuur. Telkens, na het verschijnen van een nieuw werk waarmee ik de hemel in werd geprezen, groeide het genot over het simplisme van de rechters, filosofen en hun woordvoerders. Bij elke nieuwe generatie maakte de domheid een grote sprong voorwaarts. Tot ik zalig verklaard werd en kort daarop heilig. Eenmaal zover vond ik dat het genoeg was geweest en besloot geen letter meer op papier of wat dan ook te zetten. Een plotse beslissing, te vergelijken met het indrukken of omdraaien van de lichtknop. 

Nu bestaat er een hemel van verschil tussen het nemen van een beslissing en het zich eraan houden. Voortdurend besloop mij de zin om te schrijven. Telkens ik een roman of een wetenschappelijk boek las vond ik dat ik het beter kon, het beter wist of dat de schrijver wel iets kon missen. Dat zijn er niet een klein aantal. Mijn kennis, ook al was die dwaas, zou als een originele visie op een bestaand, aanstormend probleem of maatschappelijke evolutie beschouwd worden. Eenmaal je een zekere status hebt bereikt, ben je niet meer dom of fout. Alles wat je doet dient als voorbeeld en wordt nagevolgd, toegejuicht. Staande ovatie die wekenlang aanhoudt. Interview op interview. Je wordt naar de studio gesleept, ze hangen aan je bel, met een tasje in de hand waarin een fles wijn van een goed jaar zit. Het beperkt zich niet tot de lagere regionen van de critici, nee, het hele peloton van de intelligentsia staat te trappelen. Wat één procent uitmaakt van de bevolking. Het is geen massa en toch werden er dranghekken in mijn straat geplaatst. 

Maar... ik hield stand. Zodra mijn besluit ter ore van de mediamuizen kwam, volgde een nieuwe stormloop. Ik was de meute voor door te verdwijnen. Naar mijn geheime landgoed. Het enige dat ik meenam was een vrouw. Niet om in de keuken te staan, denkt u dat vooral niet. Ik hecht enkel waarde aan het leven met een vrouw aan mijn zijde. Ze inspireert me, veraangenaamt de dag en de nacht. Zelfs al slaap je, er is een verschil in kwaliteit met of zonder een vrouw. Waar u het met me eens zal zijn, en bent u het niet, ga dan elders vissen. Het verblijf op mijn landgoed beviel ons uitstekend. Schitterende natuur, hoge bergpassen in de verte, een boomgaard. Een boerenzoon uit de omgeving deed niets liever dan de handen uit de mouwen steken, omdat ik geen baas was in de werkelijke betekenis van het woord. Hij kwam en ging als het hem uitkwam, kluste, plukte de druiven, vijgen en pruimen, pluimde de kip wanneer die uitgelegd was, kwam om de tien à twaalf dagen met een haas die in een strik kermend was gestorven, onderhield het omliggende terrein en deed de boodschappen. Elke vrijdag betaalde ik hem een vast bedrag. Mijn vrouw, ze kon mijn kleindochter zijn, was gelukkig, en ik ook. Met de omgeving, de toestand en het feit dat ik geen dief meer was. 

Dat laatste, geen dief meer te zijn, is de reden dat ik met een probleem zit. Want pak de mens iets af en hij wil meteen iets als compensatie. Zelfs de man of vrouw die alleen komt te staan, wegens het overlijden van de partner, zal niet altijd naar een andere op zoek gaan, een uitzondering daargelaten, maar blaast de fouten weg en pompt de kwaliteiten op, en aan zulke partenaire immaginaire trekt hij of zij zich op en leeft verder. Gelukkig zijn heeft zijn keerzijde. Mijn geluk kende geen dip of wip, en toch zat ik met een probleem. Geluk en probleem raakten elkaar niet, ze liepen als twee sporen netjes naast elkaar. Geen kans op ontsporing. Het is vreemd, ik wens het u niet toe [hoewel uw toestand mij een zorg zal wezen], maar tegelijk gelukkig zijn en met een probleem zitten blokkeert het denken en bevordert de stoelgang. Besluit u door dit gegeven dat ik met een zowel geestelijk als lichamelijk ongemak zat, heeft u gelijk. Ik ben optimistisch van aard, dus ik dacht, het zal wel loslopen, maar het ongemak bleef bestaan. 



U kent nu mijn probleem, geachte lezer. Geacht omdat ik achting voor u heb, al is dat relatief omdat ik geen mens hoogacht, wat wil zeggen afkering noch waardering ken, wegens weloverwogen beperkingen.
Maar waarom kent u mijn probleem? Aha! Ik had toch beslist geen letter meer op papier te zetten en wat ligt er nu te blinken in uw blik? Een kijk op mijn probleem, juist. Wel, u kent mijn probleem omdat ik dood ben. De dood hoeft zich niet te houden aan de beloften van het leven en heeft een afkeer van elke gewoonte en begrip. In deze nieuwe wereld gearriveerd staat het iedereen vrij te doen wat hem of haar het meest logische lijkt. Het meest logische, wat mij betreft, leek me opnieuw te schrijven. Een beschouwing over mijn probleem, namelijk geen dief meer te zijn leek me het meest voor de hand liggend. Je moet ergens beginnen, herbeginnen. 
Dit lijkt me echt een besluit des levens, zult u zeggen. U heeft gelijk. Ik ben naar schatting vierduizend jaar dood. Al kan het driemaal zoveel zijn. De dood kent geen tijd. Wat er echter wel is, en daar zullen velen onder u van opkijken, een overgangsperiode. 

Goed, maar hoe is dit traktaat dan uit de dood in het leven beland, zodat ik het kan lezen, en dit net gedaan hebt, zult u zich afvragen.
Dat, dat valt niet te verklaren. Wegens de onweerlegbare zekerheid dat er geen solidariteit is tussen het leven en de dood. Het enige wat beide gemeen hebben is het denken, elk op een manier waardoor ze vreemden voor elkaar zijn. Daar moet u het mee stellen. En met de vastigheid dat ik geen dief meer ben, en door dit bericht verlost ben van het probleem.

Mijn naam? Een mens kan niet kiezen voor zijn geboorte, maar wel voor zijn dood. Dat heb ik gedaan op een humane manier. Zoals de wet van de maatschappij het voorschrijft. Zelfdoding zou een vernedering van mezelf zijn geweest. Terwijl de dokter me de fatale injectie gaf, zong de kleindochter van Charles Trenet Le Temps des Cerises
 
Ik heb het lied tot de laatste noot gehoord, want wie denkt dat een dode dood is na de laatste adem, Petrus op waterski’s, die kent het verschil niet tussen… ach, verzin zelf maar wat.
De zintuigen vertrekken eerder dan het denken. Daarover bestaat geen twijfel. Zeker weten. Daar hebben Socrates, Michel de Montaigne, Laurence Sterne en Ludwig Wittgenstein en de toverkol Virginia Woolf me van overtuigd. 
Nog dit, om u nog meer in verwarring te brengen, zowat mij liefste spelletje, ga daar maar van uit. Ik heb in de loop van dit opstel een paar maal gezegd dat ik geen dief meer ben. Werkelijk! Is dat ook zo? Is dit vreemde verhaal eindelijk een origineel werk van me? Dat valt te betwijfelen. Eens een dief… dead or alive. En ben ik het nog steeds, ja, dan zit ik, zelfs in het dodenrijk, dat aardig lijkt op de Tuin der Lusten van onze vriend Jheronimus Bosch, nog steeds met een probleem. Wat mij echter een grote troost biedt is dat ik een leugenaar ben. Ik lieg de waarheid.  




Jheronimus Bosch - de Tuin der Lusten [detail] 





donderdag 21 juli 2016

LOUIS




Niet de koning maar onze kat speelde vandaag een grotere rol in mijn bestaan, 
zoals u uit onderstaand verhaal kan opmaken. 


Veel leesplezier. 





Louis [archieffoto] 



LOUIS


Elke gelijkenis met bestaande mensen of toestanden is volkomen toevallig. Laat dat duidelijk zijn, als u besluit verder te lezen.  


In een buitengemeente van Gent, Oostakker om precies te zijn, woonde een man met de mooie naam Gwido. Hij was niet meer van de jongste toen hij besefte dat jonger blijven een kwestie is van een jongere vrouw. Daarom trouwde hij met een 19-jarig meisje, bijzonder mooi, eentje dat nog niet veel van de wereld had gezien. Hij nam haar mee op reis, zowat de halve wereld rond, toonde haar alles wat hij al had gezien en wat hij bij leven nog wilde zien. In haar aanwezigheid leek het of de nieuwe dingen mooier en indrukwekkender waren dan al wat hij voordien had bewonderd. Het komt door mijn geluk, dacht hij. Een jonge vrouw doet je anders kijken, niet enkel naar haar maar naar de andere mensen en dingen, historische gebouwen en kunstwerken. Ik ben tevreden, mij wacht een prachtige oude dag. 

Na een jaar of vijf werd zij mondiger en stelde al eens een eis, waar hij gretig op in ging. Hij merkte namelijk niet, liefde maakt blind, zoals iedereen weet, dat de manier van eisen hem gewillig maakte, al te gewillig. Bovendien dacht hij dat je om het geluk te behouden al eens een toegeving moet doen. Vrij snel echter overtroffen haar eisen die van hem. In plaats van tijdig in te grijpen, lag hij onder de sloef. Haar eisen werden zo groot in aantal dat er geen ruimte meer was voor die van hem. Het enige dat hij bekwam is dat ze een kind kreeg, want als enig kind blijf je, wanneer je ouders er niet meer zijn, eenzaam en dat is niet bevorderlijk voor je leven als je zelf ouder bent. Ze was ook niet ongevoelig voor het argument dat hij veel ouder was en zeer waarschijnlijk zou sterven als zij nog een jaar of dertig, veertig te leven had. 

Bon, er kwam een kind, een meisje en het groeide zonder noemenswaardige ziektes of kuren op. Het ging snel, elk jaar duurt een dagje korter, zo lijkt het wel, en eenmaal de pubertijdsjaren voorbij waren stelde ze zelf eisen, wat Gwido aanvankelijk toejuichte, maar al gauw werd het aantal zo groot, dat zij hem op de zenuwen begon te werken.  Geldzaken waren niet de oorzaak, want hij was rijk geboren. Zijn ouders waren op jonge leeftijd verongelukt en hadden hem zoveel geld en gevulde kluizen nagelaten dat hij zich op financieel gebied al leefde hij op grote voet, voor de rest van zijn leven geen zorgen hoefde te maken. En heb je geen geldzorgen dan zijn andere zorgen die zich logischerwijs aandienen, en zelfs zij die onverwacht opduiken, in een wip opgelost. Elke maand stortte hij een vast bedrag op een rekening van haar en vroeg ze wat extra, het is des mensen, kreeg ze het meteen zonder dat hij informeerde waarvoor ze dat extraatje nodig had. 

Nee, het waren eerder andere eisen die hem eerst irriteerden en gaandeweg nijdig maakten. Zelf zijn kleren wassen en strijken, en eenmaal hij toch bezig was, ook die van hen. Paletten vinden, want tuinmeubelen timmeren was de nieuwe rage. ‘Niet zomaar wat paletten, paps, europaletten! Ze zijn steviger. Wat je geleverd hebt is enkel geschikt als brandhout en sommige zijn al beschadigd, heb je dat niet gezien? Wil je dus voor de stevige zorgen en neem die rotzooi mee, asjeblief. Nu, ja, want ze beschadigen ons gras. Je mag ze wel aan stukken hakken, want dan kunnen we ze in de vuurmand opstoken, liefst voor zaterdag want dan is er een barbecue voor mijn vriendinnen, hier, ja bij ons in de tuin, mama weet ervan. Zo’n vuurmand is gezellig als het wat later wordt. O, ja, paps, het feestje is enkel voor meisjes. Op mama na. Zij [‘zij’ sprak ze nadrukkelijker uit dan de andere woorden] ziet er helemaal niet oud uit, toch? In het eerste studiejaar waren er vriendinnen die dachten dat jij mijn opa was. Dat is mijn papa, zei ik, en ze moesten allemaal lachen.’

2

Dit zijn maar een paar voorbeelden, de ene kort en de andere wat uitgebreider. Ze geven echter een goed beeld van wat Gwido dagelijks moest doorstaan. Verzet was nutteloos. Eenmaal hij besefte dat hij aan een dubbele leiband werd gelegd hielp geen protest meer. Moeder en dochter vonden het normaal dat hij voor hen opdraafde. Wat had hij trouwens anders te doen? Als gefortuneerde had hij nooit enige arbeid verricht. De hele dag gelezen of wandelingen gemaakt, zestig jaar genoten van het leven, die klussen konden geen aanslag betekenen op zijn vrijheid, omdat het … klusjes… waren. Nietige dingen waaraan een normaal mens geen aandacht besteedt, geen woord aan vuilmaakt. 

Omdat bazigheid afkeer opwekt en afkeer zelfstandigheid oproept, zocht Gwido’s vrouw naar een verdere uitbouw van haar zelfstandigheid. Het mondde uit in het bedriegen van haar man. Een dag, bij het avondeten, vertelde zij dat ze een oud-medestudent had ontmoet, toevallig, in een koffiehuis. Helemaal toevallig was het niet. Hij bleek net als ik op Facebook te zitten. De man is sinds enkele maanden gescheiden, het ging al langer niet goed tussen hen, ze hebben van alles geprobeerd, om de kinderen, en hij kent niemand om de toestand waarin hij verzeild is geraakt mee te bespreken, gedetailleerd. Eenmaal op dreef wist ze niet van ophouden. Hij werkt als vertaler bij de EU, heet Gerry, verdient goed zijn brood, daarover mag hij niet klagen. Gerry ziet er goed uit voor zijn leeftijd, lichamelijk althans, geestelijk is hij een spookschip dat zoekt naar een haven, vertelde zij aan Gwido terwijl zij de tafel afruimde. 'Hoewel we elkaar jaren niet hebben gezien, klikte het meteen; de oude vriendschap heeft niets van waarde ingeboet. We hebben samen een wandeling door het Zuidpark gemaakt, dat is toch het minste dat ik kon doen voor Gerry. Hij vindt dat ik, wat vroeger al was geweest en, naar hij impulsmatig aanvoelt, nog steeds het geval is, de ideale gesprekspartner ben, iemand die kan luisteren, want raad heeft hij niet nodig. Psychologen verergeren de zaak maar. Hoe meer hij kan praten met iemand zoals ik, en die zijn met het blote oog niet te vinden, hoe eerder hij aan de miserie waarin hij is beland,
zou ontsnappen.' 

Gwido voelde al heel vroeg aan dat er meer was dan praten langs de ene zijde en luisteren aan de andere. Ze sms-ten tegen elkaar op, ontdekte hij op een dag toen zij haar mobiel toestel had laten slingeren en even de tuin in was. En wat te denken van de volgende mail: 'Ik reserveer 31/8 voor jou. Plaats en praktische afspraken volgen nog. Alvast bedankt voor de lift gisteren (en ook jouw gezelschap natuurlijk). Mail niet aan Gwido forwarden, of ik val helemaal in ongenade! Burn after reading!'
Helemaal zeker van een intieme verhouding werd hij toen zij inging op een uitnodiging om sam
en te gaan eten, aanvankelijk eenmaal per maand, na een drietal keer tweemaal per maand, tot het wekelijks werd. Wat kon ze anders doen dan hem eens thuis uitnodigen? Hij had haar al zo vaak getrakteerd. Daar had hij toch geen bezwaar tegen? 'Je zal zien,' zei ze, 'dat hij een schappelijke, beleefde man is die zijn wereld kent; jullie zullen heel goed met elkaar opschieten.' 

Het duurde niet lang of hij was vriend aan huis. Gwido kon het zoals
door haar voorspeld voortreffelijk met hem vinden, maar hij nog voortreffelijker met haar. Hij bleef na een paar glazen wijn bij hen logeren, al die alcoholcontroles, man, je weet nooit, in mijn positie mag ik het niet riskeren, een foutloos parcours bij de EG en na een kwart eeuw betrapt worden brengt geheid roddels met zich, en de ene wordt al sterker opgeblazen dan de andere, tot je zelfs beschuldigd wordt van seksuele intimidaties op het werk en op de metro altijd naar borsten grijpt in bochten. 'Wat een paar maal gebeurd is, toevallig, ik geef het toe, omdat je in een overvolle metro tegen elkaar aangedrukt wordt. Man, jij, Gwido, weet door je positie niet wat er allemaal voor gevaren schuilen in de maatschappij. De werkende mens is moreel het slachtoffer van de nieuwe, paranoïde moraal. Tijdens, voor en na zijn job. Hij is nooit veilig, neem dat van mij aan.'
Gwido’s vrouw en de voormalig medestudent trokken er, nadat hij goed en wel was ingeburgerd, geregeld samen op uit. Van die korte afspraken kwamen er langere. Het gebeurde, wat voordien nooit het geval was geweest, dat zij met collega’s een citytrip maakte. Moet kunnen, dacht Gwido, ze heeft de leeftijd bereikt dat ik haar weinig meer kan leren en de tijd is lang passé dat een vrouw niet met een man op stap kan. 

De totale bevestiging van een intieme, ja intense verhouding tussen hen beiden kwam er toen hij tijdens haar afwezigheid eens met Gerry wilde afspreken. De dochter was op schoolreis, de ideale gelegenheid om eens lekker te kletsen, zonder dat op de vingers wordt gekeken. Hij toetste zijn nummer, maar de brave man was onbereikbaar. Hij stuurde e-mail op e-mail, geen antwoord. Door een sluimerend vermoeden belde hij naar de Vertaaldienst van de EU. Gerry bleek in Madrid te zitten. Hé, net dezelfde stad als waar zij naar toe was! Hij zocht het nummer op van een collega, een zekere Erika, waar ze zogenaamd mee naar de Spaanse hoofdstad was. Hij contacteerde haar en kreeg haar warempel aan de lijn. Erika wrong zich in bochten toen hij naar zijn vrouw vroeg. Ja, Gwido, blij je te horen. Hier alles goed. Hoe, kun je haar niet bereiken? De batterij van haar toestel zal plat zijn! Ze is, samen met Anne op zoek naar een goeie tapasbar voor vanavond. Nee, Anne bellen hoeft niet. Een hopeloos geval wat die spullen van haar betreft, zoals je hoogstwaarschijnlijk wel weet. Ze heeft haar toestel verloren, of het is gestolen. Ik ben zo moe van de uitstap vanochtend, drie musea in vier vuur, neem even een break; ik zal haar de groeten doen en zeggen dat je gebeld hebt. 

Hij werd langs alle kanten bedrogen, en bestolen, want uiteraard had ze, zonder te vragen, zijn MasterCard uit zijn portefeuille gevist. Eenmaal zijn vrouw vier dagen later weer thuis was zag ze er zeer gelukkig uit. Haar  reistas op vier wielen stond nog niet stil of ze barstte los. 'Dat moeten we meer doen, met vriendinnen! een citytrip. Ik hoorde dat je naar Erika hebt gebeld. Ze was kapot maar die paar uur op bed heeft haar verlost van de drukte en de benauwdheid, de lucht in Madrid is werkelijk sterk vervuild en zij is kortademig, dat weet je. Na een siësta en een koude douche was ze echter weer ontspannen, schat, die tapasbar was de maks, je weet wel, waar je me nog mee naar toe hebt genomen, op dat plein met het standbeeld van die dichter, die mee in de Spaanse burgeroorlog heeft gevocht, aan de zijde van de republikeinen, hoe heet hij ook alweer… allez, ik zou het duizend keer zeggen…' -  Federico Garcia Lorca? -' … ja, den diene. De dag nadien zijn we weer geweest, nadat Gerry... Garcia... god al die gg's,.. de gids van de rondrit ons tot in het Quirinaal heeft gebracht en terug. Doodmoe, schat, zijn we, maar gelukkig.' 

Kort na de citytrip die haar zo’n deugd had gedaan verkocht haar voormalige medestudent zijn flat in Brussel. Hij was Brussel beu, zei hij. Wilde weer in Gent wonen, de stad die schoner en schoner werd. Dwaas was wel de flat te verkopen alvorens hij iets gelijkaardig in de Arteveldestad had gevonden, maar iemand van de Amerikaanse ambassade zocht dringend naar een optrekje voor zijn liefje van de Russische ambassade. De man had een som geboden, Gwido, zulke kans doet zich maar eenmaal in je leven voor. 

Voor zijn meubelen en huisgerief had de kerel een magazijn gehuurd in afwachting dat hij een geschikte flat in Gent vond. Tot zolang kon hij bij hen logeren. Drie dagen in de week werkte hij van thuis, en dat gaf Gwido’s vrouw en hij de kans op vele intieme momenten, want Gwido was niet zo dwaas om hen voor de voeten te lopen. Wat moet, dat moet… en wat zal, daar valt niet aan te ontkomen. Verzet je je er tegen levert het zuur, constipatie, slapeloosheid, kramp in de kuiten, scheelheid en meer van dat op. 


Na drie maanden inwoning en evenveel citytrips lukte het Gwido’s vrouw dat Gerry het beheer over de financiële zaken toegewezen kreeg. Hij had daar veel ervaring mee, zei ze. De voorbije jaren had hij dat ook gedaan, tijdens zijn huwelijk met die heks, zoals hij zijn echtgenote noemde, en dat van de hele commune waar ze deel van uitmaakten, en sinds zijn vertrek de dieperik was ingegaan. Geen beter bewijs dat hij een volmaakt kassier en boekhouder is. Was hij de drijvende kracht gebleven, de commune verkocht nog eigen gekweekte groeten, fruit, geitenkaas, brood en honing. 

En zo gebeurde dat Gerry stapje voor stapje volmacht kreeg om Gwido’s financiële zaken te beheren en lasthebber te zijn over zijn roerende en onroerende goederen. Tot hij niet meer moest doen dan een uitzonderlijke keer zijn handtekening zetten onder een document dat onder zijn neus werd weggeritst alvorens hij kon zien waarvoor hij precies toestemming had gegeven. Hij was verworden tot een brave sukkel die nog getolereerd maar niet meer gehoord werd, wiens aanwezigheid niet stoorde en at wat er op zijn bord lag. 

De jaren vlogen niet meer voorbij maar sleepten zich verder. Vandaag was gelijk aan gisteren en morgen zou niet verschillen van vandaag. Gwido wachtte niet op zijn dood – zou die echter onverwachts opduiken zou hij verrast noch blij zijn geweest. Ongevoelig werd hij voor wat er in zijn huis, zijn gezin, de wereld gebeurde. Daar voelde hij zich blij noch ongelukkig om. Welke kans is er te ontsnappen aan een gevangenis als je getemd bent in de nieren en de spieren, de aders en de zenuwen? 

Slechts één wezen was ontsnapt aan zijn desinteresse in het levend bestaan: een stokoude langharige kat die zijn eigenaar was gevolgd in de aftakeling van de driften. Louis heette hij. Er kwam geen miauw meer uit en als hij een enkele keer in het gras lag, vogels landden op zijn rug en plukten vlokjes haar om hun nest te donzen. Beiden kenden hun toestand maar als hun blikken elkaar kruisten leek er soms een vonk van zin naar opstandigheid te ontstaan.
Een dag kwam Gwido thuis van een lange wandeling waarvan hij bij vertrek niet wist welke kant hij uit wilde en bij thuiskomst zich niet herinnerde waar hij was geweest. Hij keek uit naar zijn kat, niet te vinden. Na zowat alle geliefde plekjes van Louis te hebben bezocht vroeg hij aan zijn vrouw of zij wist waar de kat was.
‘Die heb ik naar het asiel gebracht en daar heeft hij een spuitje gekregen,’ zei ze, en de studiegenoot – die sinds zijn intrede flink was aangekomen, zijn dochter en haar vriend – waarvan hij de naam niet kende, lachten. Zijn vrouw draaide zich om en ging de kelder in, om aardappelen. 

De vonk zou dus nooit meer ontstaan. Gwido ging naar zijn werkkamer, zijn verbanningsoord, haalde een knipmes tevoorschijn dat hij ooit had gekocht toen hij bij de gidsen was, keerde terug naar de keuken, knipte het lemmet tevoorschijn en stak zijn vrouw, Gerry, zijn dochter en haar vriend neer. Het ging zo snel als de onverwachte uitbarsting van een vulkaan waarvan men denkt dat hij al lang uitgestorven is. Vier slachtoffers in nauwelijks zestig seconden. Bijzonder was dat niemand verzet pleegde. Nadat zijn vrouw neergestoken was, keken de drie anderen als aan de grond genageld toe, na de moord op Gerry wisten de twee anderen niet hoe te kijken en toen de dochter het uitkreet van pijn bevroor haar vriend, zodat het makkelijk was ook hem de doodsteek te geven. 

Het vet van Gerry gleed als een compacte massa uit zijn lichaam, het bloed van de anderen dampte, vloeide over de lichamen, stolde. Vuurrood werd zwartrood. In die tussentijd gebeurde er iets bij Gwido dat hij dacht kwijt te zijn. Hij lachte. Zijn lachen zwol aan, tolde, werd een hallucinatie. Muren barstten, reuzespinnen en vleermuizen met wijde vleugels en lange, spitse bekken verschenen en scheurden stukken vlees uit de lijken, tot er enkel skeletten lagen. Muizen en ratten schaatsten op het geronnen bloed onder luide muziek van Rossini, terwijl honden groot en klein liggend op de vetmassa toekeken. Vier ruiters gezeten op evenveel gelaarsde panters stormden op hem af. Alles werd vaag en Gwido kreeg ademnood, het zweet stroomde uit zijn poriën, zijn lijf schudde, rammelde zich dood. 

Dit, beste lezer, is een mooi voorbeeld van een familiedrama waarvan een relatieprobleem niet het breekpunt is, maar een kat. 



guido lauwaert 

Louis [archieffoto] 



woensdag 20 juli 2016

IVO VAN HOVE COMMANDEUR IN DE KROONORDE




Koning Filip van België heeft aan de vooravond van de Belgische nationale feestdag theater- en operaregisseur Ivo van Hove benoemd tot Commandeur in de Kroonorde. 



De orde wordt toegekend aan personen voor hun ‘artistieke, letterkundige en wetenschappelijke verdiensten, voor verdiensten in de commerciële of industriële wereld of voor aan het land bewezen diensten’.
Naast Ivo Van Hove ontvangen ook Peter De Caluwe (directeur De Munt / La Monnaie), Frans schrijver Eric-Emmanuel Schmitt, Hubert Van Humbeeck (oud-hoofdredacteur Knack), graaf Charles de Brouchoven de Bergeyck, opperstalmeester Didier de Callatay en Monica Nolet de Brauwere van Steeland de titel.
In het verleden viel de eer reeds te beurt aan o.a. Gustav Leonhardt, Steven Spielberg, Gerard Mortier, Dora van der Groen, Louis Raemaekers en Charles Aznavour.

De successen van Ivo van Hove stapelen zich op. Zowel met de producties van het gezelschap waar hij directeur van is, Toneelgroep Amsterdam, als de producties die hij het voorbije seizoen maakte voor Broadway, A View from the Bridge en The Crucible, beide van Arthur Miller. Ook Lazarus, i.s.m. David Bowie, kende een eclatant succes, net als zijn nieuwste productie, de openingsvoorstelling van Le Festival d’Avignon, op de plaats die enkel voorbehouden is voor de grootmeesters, Le Cour d’honneur du Palais des Papes. Uitgenodigd door de Comédie-Française regisseerde hij Les Damnés. Oorspronkelijk werd dit verhaal verfilmd door Visconti. Van Hove beperkte zich echter tot het script en gaf het een eigen invulling. 



Ivo van Hove is een man die niet stil kan zitten. Momenteel werkt hij aan De dingen die voorbijgaan, een bewerking van de roman uit 1906 van Louis Couperus, Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan. Kort samengevat gaat het over een doodgezwegen passiemoord in Nederlands-Indië die een verwoestende invloed blijft uitoefenen op een familie, met een dramatische afloop. Deze productie, met het Toneelhuis, gaat van start in de Ruhrtriënale en is in oktober in Antwerpen te zien en in december in Amsterdam. Deze voorstelling maakt deel uit van een drieluik rond Couperus. Vorig seizoen ging De stille kracht [1900] van start en hield er niets dan lovende recensies aan over. Het derde luik is voorzien voor het seizoen 1917-1918. Dan gaat De boeken der kleine zielen [1901-1903] voor de bijl.

Ivo Van Hove over De dingen die voorbijgaan:
‘Heeft de familie niet lang genoeg geduurd? Dat is de verzuchting van Lot in De dingen die voorbijgaan. Op het einde, doodziek geworden van een niet geleefd leven, komt hij tot een onthutsende conclusie: "Er komt een andere tijd. Een ander geslacht. Er komt een tijd dat mensen elkaar verlaten, verdriet doen, en toch vinden dat het niet anders kan zijn, dat het goed is, omdat het is wat moet gebeuren."
In het Den Haag van Louis Couperus is het onmogelijk je echte verlangens te volgen, onmogelijk jezelf te zijn. Het is een wereld van dwalende mannen en vrouwen in een samenleving als een gevangenis. Een groot koor. Een zwanenzang. Couperus schudt ons wakker. Deze wereld moet op de schop!’

De producties van Ivo van Hove onderscheiden zich, naast een fabuleuze enscenering en een prachtige scenografie door Jan Versweyveld, door een sterk sociaal engagement. Ze mogen zich dan in een verleden hebben afgespeeld, ze blijven verrassend actueel.
Dat element zal ongetwijfeld meegespeeld hebben bij de benoeming tot Commandeur in de Kroonorde.


guido lauwaert 

dinsdag 19 juli 2016

SCHOON OGEN




Voor wie dringend aan een lach toe is, is de nieuwste productie van het Vernieuwd Gents Volkstoneel in de Minardschouwburg een aanrader. Maar voor wie volkstoneel met een plot met merg in het gebeente verwacht, is SCHOON OGEN een afknapper. 



Dade... volkstheater? in geen dust joar! 


Romain Deconinck [foto] was een grootmeester in het bedenken van een machtig stuk waarvan je in je broek piste terwijl je op de rand van je stoel zat te nagelbijten van spanning, en niemand verwacht dat je hem naar de kroon steekt. Trachten in zijn geest te werken, als dat zou kunnen, daar zouden we al best tevreden mee zijn. Toneelauteur Jo Van Damme tracht al jaren greep te krijgen op de buitenste cirkels van De Conincks geest en aanvankelijk is hem dat ook gelukt. De laatste jaren is het echter van kwaad naar erger geworden, van onderbroekenlol naar kutzooi. Amstamblief, Jo! Doe ne keer nen effort en zij niet blij mee nen drol. 

van l naar r: Heidi De Grauwe, Bob De Moor en Bert Verbeke 


De verkorte promotekst van de flyer: ‘Bertrand Bertels [BB] staat bekend als een gefortuneerd ondernemer. Hij is niet meer piep, maar hij vindt van zichzelf dat hij nog steeds open van geest is, jong  en gul. Een knaap die zijn eigen biografie verdient. Om die te schrijven en zijn archief te ordenen heeft hij een ietwat exotische jongedame in dienst genomen. Rond die tijd werkt een klusjesman [klutskesman, volgens BB] om zijn loft te fatsoeneren. Misschien iets te veel hooi op de vork en te veel volk op het veld. Een stellingenoorlog lijkt onafwendbaar.’ 

De intrige volgt die lijn, helaas zonder een clou ter waarde van een sou en een duivel uit een doosje. Twee voorwaarden om aan de noden van een komedie te voldoen. Dat wist Plato al en je moet er geen filosoof voor zijn om te weten dat het nu nog steeds geldt. Er zijn verschillende soorten van komedie: intrigestuk, karakterstuk en zedenkomedie [commedy of manners]. Verder heb je een duidelijk verschil tussen de Griekse en de Elizabethaanse. In het hart van het eerste genre zit satire en spot, in het tweede is het hart gevuld met relativerende humor. Wat het ook is, je hebt er in alle soorten, van afgeprijsde tot zeer dure. Bij Schoon ogen is het de goedkoopste soort. 


Foto Luk Monsaert 


Schoon ogen heeft van dit alles wat, maar van alles veel te weinig. En wat er is, is van een tenenkrullende kwaliteit. Zoals de flauwekul over AAGent en Club Brugge. Ga met die brol eens het toneel op. En zit als toeschouwer maar naar zoveel rotte toneeltaal te luisteren. Bovendien is het spel van de drie acteurs slechter dan de acteerprestaties van de VTM-soap Familie. De dialogen verlaten de mond zonder kruit en kruid en de enige die wat stembeheersing heeft, is Bob De Moor. Bert Verbeke is slechts goed als hij gekke bekken mag trekken en met zijn heupen zwaaien. Zelfs de liedjes die hij [fragmentarisch] op de piano speelt, is zoeken naar de toetsen. Heidi De Grauwe heeft de uitstraling van een paperclip, en dat is een belediging voor de papierklem. 



Er is gelachen; en niet weinig. Enkel om de woordgrapjes. Die zijn er bij de vleet. Dáár draait het om in Schoon ogen! Het verhaal is bijkomstig, is er enkel als halssnoer, om de woordgrapjes [nepjuweeltjes] te laten blinken.
De voorstelling raakt langs geen kanten de sentimental comedy, een genre waar Jo Van Damme, getuige zijn eerste stukken, wat kaas van gegeten heeft. Maar zijn kaas is rubber geworden, een rubber dat geen molecule van de emulsie heeft, gewonnen uit het sap van de ficus elastica

Tourneeplanning en promotionele ondersteuning gebeurt door Thassos [www.thassos.be]. Er was een tijd dat dit theaterbureau kritisch was. Helaas, waar is de oude fierheid gevaren? 

guido lauwaert 

SCHOON OGEN – productie Vernieuwd Gents Volkstoneel – tot 24/07 in de Minardschouwburg – vanaf januari 2017 op tournee

maandag 18 juli 2016

dEUS: THE BAND OF BELGIUM





Eén van de betekenissen van het gezegde Deus ex Machina is, een god uit de hijskraan. Voor de rockgroep dEUS is de god de sleutelzin die in elk lied zit. Hij kan vooraan, achteraan of midden in het lied zitten. Bij de laatste mogelijkheid kan die voor een hoge vorm van terloopsheid zorgen. Waardoor hij vaak over het hoofd wordt gezien. 

Al meteen bij het openingslied van de groep als afsluiter van GENT JAZZ FESTIVAL 2016 viel dit op. ‘Just lie here with me we'll let the train go by’, de laatste versregel van Wake Me Up Before I Sleep, refereert naar de onmacht die elk van ons heeft als een dierbaar iemand in nood verkeert en wij tot troost in staat zijn maar dat het daarmee ophoudt. De macht van de onmacht is een tepui. 

Tom Barman 



Er is echter een tweede reden waarom frontman Tom Barman dit lied koos als starter van zijn Gentse concert. Ooit zei Luc Devos aan Tom dat hij het zo’n mooi lied vond. Friends are friends, dead or alive.
Een derde reden, maar alle andere liederen zaten als roeiers in the same race on the Thames, is dat het optreden de laatste was van The Soft Electric Tour en dan moet je met een Hooglied beginnen. 

Uw blogger is geen kenner van rock, maar misschien is dat een voordeel om nuchter de winden en stromingen te zien van de softrock van dEUS. Ze zitten duidelijk verscholen in een oudere generatie, wat maakt dat Tom Barman zijn talent gebouwd is op ‘jong klassiek’. De balladevorm van Bob Dylan – in de lyrische traditie, lag in de schaduw met voorop Blonde on Blonde, met het wondermooie Sad/Eyed Lady of the Lowlands. Maar ook Farewell Angelina, van Bringing It All Back Home. 

Bob Dylan  


Naast Bob was er de lijfgeur van Neil Young. Van Zuma Cortez the Killer, met als vliegenvanger het laatste couplet, en van Harvest The Needle and the damage done, met als slotzin: ‘Every Junkie’s like a Settingsun’. 
Een derde inspirator, volgens uw blogger die er zelden – eigenlijk eerlijk – haast nooit naast zit, is Roger Waters van Pink Floyd. De liederen van Tom Barman zijn net als die van Waters' en zijn... 




... sterk autobiografisch, op het intieme af. De meest voor de hand liggende voorbeelden zijn Don’t Leave Me Now en Is There Anybody Out There, met op de achtergrond een fragment van Echoes, een ‘grapje’ dat Tom Barman ook wel eens durft te gebruiken. 
Heel in de verte meende ik ook iets te horen van de train songs van Johnny Cash. 

Niet meteen een inspirator, maar een groep als een oudere broer waar men zich aan optrekt, is The Band. Tom Barman is dan wel de Akela, niet die van Rudyard Kipling, maar een oudere, de leider van een Seoni-roedel uit een oud-Indisch verhaal. Hij leidt met harde hand [met zachte trekjes] de muzikanten, leeft met ze mee, intens, waardoor ze hem volgen, secuur en puur. Wat je ook voelt en ziet bij de legendarische band, gedurende enkele jaren de groep waar Bob Dylan mee optrok. Wie meerijdt op dat spoor kan niet anders dan tot de conclusie komen dat dEUS met de jaren, en nu al jaren, The Band of Belgium is. 

Alle muzikanten zijn klasbakken. Zelfs tweede gitarist Mauro Pawlowski, waar ik soms mijn  twijfels over heb [als solist], dreef vanuit zijn bunkergedrag de andere muzikanten naar een hoger niveau en Tom Barman voelde dat het goed was. Bassist Alan Gevaert parfumeerde het grondvocht dat in de aard van Barman zit. De speelse inbreng was weggelegd voor violist en toetsenist Klaas Janszoons, een extra element van zijn talent. Meestal is de drummer de oppepper, de sergeant die de soldaten in het gelid en op tempo houdt. Bij Stephane Misseghers is dat niet het geval. Zijn kwaliteit schuilt hem in de sluimerende zwoelte op de juiste temperatuur te houden. Wat geschiedde. 

Dit prachtig samenspel leidde tot een concert, nader gedefinieerd een synagoge. Een schitterende balans van muziek en zang. Eenmaal goed op dreef kan Tom Barman doen wat hij mordicus wil doen: keel grijpende gevoelens overbrengen met heel zijn lichaam. Wat Ramses Shaffy, Jacques Brel en Edith Piaf ook konden, elk naar eigen snit en naad.
Al is Tom Barman niet altijd stemvast, van zijn schuivers weet hij iets te maken, en juist dat geeft een extra cachet aan zijn kwetsbaarheid. 

Er was zelfs een spanningsboog die strak bleef door een uitgekiende volgorde van de softsongs. Het openingsnummer is al vermeld. Het eindnummer was Easy, voorafgegaan door The Magic Hour. Er volgden nog drie bisnummers, ongetwijfeld welgekozen, maar ze zijn de Ritus Conclusionis. Ze houden verband met wat voorafging maar zijn in wezen de zegening en de wegzending van het publiek [gelovigen]. 

sfeermoment [met de juiste belichting] 


Mijn favoriete lied was 7 Days, 7 Weeks. Daarin openbaart Tom Barman het sterkst zijn tederheid, want wie denkt dat hij een stoere bink is, moet dringend op zoek naar tranquillizers. Alle liederen van Barman zijn intieme, heel persoonlijke verhalen, maar waar elk van ons baat bij vindt, op een uitzondering na. Maar daar vindt iemand anders weer voordeel bij. 

dEUS ‘Soft Electric’  was een waardige afsluiter van GENT JAZZ FESTIVAL. Wie zegt dat er weinig jazz in zat sla ik de ring uit met de slotzin: Tom Barman [and his dEUS] is modern soul-jazz


guido lauwaert