vrijdag 29 september 2017

HERMAN BRUSSELMANS

[foto Filip Claus] 

Hij schreef te weinig boeken 

Toen ik vanochtend het deurtje van mijn brievenbus opentrok schrok ik. Een of andere koerier – waarschijnlijk een afstammeling van Michael Strogoff, de koerier van de tsaar – had een pakje met geweld er in geramd.
Nadat ik met behulp van drie buurmeisjes het pakje uit de gleuf had verlost bleek het de 75ste roman van Herman Brusselmans te zijn met de kurkdroge titel Hij schreef te weinig boeken. 




Een passender titel ware geweest Hij schreef te dikke boeken, want mijn brievenbus was zwaar beschadigd. 832 bladzijden, verpakt in een harde kaft. Als ik er met 832 euro vanaf kom om mijn brievenbus te laten herstellen zal ik mij gelukkig mogen prijzen. De drie buurmeisjes, studentes Verpleegkunde, wilden meteen beginnen te lezen maar ik moest ze teleurstellen. Vandaag ga ik, zei ik, naar mijn zuster in Mechelen. Ze woont daar omdat ze daar geboren is en ik woon daar niet omdat ik er geboren ben, zo simpel is het. Ik ga de trein nemen, zei ik tegen de verpleegsters in wording, en dan moet je wat te lezen hebben. Ze waren zwaar teleurgesteld. Ik troostte ze met een vluggertje in driekwartsmaat. Daar waren ze zeer tevreden over en ze wilden dat ik dit deuntje nogmaals speelde, helaas, geen tijd, dames, geen tijd. Mijn trein weet je. Op weg naar het station had ik niets anders te doen dan mijn ene voet voor de andere te zetten en aan mijn uitstap naar het toeristenoord en tegelijk de meest rechtse stad van het land, na Antwerpen, te denken, en natuurlijk aan Herman Brusselmans en zijn nieuwe roman. Ik keek er naar uit om hem te lezen in de trein. Het was geen speciale trein, maar er hing wel een speciale wagon aan. Door de opbrengst van het schrijven van gelegenheidsgedichten voor koude huwelijken, blijde geboorten en vooral gelukkige begrafenissen heb ik de treinwagon van Adolf Hitler kunnen kopen. Hij was nog in goede staat - niet Hitler maar de treinwagon, uiteraard - en elke keer dat ik op familiebezoek ga naar Mechelen met zijn Sint-Romboutstoren en zijn kerk - de schoonste kathedraal van het land, Malinois - met de lelijkste voetbaltruitjes van Europa, en zijn Dossinkazerne, bel ik de avond voordien - verduiveld, ik moet toch af en toe eens een punt zetten, maar Jezus op een mountainbike, wie zet er nu een punt, die zet je toch alleen maar als het punt einde verhaal is - de avond voordien dus bel ik zoals gezegd en geschreven naar de stationschef van Gent-Sint-Pieters en vraag ik, Pieter, hoe gaat het met Paulus? ... Slecht... Prachtig... maar waarover ik je eigenlijk bel, hoe laat rijdt er rond negen uur een trein naar Mechelen, en dan antwoordt hij, om negen uur precies, en dan zeg ik, hang mijn wagon er maar achter aan Pieter, om tien voor negen zal ik met mijn Triumph Street Triple 675 R komen aangereden langs de noodingang die ook dienst doet als nooduitgang. Pieter is een volvette kerel die me wel bevalt. Ik zal u vertellen waarom. Hij heeft alle boeken van Herman Brusselmans driemaal voorgelezen aan zijn blinde moeder. Driemaal ja, want naast blind is zij half doof en begrijpt zij pas bij de derde lezing, zelfs met een feilloze dictie, waar de roman over gaat. 

Toen ik mijn helm van het hoofd nam en op plechtige wijze, alsof het een ei van Fabergé was, aan de onderstation-chef schonk voor een dag, zag ik de conservator van het Emile Verhaeren Museum naderbij komen, Rik Hemmerijckx. Hij heeft lange vettige haren omdat hij ze wast met Una Ultra, een afwasmiddel dat ze in de Aldi verkopen. Droogt supersnel, staat er op het etiket en dat zal de reden zijn waarom hij er zijn haren  mee wast. Hij staat altijd te laat op, moet rennen om de trein te halen. Bezweet arriveert hij dan op het perron, zoals vanochtend. Vettige haren en zweet, ik kan er niet tegen, maar ik bleef vriendelijk, Rik is een oude kameraad en een beminnelijk man, dus nodigde ik hem uit om plaats te nemen in mijn wagon, want kijk, Rik, zei ik, in mijn wagon is er een douche met een dampkap made in Germany en shampoo van de Delhaize voor beschadigd haar, en als je wat fatsoenlijker bent wil ik het met jou hebben over de nieuwe roman van Herman Brusselmans, zijn 75ste, met de kurkdroge titel Hij schreef te weinig boeken. Ter hoogte van Wetteren verscheen hij, kurkdroog. Ik had intussen al vier hoofdstukken gelezen dus ik wist zeer goed dat de roman aan hetzelfde tempo en op identieke kabbeltoon als in zijn vorige boeken over niks in het bijzonder maar tegelijk over alles ging wat er dag na dag en nacht op nacht gebeurt in het leven van een kurk. Rik met de onmogelijke familienaam Hemmerijckx zei dat hij een nuchter man was en daarom geen enkel boek van Griet Op de Beeck gelezen had. Brusselmans! verbeterde ik hem. Wie leest er nu boeken van Griet Op de Beeck, die zwarte madam met een ziekelijke fantasterij. Brusselmans, Herman, afkomstig uit een geslacht van vleeshandelaars, net als Tom Lanoye. Daarom dat ze ze zulke dikke vrienden zijn. Ik zag dat Rik zijn nikkel viel. Dertig jaar al had hij zich afgevraagd waarom die twee vrienden voor het leven waren, en door een bijkomstigheid van mij begreep hij het eindelijk. In de treinwagon waar Adolf Hitler nog had gesnurkt en elke ochtend zijn barbier de droge snot uit zijn snor had moeten verwijderen. Zoiets blijft een mens toch bij voor de rest van zijn leven. Eenmaal alleen met mezelf las ik verder in de roman van je weet wel wie. Ter hoogte van Kappele-op-den-Bosch sms-te ik naar de treinbestuurder de volgende boodschap: Stop in Mechelen, laat de brave mensen uitstappen, spoor dan naar Leuven, want door kameraad Rik Langhaar zal ik pas bij de terugrit de helft van het boek gelezen hebben. Dat sms-te ik en de treinbestuurder voldeed aan mijn verzoek. 

Ik arriveerde dan wel later dan gepland bij mijn zuster en toch niet te laat voor het middageten. Een gegratineerde schotel van bloemkool, aardappelen met kaassaus en worst van kippenvlees, zei ze fier als een gieter uit de Gamma, toen ze de hete schotel uit de oven haalde en op de tafel zette. Alles eigen kweek van mijn man! Wat, riep ik uit, heeft hij zijn kippen tot worst verwerkt? Dat is tenminste gezond vlees, zei ze en deed teken mijn bord naderbij te schuiven zodat ze niet morste op de dweil dat als tafelkleed diende. Eerlijk gezegd kon me dat niet schelen. Ik moet eten wat er op mijn bord geschept wordt, niet wat er op de tafel beland. Haar man at mee, we zaten met drie aan tafel. Drie is een raar aantal maar beter dan met dertien aan tafel. Drie, dat is dertien min tien. Ik vertelde aan mijn zuster, en haar man mocht het ook weten, hij zat nu eenmaal mee aan tafel en hij heeft last van versleten knieën maar is niet doof, dat ik halverwege de nieuwe roman van Herman Brusselmans zat – voor de lezer die te laat is binnengekomen, de roman heet Hij schreef te weinig boeken – een roman van 832 bladzijden. Wat! riep mijn zuster uit. Heb jij 416 bladzijden gelezen tussen Gent en Mechelen? Ik zei haar niet dat we tot Leuven gereden waren. We zijn namelijk niet in de Stellastad uitgestapt. Meteen teruggekeerd. Wat ik wel zei aan mijn zuster was dat ik een snellezer ben, ja zelfs een LGV, un Lecteur Grande Vitesse, wegens de kunst diagonaal te kunnen lezen en toch de draad van het verhaal niet kwijt te raken. Nu zit er weinig verhaal en nog minder draad in een roman van Brusselmans. Dat is zo en toch, toch is hij een knap schrijver, om de simpele reden dat hij een veellezer is, een kenner van de expressionisten en niet alleen veel eersterangs, tweederangs maar zelfs een duizendtal derderangs films heeft gezien, terwijl hij frieten bakt in een ketel die op een aantal opeenvolgende nummers van Knack staat om geen vettige plekken op zijn formicatafel te maken. De formicatafel heeft zijn moeder nog gekocht in de grote meubelwinkel Meurop, gelegen halverwege de Paleizenstraat van Schaarbeek. 

Na het eten ruimde de man van mijn zuster op, mijn zuster zette koffie. Het was gezellig en toch niet helemaal want ze had geen taart gebakken, en ik, als kleinzoon van een bakker moet ’s middags een halve taart hebben bij de koffie of ik drink nooit thee. Lichtelijk verstoord vroeg ik of de zeven zusters Van Mossevelde al gescheiden waren. Nee, antwoordde mijn zuster, en dat gaf mijn humeur een tweede duik. Prachtvrouwen zijn het. Dat wist ik al toen ze school liepen bij de Ursulinen en ik liep achter ze aan. Ze zijn gretver alle zeven met de verkeerde mannen getrouwd. Hun leven zou er heel anders hebben uitgezien als ze alle zeven met mij getrouwd zouden zijn geweest. Mijn schoonbroer bood me een schouder aan om op uit te huilen, wat ik dan ook deed. Na de laatste traan vroeg mijn zuster waarom ik van de romans van Herman Brusselmans hield. Ik wees naar mijn kopje, met een wolkje melk alstublieft, geen suiker, nee. Goed, zei mijn zuster, je krijgt een tweede kopje koffie, op voorwaarde dat je me nu eens eindelijk vertelt waarom je van de romans van Hermans Brusselman, pardon, Herman Brusselmans houdt. Omdat, stak ik van wal, na een slok of twee, al kunnen het er ook drie geweest zijn, omdat onder de meanderende taal een cinema-scopische mélange in technicolor van romantiek, relativering, banale droefenis schuil gaat, hij vernuftig speelt met vals seksisme, op heerlijke wijze een vliegenmeppers kunstinzicht etaleert, een humor zonder kunstgebit of prostaatkanker heeft, een klank- en lichtspel aan non-items geeft, zijn kwetsbaarheid verschuilt onder een lucht van broccoli, bieten en spruiten, beelden kan scheppen die niet verijsd zijn in de tijd, de letterlijke en de figuurlijke betekenis van een woord tegen elkaar uitspeelt en zijn klassieken kent van lang voor hij een Ikeabank had. Daarenboven rekent hij de dichter en toneelvertaler Hugues C. Pernath tot de Vlaamse literaire genieën van de tweede helft van de twintigste eeuw. In zijn nieuwste boek, mocht je de titel vergeten zijn, geliefde zuster en iets minder geliefde lezer, want ik ken u niet, dat begrijp je toch wel, hoop ik, de titel luidt Hij schreef te weinig boeken, weet Herman Brusselmans die mélange op schoenen met naaldhakken te laten lopen zonder eenmaal een voet om te slaan, al loopt hij bij momenten op een kasseiweg die het best te vergelijken valt met die van de Oudenberg uit Geraardsbergen, beter gekend als ´de Muur´. Herman Brusselmans is de volkse versie van James Joyce. Hij breit een literaire taal zonder elitaire flou. Is dat duidelijk? 

En dat allemaal weet je over zijn 75ste boek, hoewel je nog maar halverwege zit? riep mijn zuster met overslaande stem uit. Ja, antwoordde ik, dat wist ik al na één hoofdstuk en op bladzijde 419, waar het achtste aan zijn einde komt, wist ik het heel zeker. Mijn zuster vroeg toen of ik de tweede helft op de terugreis zou lezen. Ja, antwoordde ik. Want vannacht ga ik een beschouwing schrijven. In de stijl van Herman Brusselmans. Wat ook is gebeurd, zoals mijn beminde zuster en de goede lezer – de mannelijke als de vrouwelijke, de ijzeren als de houten, kan zien. Hij schreef te weinig boeken ruikt naar de Kapellekensbaan van Louis-Paul Boon en smaakt naar Voyage au bout de la nuit van Louis-Ferdinand Céline. Het slot laat daar geen twijfel over bestaan. Het slot is geen pot ajuinsoep die drie weken in een vochtige kelder heeft gestaan. Het slot is grand cru, chateau Pétrus.
Chapeau, Herman, chapeau. 

guido lauwaert
gent, 2017-09-30 

HIJ SCHREEF TE WEINIG BOEKEN  

Herman Brusselmans – Prometheus Amsterdam -
ISBN: 9789044633757 - € 24,99 

Omslagontwerp Kris Demey 



woensdag 27 september 2017

MISBRUIKT MISBRUIK




Griet Op de Beeck [foto], auteur van een drietal romans met een hoog karamelgehalte, beweert dat ze als kind door haar vader werd misbruikt. Ik heb daar mijn bedenkingen bij. 

Eind oktober begint de Boekenbeurs. De weken voor de opening verschijnen de belangrijkste nieuwe romans van het jaar. De standhouders zijn – op een paar uitzonderingen na – de uitgevers. 

Het mediamuziekje
Het is een afspraak tussen de boekhandelaars enerzijds en de uitgevers anderzijds dat de boeken ruim voor de tiendaagse verdeeld worden, zodat ook de boekhandels profiteren van het muziekje dat door de media op megafoonniveau wordt afgespeeld.
Uitgevers zorgen tevens voor een feestelijke presentatie van de romans. Zo werd op vrijdag 22 september met toeters en bellen de 75ste roman van Herman Brusselmans, Hij schreef te veel boeken, in de Gentse Vooruit gedoopt. Dinsdag 26 september was het de beurt aan Tom Lanoye. Zijn nieuwe roman, Zuivering, werd plechtig gezegend in de Antwerpse Arenbergschouwburg. 

Klok en klepel 
Een andere hedendaagse Vlaamse succesauteur heeft ook een nieuwe roman klaar. Met name Griet Op de Beeck en het boek heet Het beste wat we hebben. Ook zij zorgt voor een reclamecampagne. Tot zover niks fout, de tamtam is niet toevallig uitgevonden en de grammofoon zette de boodschap op muziek, waarom zou je er geen gebruik van maken? Een mens wil geld verdienen en ook een auteur is nu eenmaal een kapitalist. Grote voorbeeld is Hugo Claus. Hij zei me ooit: ‘Als ik schrijf ben ik een kunstenaar; eenmaal het boek klaar is, word ik een grutter.’
Terug naar Griet Op de Beeck en haar reclamecampagne. Fout wordt het als een strikt persoonlijke belevenis de klepel van de grote klok wordt, en vooral, als klok en klepel gebruikt worden om er financieel beter van te worden. Dan scheer je toch opzettelijk rakelings langs de pulpplaneten. 

Getelde vermoedens
Griet Op de Beeck is, naar zij beweert, als kind gedurende ruim vijf jaar door haar vader misbruikt. Helaas, er is niemand die het kan bevestigen – of ten stelligste ontkennen, wat in de meeste gevallen een bekentenis is. Haar vader is overleden, de reputatie van de man wordt er weliswaar door beschadigd, maar zelf heeft hij er geen last van. Bovendien, directe bewijzen heeft ze niet, wel secundaire, 107 om precies te zijn.
Ai, ai, ai. Geen zekerheden maar wel vermoedens… én geteld. Daar moet zelfs een psycholoog met een drankprobleem op slag nuchter van worden. 

Op de schoot
Wat de achterdocht naar het waarheidsgehalte bij ondergetekende versterkte, is, dat Griet Op de Beeck op zondag 24 september via Facebook kond maakte dat zij de volgende dag op de schoot mocht zitten van Matthijs van Nieuwkerk om in zijn VARA talkshow, De Wereld Draait Door, over de roman – Het Eerste Deel Van Een Trilogie!, berichtte Op de Beeck – te worden geïnterviewd. Dat zou echter maar de inleiding | aanleiding zijn. Waar zij vooral zou over kakelen als een kip dat een ei gelegd heeft – en zo is het toch, een roman is een ei – dus ze zou vooral kakelen over wat zij een ‘erg belangrijk gesprek’ noemde. Het onderwerp werd via een andere weg de wereld in gezwierd, zodat zowat 99% van de alfabeten naar het programma keek, de uitgever nog voor de eerste haan kraaide een tweede druk bestelde en de auteur een tweede villa in Toscane kocht en een tweede hemelbed. 

Omheen gefietst
Volgens journalist Han Lips van Het Parool was het een indringend gesprek, ‘met een kwetsbare doch zorgvuldig formulerende Op de Beeck, die een geduldig presentator vertelde waar ze vorig jaar in drie uur Zomergasten nog “omheen was gefietst”.’
[Voor de minder ontwikkelde televisiekijker: ‘Zomergasten’ is het televisieprogramma van de VPRO dat model stond voor ‘Alleen Elvis blijft bestaan’.]
Han Lips heeft zijn huiswerk niet goed gedaan. In een vorig beroepsleven is Griet Op de Beeck journalist geweest, en een beroepsleven dáárvoor dramaturge. Ze heeft gedurende jaren in de theaterwereld gefietst, en er niet omheen. Ja, ze heeft zoveel voorstellingen en vooral repetities gezien dat ze duivels goed weet hoe kwetsbaar en zorgvuldig je moet formuleren om te cashen. 


‘Het is lastiger dan ik had verwacht, nu ik hier zit,’ zei Op de Beeck. Heel wat minder lastig was het blijkbaar om er een reclamecampagne van te maken waar Phineas Taylor Barnum jaloers op zou zijn geweest. 

Misbruik misbruikt
Het succes is Griet Op de Beeck gegund, het gebruik van de wandaad ten bate van een dik gevulde portemonnee schandelijk. Dan wordt het misbruik misbruikt. Stel dat haar vader haar gedurende jaren onteerd heeft en dat ze daar op een ander moment, in alle sereniteit en niet in een tokkie tokkie talkshow [gisterenavond bij Van Gils, VRT], over zou spreken, wel, dan zou dit artikel een heel andere teneur hebben.
Zou ik zelfs bereid zijn een boek van haar te lezen. Zelfs twee, als de bekentenis niet vaag en stoffig is. 

guido lauwaert
gent, 2017-09-27 

woensdag 20 september 2017

PROKA - REVISITED


Al wat zich de laatste vijftig jaar aan kunst en cultuur heeft ontwikkeld in Vlaanderen, vindt zijn oorsprong bij PROKA en zijn Zwarte Zaal. Een expo in het Gentse Liberaal Archief belicht die invloedrijke periode. 

De Zwarte Zaal is het eerste receptief theater dat Vlaanderen had. Van 1969 tot 1988 vonden er experimentele voorstellingen plaats in een ruimte die aanvankelijk de eetzaal was van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, in hedendaagse taal: KASK. Toen beeldend kunstenaar Pierre Vlerick directeur werd, zei hij: ‘Ga maar ergens anders uw boterhammen eten.’ Met zero frank werd het nodige bijeen gescharreld om zowel overdag als ’s nachts de eetzaal om te toveren tot een theater met welgeteld één artiestenloge. De loge viel te vergelijken met de stateroom uit de film A night at the Opera [1935] van de Marx Brothers [zie onderaan]

Niets moet, alles kan
Er was geen pluche, klater- en bladgoud. Alle aandacht ging naar een behoorlijke technische uitrusting. Alles ‘geleend’ van gevestigde theaters met gunstig gezinde technici en directeurs of betaald met geld dat eigenlijk voor ‘onderwijs’ bestemd was. De facturatie werd aangepast: wat er geleverd werd klopte niet met wat op de leveringsbons en facturen stond. Kwam er een opmerking van hogerhand werd die weggewuifd met ‘verkeerde levering’, om vervolgens te verdwalen in, achter en over de berg Administratie.
Negentien jaar lang heeft een wisselende groep mensen zich belangeloos ingezet met slechts één doel voor ogen: de realisatie van anti-academisch theater. Een bijkomende gedachte volgens Pierre Vlerick was dat alle kunstvormen elkaar moeten voeden. De geest van PROKA zat gebald in het gezegde: ‘Niets moet, alles kan.’ 

Het onmogelijke mogelijk maken
Veel subsidie is er in die haast twee decennia niet geweest, al heeft ambtenaar Alfons Van Impe vaak geld met nepstichtingen naar PROKA doorgestuurd. Overheidsgeld ging naar gevestigde instituten en de politici blokkeerden door een stugge houding het vrije initiatief. Zelfs zolder, kelder en garagetheater waren gepolitiseerd. Dat Arca, Vertikaal en Arena gesubsidieerd werden, was niet te danken aan het beleid, maar aan een onderling akkoord tussen de drie traditionele partijen, de katholieke [Arca], de socialistische [Vertikaal] en de liberale [Arena]. Ondanks aanhoudende geldproblemen is de geschiedenis van PROKA rijker dan van eender welk ander theater. 

Het godenrijk
Gereputeerde groepen en mensen traden voor weinig geld op in de Zwarte Zaal. Vaak waren de reiskosten voldoende als vergoeding. Omdat die mensen – waarvan er nu een aantal tot het godenrijk van het theater behoren – vonden dat PROKA als enige het experimentele van het progressieve bracht. Jerzy Grotowski, Eugenio Barba en Tadeusz Kantor traden op in de Zwarte Zaal. De laatste met de legendarische Dodenklas in 1977. Hun leerlingen passeerden met producties. Ze beïnvloedden de generatie van de jaren 80/90 waaronder Franz Marijnen en Tone Brulin – die in het buitenland reeds furore maakten, Arne Sierens, Eric De Volder [†], Anne Theresa de Keersmaeker, Godfried-Willem Raes & Monique Darge, Josse De Pauw, Jan Fabre, maar ook organisatoren die een duidelijke visie hadden hoe een programmatie gevormd kan worden en welke rol een backbencher moet spelen, en voor wie. Twee vooraanstaande namen zijn Dirk Pauwels en Hugo De Greef.

De meest spraakmakende
De Dodenklas is – geen discussie over – de meest spraakmakende geweest. Hugo Claus getuigde daarvan, maar ook de dichter, kunstcriticus en producer BRT [VRT] Freddy de Vree. De laatste schreef een cyclus van 13 gedichten die zijn bundel De dodenklas voleindigde. In de toelichting wordt dat onderstreept: ‘Het verwijst naar het gelijknamige toneelstuk van Tadeusz Kantor dat draait rond de behandeling van mannequins als een stadium tussen acteur en toeschouwer, in beweging zijn en immobiliteit, herinnering en symbool.
De andere cycli, terloops gezegd, verwijzen eveneens naar doden: de naamgever van het sadisme Marquis de Sade, de voorloper van het surrealisme Isidore Ducasse [Comte de Lautréamont], de enige dandydichter van Vlaanderen van na de Tweede Wereldoorlog Hugues C. Pernath en de conceptartiest par exellence Marcel Broodthaers. 

Een expositie
Wat PROKA betekent heeft voor het theater – en voor veel ruimdenkende mensen – is momenteel te zien op een expositie. Een bescheiden maar stevig clubje mensen heeft een flink aantal documenten en correspondentie samengebracht, aangevuld met een aantal grote foto’s. Het geheel is zeer leerrijk. De kunst en de kunstenaar worden maar begrepen door de geschiedenis. Peetvaders van de expositie zijn ere-gouverneur Herman Balthazar en kunstfilosoof Willem Elias, beiden professor emeritaat. Ze gaven bij de vernissage een nadere beschouwing op de invloed van PROKA in zijn negentienjarig bestaan. 

Te kleine catalogus
Om af te ronden, twee markante opmerkingen uit de al te kleine catalogus. Ze versterken al wat hierboven staat en ze werden daarenboven gekozen omdat ondergetekende door hen veel van wat door anderen mafte ideeën werden bevonden, heeft kunnen realiseren.
Pierre Vlerick: ‘Feitelijk is PROKA er voor een goed stuk gekomen omdat ik geen goesting had om een echte schooldirecteur te worden. Ik kreeg al de kriebels van Kultuurhuizen met een grote K. Ik verlangde naar een open gebouw. In zo’n optiek lag PROKA bijna voor de hand.’ [De Gentenaar, 1979]
Willem Elias: ‘PROKA is de naam van het organisme waarin Pierre Vlerick samen met Milou Werbrouck zijn visie op vernieuwing gerealiseerd heeft. Ik zeg “samen met Milou Werbrouck” omdat dit essentieel is. Zij zijn vier handen op twee buiken. Hun samenwerking is een voorbeeldig voorbeeld van een recente visie op organiseren, namelijk de gelijkwaardigheid tussen administratieve en artistieke directie, en wel zo dat de administrator liefde voor kunst heeft, en de artiest zin voor beheer.’ [De Prokakrant, 1986]
Voilà, meer moet dat niet zijn, maar ook niet minder. 

guido lauwaert
De PROKA-jaren, Hoogtepunten uit 19 jaar podiumkunst in de Gentse Zwarte Zaal 

Tentoonstelling in het Liberaal Archief [i.s.m. het Geuzenhuis en de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten [K.A.S.K. – HoGent] – tot 10 november 2017.
www.liberaalarchief.be 




zondag 17 september 2017

ODE AAN ODEGAND


Het is weer voorbij. Het kroonjuweel der volkse Gentse feesten, OdeGand. Een terugblik met walnoot vanuit de persboot. Met als toemaatje heerlijke muziek van maître Bach. 

Om te beginnen 
Wie zijn de grootverdieners van OdeGand? De middenstanders. Zevenduizend toeschouwers, waarvan vijfduizend van het IJzerfront tot Maasmechelen, driehonderd medewerkers, tweehonderd artiesten met hun partners, hun kinderen groot en klein, managers, chauffeurs, de verhuurder en zijn team van vleugels van Steinway & Sons [Maene], de ordehandhavers en veiligheidsmensen, de leveranciers van dranken, containers, spots, de sponsors met hun genodigden [waarvan de helft – en ik blijf beleefd] het verschil niet kennen tussen Bach en Beet], de ploeg van het vuurwerk [zéér schoon, cher lecteur], de politici met hun schandalen [Welke? Dat weten zij zelf wel], de tv- en radioploegen uit binnen en buitenland, de schilders, de opruimers… moeten allemaal eten, drinken, plassen, komen en gaan. Dat genereert een berg geld waar oom Dagobert geen nee-dank-je-wel voor zou zeggen. 

Vervolgens 
Zijn al deze mensen – al dan niet met hun firma’s – tevreden? Ten zeerste. Ze verdienen niet alleen geld, maar ze beseffen dat het publiek helder ziet en beseft met wat een overgave dit feest opgezet is. Je moet het toch maar doen, klassieke muziek voorbij de buis van Eustachius jagen zonder één moment van verveling of een half van ergernis. Het geheim? Laagdrempelige sociale ingesteldheid, de inzet vanuit het hart bereid tot op het gelaat gebakken van de medewerkers, en last but not least een programma gevuld met jonge energieke mensen die hun kunstje op eigen wijze en frisse manier brengen. Die mix maakt dat elke bezoeker OdeGand beschouwt als een uniek rustpunt in het hectisch leven, een verlossing uit het kwaad dat ons door de media de strot wordt ingeduwd en als delicatesse voor het wetenschappelijke deel van het verstand. 



Daarenboven
Veel meer dan eender welk ander initiatief in België toont OdeGand aan dat Gent de stad van de Vrede is, in al zijn geledingen. In de Arteveldestad is er al eens een ruzie [overal is wat], maar nooit bommen en granaten. Er zijn geen spanningen tussen de generaties en niemand bemoeit zich – op een roddeltje na, omdat het nu eenmaal deel uit maakt van de beschaving – met andermans problemen. Terwijl iedereen bereid is de gevallen fietser recht te helpen, houdt van de dreun van Klokke Roeland, zich niet stoort aan de klepel die de kerkklok kust en de stem van muezzin, en zich niet agressief gedraagt in het verkeer. 

Wat meer is
De vrouw als mens is in opmars. Ze is ambitieus, snakt naar kennis en wil het maken in de wereld. Terecht. De vrouw is de nieuwe jongleur – in de beste betekenis van het woord. Ze houdt altijd drie ballen in de lucht: haar relatie, haar carrière en haar moreel. Zij is door die drie ballen de nieuwe maatschappelijk vormgever. Het sluit – met een beetje goede wil – aan bij wat de satiredichter Aristofanes [446 – 386 v Chr] al aangaf met zijn drie vrouwenstukken. Hij was bevriend met de grondlegger van onze moraalfilosoof Socrates, maar bekritiseerde hem ook. In deze komedies wordt de vrouw als geheime wapen van het sociale leven belicht.
Tot halverwege de vorige eeuw bleef de vrouw het geheime wapen. In goed vijftig jaar tijd is zij uit de schaduw getreden. Er is geen plateau meer van onze maatschappij waar zij niet de dragende kracht van is. OdeGand is daar het beste bewijs van. De staf bestaat sinds vorig jaar uitsluitend uit vrouwen. Als ik het goed voorheb, zes in aantal. Zij hebben hard gewerkt om aan te tonen dat ook de vrouw kunst en cultuur kan sturen, leiden en vorm geven. En als er iets is dat toonaangevend is in de evolutie van het sociaal maatschappelijk leven is het wel de kunst en de cultuur. 

Verder Het programma. Dat valt uiteen in twee delen: de stadsoptredens overdag en het concert met vuurwerk ’s avonds. Over de stadsoptredens: veel vrouwelijke inbreng. De staf heeft er over gewaakt dat het geen Vrouwendag werd. Een menu naar keuze. Licht en zwaar klassiek naast een tussenspel [een mini-operette], zaal- en straatoptredens.
Marije Nie gaf de toon aan dat klassiek nooit verouderd. Haar tapdansen haalde meester Bach van onder zijn nimbus. Enig krasje op haar optreden: ze kent de composities, maar het tapdansen had wat afwisselender gekund.
De European Chamber Music Academy met vijf trio’s en kwartetten voor intieme kamermuziek, uitgevoerd door de ‘grote namen’ van morgen in de klassieke muziekwereld. Kundig gebracht dat wel. Wat al te strak echter uitgevoerd, de partituur te punctueel gerespecteerd.
Het Naghash Ensemble met zijn mystieke Armeense volksmuziek swingde op schitterende wijze van klassiek naar ludiek. De locatie, de kathedraal was er echter niet de goede locatie voor.
Het uitrekken van de op partituur vastgelegde minimal music composities van Simeon ten Holt, uitgevoerd door Polo de Haas, Arielle Vernède en Gerard Bouwhuis, bracht de toeschouwer in trance – en vaak van trance naar slaap. De uitvoering op drie piano’s deed denken aan Steve Reich, Philip Glass, maar ook aan Pink Floyd en zijn Umma Gumma. Ik had er graag wat langer getoefd, maar ja, verslaggevers moeten zwerven.
De Volksopera was weer van de partij met de operette Le Docteur Miracle van Charles Lecocq. Een niemendalletje en toch full house in de opera. Het bewijst zijn bestaansrecht. Operette is de volksmuziek van het klassieke genre, zoals de walsen van Johann Strauss de kitsch er van zijn.

Daarnaast
Er viel veel meer luchtig, kluchtig en duchtig te consumeren. Een mens kan zich niet opsplitsen, er moest dus een keuze gemaakt worden. Een vrije keuze is prachtig maar kan ook een handicap zijn. De bezoeker kan met een onvoldaan gemoed vertrekken, al is het even goed mogelijk dat hij tevreden is over de kans zelf een programma samen te stellen. En dat is wat de bedenkers van OdeGand altijd voor ogen heeft gestaan en de nieuwe staf aanhoudt.
Er is nog een extra zoete laag op de taart. De maatschappij heeft nood aan feestdagen. Was het vroeger de Roomse club die dat op zich nam, de culturele wereld heeft die nood overgenomen en opgevuld met Museumnachten, Tuindagen, Boekenmarkten, Dag van de Architectuur et cetera. OdeGand maakt daar deel van uit. In stijl en met klasse. Zonder enig spoor eigen aan de kunstkermis. Daarvoor ligt de lat te hoog, staat het respect te sterk. 

Tot slot
De hoofdschotel is het slotspektakel. Een concert op een groot podium op de Leie in het hart van Gent. Het volk zit in bootjes of zit/hangt/staat op de kaden. Als opwarmertje een a-capellakoor, gevolgd door een symfonisch orkest en de Amerikaan Cameron Carpenter dat met zijn zelfgebouwde digitale orgel de sfeer pas echt de hemel in zwierde. Hij zette aan met Toccata und Fuge van J.S Bach. Waarop er een paar andere orgelstukken volgden [één teveel].
Het dessert van de hoofdschotel was het vuurwerk, voor het eerst in samenspel met een live uitvoering van Music for the Royal Fireworks van G.F. Händel.
Het Paasfeest van eender welke religie kan niet tippen aan OdeGand. Het volk ging vrediger naar huis dan het gekomen was. Chapeau dus voor de staf en voor herhaling vatbaar. En volgende maal voor de hoofdschotel: een meer stijlvolle light show. Dan kan door niemand meer ontkend worden dat eens per jaar het opendeurdag is in de hemel.  


guido lauwaert 

OdeGand – muziek, bootjes & vuuurwerk 

zaterdag 16 september 2017 - 





donderdag 14 september 2017

CARGO [zinkt niet]




Is de nieuwste Vlaamse film CARGO de moeite waard om er geld aan uit te geven? Wat het antwoord ook is, men heeft er geen spijt van. 

De makkelijkste rol is weggelegd voor bluesgitarist Roland van Campenhout. Hij speelt Leon, de vader, pepé die 3/5 van de film in een coma ligt, het voorafgaande 1/5 geen woord zegt en het laatste 1/5 dood is.
Is Roland, zoals hij het liefst genoemd wordt, te koppig zijn mond open te doen? Neen. Hij is de eigenaar van een vissersschip en vader van Jean, Francis en William. Bonken van kerels die ook al weinig van zeg zijn. Mond op slot en de manier van kijken is typisch West-Vlaams én voor wie houdt van de zee, bij eb of vloed. Ja, zelfs bij springvloed. Tel daarbij vissersvolk, ja, dan heb je weinig woorden nodig. Hoe verder de zee op om den brode, hoe minder klap. De kunst is dan wel, met meer expressie dan dialoog, wil je een film maken die boeit, dan moet je met een sterk verhaal voor de dag te komen. 

De ramp als sleepnet 
De haven van Oostende, de Noordzee en een woonhuis, dat zijn de drie belangrijkste locaties. Binnen die driehoek speelt zich het drama af van een vissersfamilie, generatie op generatie. Het gaat echter slecht met de visvangst. Weinig vangst, minder opbrengst en als de vader / pepé bij een woeste zee verdwijnt, is de ramp compleet. De schipper wordt weliswaar opgevist maar met een zware beschadiging van de essentiële delen. Hij ligt in de woonkamer in een ziekenhuisbed en blijft enkel in leven dankzij baxters en een zuurstofpomp. De oudste zoon wil de zaak verder zetten. De bank schuift geen cent, want de zaak blijkt donkerrood te staan. Conclusie: is vader / pepé overboord gevallen of gesprongen? Gevolg: schuit verkopen, verhuren, in de fik steken…? Of ermee de illegaliteit ingaan? 

Het kind als truc 
Een belangrijke rol is weggelegd voor de achtjarige kleinzoon van de schipper. De jongen speelt zeer goed, maar bovendien is het inbreng van het kind een truc. Hij moet voorgelicht worden. Hoe het bedrijf er voor staat, de verhouding in de familie en in het bijzonder tussen de broers is. Met weinig woorden maar voldoende om hem – en de kijker, want dat is de truc – het verhaal van wat was, is en komen zal in te lepelen. Wat vaag is, wordt dus op het juiste moment weggeveegd, en dat siert de scenarist en de regisseur. 

Streektaal van ’t zeetje 
Een extra dimensie van de tragedie levert de rol van de eigenaar van meerdere vissersschepen. Hij was dan wel bevriend met de schipper en heeft het beste voor met de zonen, toch aast hij op het schip. Om te verkopen, er een aardig centje mee te verdienen. Josse de Pauw speelt de grootreder. Hij doet dat prachtig maar zijn West-Vlaams loopt op krukken. Waarom – als dan toch [terecht] de streektaal van ’t zeetje boven de algemene spreektaal verkozen wordt, hem dan niet in zijn eigen dialect, het Brussels, te laten spreken? Dat Oostends met een Brussels accent trekt het dramatische scheef.
Andere handicaps zijn een overaanbod van symbolen, te dik aangezette stiltes, te weinig verrassende elementen en te statisch. En te veel meeuwen, althans, ze komen wat al te vaak in beeld. 

Klassiek camerawerk als eis
Bij mijn weten bestaan er slechts twee films zonder vrouw. Namelijk de mooiste speelfilm ooit gemaakt en al duurt hij meer dan drie uur, hij verveelt geen minuut: Lawrence of Arabia en… Cargo. Ook hij weet – op een paar foutjes na, die bij de montage niet konden worden weggewerkt – de aandacht van de kijker vast te houden. Het camerawerk is klassiek en dat eist deze film. Frivoliteiten, zoals gezochte camerastandpunten, zouden enkel schade toebrengen aan het dramatisch verloop. 

Mag gezien
Beren, Palmen en Oscars zal Cargo niet veroveren. Hij mag echter gezien worden en op reis gaan naar het buitenland. De beste Vlaamse speelfilm van 2017. Met sterke acteursprestaties en een regisseur die zich bevrijd heeft van de laatste resten slijm en crème van de filmschool. 

guido lauwaert 

CARGO       ***
Speelfilm – Drama
Regisseur: Gilles Coulier
Cast: o.m. Sam Louwyck, Wim Willaert, Sebastien Dewaele.
Duur: 1.30 u





dinsdag 12 september 2017

HET WILDE WESTEN VAN DELPHINE LECOMPTE


Delphine Lecompte [foto Omer Minnebo] 

De in Gent geboren maar in Brugge levende dichter van het vrouwelijk geslacht, de ons na aan het hart liggende Delphine Lecompte publiceerde zonet haar zevende bundel, Western. De doop gaat door op 21 september. Iedereen welkom [zie onderaan]

Volgens de tekst op de achterkant van de kaft valt er een lijn te trekken doorheen de nieuwe bundel. ‘Een vrouw is belust op wraak.’ luidt de eerste zin. Die vrouw zal dan wel Delphine Lecompte zelf zijn. Dergelijke teksten worden tegenwoordig door de auteur opgesteld of worden gebruikt na goedkeuring van de schrijver. De rest van de openingsalinea van de promotekst gaat als volgt: ‘Na een moeizame jeugd in een obscuur dorp, een wisselvallig liefdesleven en een hobbelig arbeidsparcours spreekt ze over mensen en ervaringen die haar ooit het leven zuur maakten. Eerherstel en erkenning is haar doel.’ 

De waarheid
Wel wel, dat belooft. Welnu, de waarheid is dat Delphine Lecompte iedereen en alles recupereert ten bate van haar verbeelding. Ze trekt krom wat recht is en wat scheef staat zet ze recht. Haar gedichten zijn metamorfoses. Een beweging van een collega die haar niet aanstaat is voldoende voor een gedicht, net als een kapotte lamp van een kerstboom dat kan zijn. Het tegendeel kan ook aanleiding, aanstoot geven voor een gedicht. De kapotte lamp wordt heilig verklaard of de voor haar foute beweging kan de enige juiste zijn. Het hangt af hoe haar pet staat. 

Zelfwraak
Is Delphine Lecompte belust op wraak? Ja en nee. Ze is zeer ambitieus, uit noodzaak. Haar poëzie is een troost in bange dagen en een plezier in stille nachten. Zonder de nacht hoeft er geen dag te zijn. Zo bekeken zit de wraak niet in de gedichten maar heeft ze een hoge mate van zelfwraak als autogenese nodig om te kunnen dichten. Dit overgebracht naar de nieuwe bundel is Western een Film noir vertoond als cowboyfilm. In beide genres beheerst melancholie, vervreemding, pessimisme niet het karakter maar de persoonlijkheid van de held of antiheld en de femme fatale of femme victime.
Delphine Lecompte eigent zich alle rollen toe. Dat zegt ze niet, maar toont het. Zo moet de titel en de opbouw van Western gezien worden. Nog meer uitgesproken dan voorheen is de nieuwe bundel een kluster van wildwestverhalen zich afspelend tegen de achtergrond van allerlei intriges in een louche stad. 

Spat van het blad
Dit gezegd zijnde. Bekijken we Western aandachtig dan spat het filmleven van het blad. Te beginnen met de titelpagina – WESTERN / gedichten / Directed by / Delphine Lecompte – over de inhoudsopgave – Intro / Part one: child / Part two: whore / Part three: revenge / Part four: redemption – tot – deleted scene – en die ‘geschrapte scéne’ wordt voorafgegaan door – The end.
Brengen we dat van het doek naar de zaal zien we het leven van de dichteres. Eerste deel, een moeilijke jeugd; tweede deel, een woest en wild puberleven; derde deel, een afrekening [wraak]; vierde deel een verlossing [bevrijding]. De ‘geschrapte scène’ is zeer vrolijk van aard, een loflied als het ware, kortom, ‘All’s well thats ends well’ en ‘Happy end’.
Goed, wij – de lezers | kijkers – verlaten de zaal opgewekt en begeven ons naar de kroegen vol vrouwen en matrozen, zoals Wannes van de Velde dichtte en zong in Brussels by Night

Het kabaal van haar moraal
De brutale taal van haar poëzie en het mediagedrag van Delphine Lecompte stoten heel wat mensen af, vooral vrouwen. Dat pleit voor haar savoir-vivre en haar poëzie. Zij onderscheidt zich van de andere mensen door het kabaal van haar moraal. Zij heeft zich van haar opvoeding verlost, zich bevrijd uit het cola- & cocaïneleven, afgerekend met wat maatschappelijk vals is en is opgestaan uit de schijndood om het lied der bevrijding te zingen.

Delphine Lecompte! Gefeliciteerd met deze evenwichtige, voldragen bundel en blijven ademen! Op naar de achtste bundel. En voor de lezer: haar gedichten zijn leesbaar, zelfs analfabeten zullen er lol aan beleven. 

guido lauwaert 

WESTERN – gedichten – Delphine Lecompte
De Bezige Bij – 2017 –
120 pagina’s – 91 gedichten - 19,99 euro 




maandag 11 september 2017

KUIFJE IN ANTWERPEN

Rinus Van de Velde [zelfportret] 

Tot 21 oktober stelt Rinus Van de Velde zijn nieuwe werk voor aan striplezers van 7 tot 77 jaar. Het is een reis doorheen de tonelen van een verzetsman. 

De eerste gedachte die een bezoeker als deze te binnen schiet is dat dit prachtig werk in de verkeerde kunstgalerie staat. Te kleine ruimtes voor de artistieke armslag van een artiest als Rinus Van de Velde. Nader beschouwd blijkt zijn werk, zoals zijn voorgaande, geen groter volume te verdragen. Althans niet bij de presentatie. Wie een werk koopt zal dat waarschijnlijk breed, hoog en diep willen tonen – dat is zijn recht – maar in dat geval verliest het een essentiële waarde. Tenzij de eigenaar de gelukkige bezitter is van een kasteel en er geen kleine ruimtes zijn. Zelfs dan echter dient er een intimiteit gerespecteerd te worden. Denkt Rinus Van de Velde groot, het artistiek resultaat huist in een kamer niet veel groter dan de grot van een kluizenaar. 

Behind the looking glass
Terug naar de bezoeker. Hij stapt de galerie binnen, betreedt kamer na kamer en moet voorzichtig laveren. Tuinmateriaal, werkkledij, bordkartonnen takken, bamboeladders, stukken beschilderd pakpapier, vuile verfpotten, het achterstuk van een auto, het wrak van een Piper J-3 Cub, emmer, borstel en vuilnisblik, alles schots en scheef, kriskras door elkaar. Het lijkt wel of er kort voordien een rukwind door het pand raasde, toen even ter verluchting ramen en deuren waren opengezet. 

Aan de muren hangen grote houtskooltekeningen. Het lijken vensters, of zijn het prenten van wat behind the looking glass van de verbeelding schuilgaat. Een zelfportret van Rinus Van de Velde onder scheerschuim lijkt daar op te wijzen. Je ziet niet enkel het gezicht van de kunstenaar maar tevens de troebels waar hij mee worstelt. Wie is volwassen en wat is volwassen zijn? Van waar kom ik? Waar ga ik heen? Waar en wie zijn wij? 

Voedstervader Hergé
Eenmaal zover kan niet anders dan besloten worden dat Rinus Van de Velde een stripfanaat is, met als voedstervader Hergé, schepper van Kuifje en cie. ‘En cie’, is met opzet toegevoegd. Want Rinus is niet alleen titelfiguur Kuifje maar tevens kapitein Haddock en professor Zonnebloem, samen sterk in hun gevecht tegen luitenant Allen [de modale kleine schurk], Rastapopoulos [Aristoteles Onassis, koper van Jacqueline Kennedy], Laszlo Carreidas [Marcel Dassault, vliegtuigbouwer, filmproducer, mediatycoon, journalist, politicus, kunstverzamelaar] en alle andere patsers voor wie elk kunstwerk een schouwgarnituur is, voor wie zich boven de wetstraat en de straatwet verheven voelt, zijn eigen moraal heeft. 


Rinus Van de Velde: hoe vlot is een bed? 
Maar Rinus Van de Velde is niet enkel een kwajongen, een brombeer [in wording] en een uitvinder met de titel van professor. Hij is tevens een verzetsman die op de vlucht is, een eenzaat met eerder een vlot dan een bed. Zijn vlot is een altaar en zijn bed het plat van de tafelberg. Hij heeft ze uitgetekend en ze hangen in de expositie. Wie een bed en een vlot ziet, zit er dik naast. Vlot en bed staan bij Rinus Van de Velde voor het streven, bereiken maar nooit bezitten of beheersen van de totale vrijheid. 

Een toneelvoorstelling
De opbouw van de tentoonstelling kan tevens gezien worden als een theaterdecor en een operatiezaal. Een theaterdecor met als spelers de bezoekers en een operatiezaal waarin een team o.l.v. een chirurg [Rinus als mens] een hersenoperatie uitvoert op een patiënt [Rinus als artiest]. Eenvoudig gezegd, de realisatie van een houtskooltekening is het kalmeermiddel ter verdrijving van een obsessie. Elke obsessie is een scène en alle scènes samen vormen een toneelvoorstelling. De klassieke regieaanwijzingen zijn ook niet vergeten. Ze zijn te vinden onder elk werk, pardon kunstwerk. Ze zijn de röntgenstralingen die aan de basis ervan liggen. 
Rinus Van de Velde: woelend in zijn obsessies? 

Het werk van Rinus Van de Velde, tot slot, toont aan waarom strips zo vaak verfilmd worden. De oudste, minder geslaagde verfilmingen van Kuifjestrips buiten beschouwing gelaten, is er de tekenfilmserie van 39 afleveringen daterend van begin van de jaren negentig. Maar het ultieme voorbeeld van droom wordt strip en strip wordt film, is de film The Adventures of Tintin: The secret of the Unicorn uit 2011 van Steven Spielberg. Is de in eerste plaats bekend staande maker van avonturenfilms [Indiana Jones et cetera] een cineast, Rinus Van de Velde is de schepper van tragedies. 

guido lauwaert 

RINUS VAN DE VELDE – Recent werk
Tot 21 oktober in Tim Van Laere Gallery, Antwerpen
www.timvanlaeregallery.com


donderdag 7 september 2017

OP STAP OP ZATERDAG



In tegenstelling tot heel wat Vlamingen behorend tot de lagere burgerij - zij verkiezen de geëffende paden - gingen wij vorig weekend onze eigen weg met twee bestemmingen voor ogen. Het eerste liet ons struikelen, het tweede zweven. 

EEN HULDIGING 

Tone Brulin 
De legendarische theatermaker Tone Brulin werd in 2016 negentig en dat moest gevierd worden. Daarom werd met een jaar vertraging op zaterdag 2 september 2017 om 5 uur ’s middags een huldiging opgezet in het Kaaitheater, hoofdkwartier van het Theaterfestival. Een boek zou aan de jarige uitgereikt worden. Een bloemlezing met tien theaterteksten van diens hand.
Toen wij arriveerden hadden zich een twintigtal mensen verzameld rond een paar tafels in het café van het Kaai. Wij werden hartelijk begroet door een paar oude rotten in het vak. Even later werd de gevierde binnengeleid en gedwongen vooraan plaats te nemen, samen met zijn partner. Tone Brulin lachte toen hij ons zag, al zagen wij dat hij diep moest tasten in zijn geheugen naar onze naam. Geen oneer hoor. Kan je 91-jaar oud aandachtig luisteren en zinnige praat uitslaan ben je een wijs man. Wat meer is, zo goed hebben wij elkaar nu ook niet gekend dat onze naam blijvend op zijn lippen ligt. 

Wij hadden verwacht dat geen legioen maar toch een cohorte de huldiging zou bijwonen. De theaterzaal is daar geschikt voor. Logische locatie voor een levende legende. Helaas, het bleef bij het al eerder genoemde twintigtal en het café. Wat er verder nog rondliep beperkte zich tot het personeel van de drank- en eettent, enkele technici van het festival en een paar medewerkers van het theater. Ze keken naar ons zoals men naar een versleten kerkhof kijkt.
Erwin Jans 
Dramaturg Erwin Jans, tevens samensteller van de bloemlezing, heette ons welkom en stelde de sprekers voor. De eerste was een academicus die met een PowerPoint de verwantschap aantoonde tussen de toneelstukken van de gevierde, Hugo Claus, Herman Teirlinck, Samuel Beckett en Ivo Michiels. Wat getoond werd had weinig power en nog minder point. Veel geleerd hebben wij niet en blijkbaar dachten de andere aanwezigen er net zo over, aan het applaus te horen. 

De volgende spreker was regisseur Franz Marijnen

Hij had speciaal zijn vesting op Cyprus verlaten uit respect voor de gevierde. Van hem werd verwacht dat hij een persoonlijk eresaluut aan de feesteling zou brengen en een fragment uit een toneelstuk dat hij geregisseerd had voorlezen. Het tweede deel van de verwachting gooide hij de prullenmand in, bij de PowerPoint, om zich volop te werpen op het eerste deel. Marijnen bekende dat Tone Brulin hem meer geleerd heeft dan de Brusselse film- en dramaschool, het Ritcs. Om plots het kerkhof te bekijken en pathetisch vroeg waar de generatie van tieners, van twens, van dertigers was. Die hoorden hier aanwezig te zijn. Niet met z’n allen, maar elk gezelschap, elk flink gesubsidieerd theater had toch een afvaardiging kunnen sturen. Het komt er op neer dat de jonge theatermakers hun peetvaders en –moeders niet meer kennen, en het is nog niet eens hun eigen schuld. Hun leraars, de generatie van de veertigers hebben ze verdrongen, zoals ze de rijke geschiedenis van het naoorlogs theater zijn vergeten. Wat Marijnen zei bracht uw theaterspion in herinnering wat hij ooit heeft meegemaakt: een theaterleraar keek verwonderd op toen hij de generatie van de Angry Young Men ter sprake bracht. Ja, van Pinter had de kerel al gehoord maar van een groep gelijkgezinde jonge intellectuele Britse schrijvers met die naam, nog nooit. 

Een applaus en instemmend geknik voor Franz Marijnen. Na weer plaats te hebben genomen tussen de oldtimers was het de beurt aan acteur en theatermaker  Chokri Ben Chikha
Chokri ben Chikra 
De goede, immer opgewekte man vroeg zich af waarom hij gevraagd was [misschien omdat het als een plicht gezien wordt een Belg met zuiderse roots te vragen?], wat hij stond te doen en las op ludieke wijze een fragment voor uit een toneelstuk van Tone Brulin. Hij kreeg de aan de toon van zijn betoog bijpassende lach en aan het eind instemmend applaus. 

Dramaturg Erwin Jans nam opnieuw het woord, na een koppige jeuk tussen kraag en hals dood te hebben gedrukt. Het laatste punt van het programma, zei hij, de overhandiging van het eerste [openbare] exemplaar van het boek. Ook uw theaterspion kreeg een exemplaar, al zal hij dat waarschijnlijk weer moeten inleveren bij de uitgever, na lezing door de organisatoren van dit epistel. Tenzij, tenzij wij dit verslag afsluiten met een schouderklop. Nee, dat kunnen wij niet. Omdat het godgeklaagd is hoe stuntelig dergelijke huldigingen opgezet worden en dat het maar niet lukt publiek er voor te ronselen. Veel organisatoren denken dat het voldoende is een uitnodiging online te gooien en wat flyers te drukken.
Ach, genoeg. Deze huldiging was die naam niet waard, eerder een vernedering voor The rebel with a Cause, zoals Geert Opsomer Tone Brulin ooit noemde. 

NAAR SCHOOL 

Na een lichte maaltijd lieten wij ons voeren tot diep in het Pajottenland waar de School van Gaasbeek gevestigd is, een jong cultureel centrum dat onderdak heeft gevonden in het verbouwde dorpsschooltje van een gemeente beroemd om zijn kasteelmuseum, maar een kasteel dat minder bekend is dan het nabij gelegen kasteel van Beersel. Dat heeft zijn faam dan weer te danken aan de beste strip die Willy Vandersteen ooit getekend heeft in de reeks Suske & Wiske, Het spook van Beersel. 

Een driedaagse had De School van Gaasbeek opgezet onder de noemer SeptemberFestival. Van 1 t/m 3 september werden diverse activiteiten met een poëtisch cachet gepresenteerd. Wij hadden de avond van de tweede dag uitgekozen om eens te gaan piepen. Zacht weer – alles vond dus plaats op de voormalige speelplaats van de school. 

Het Ictus ensemble bracht een wereldcreatie. Liesa Van der Aa, componiste, zangeres en leading lady van de experimentele pop in ons land, dook samen met Tom Pauwels, huisgitarist van Ictus, in de Amerikaanse rootsmuziek. Heel sfeervol, die life gebrachte muziek van Christopher Trapani en Larry Polansky, al denken wij dat deze muziek beter tot zijn recht komt in een gesloten ruimte. In open lucht is er altijd wel iets dat de aandacht afleidt. Afijn, grote stijl en klasse was er en dat zorgde voor een opperst gevoel. 

Twintig minuten pauze. Voldoende tijd om de vuurmanden te vullen en voor een microfoontest van de drie voordragers, Tine Bertels, Gene Bervoets en Clara Cleymans, verkopers van Jan Fabres woorden. 
van L naar R: Clara Cleymans - Gene Bervoets - Tine Bertels 

Ze lazen voor uit Restanten, een bescheiden boek met dwerganekdotes en keldergedachten die de voorstelling MOUNT OLYMPUS en NACHTSCHRIJVER niet haalden. Het is een waar genoegen het drietal te horen. Al verschilt hun timbre, ze surfen op dezelfde golf. De strakke toon van Tine Bertels, de frisse speelsheid van Clara Cleymans en de vrouwvriendelijke bas van charmeur Gene Bervoets schenken hetzelfde genot als een cellosuite van baas Bach. 

Een prachtige afsluiter van een culturele uitstap in mineur gestart.
De School van Gaasbeek heeft een edel niveau. Het is een tiara met echte parels bezet. Een nieuwe pluim op de al hoge hoed uit de winkel van Hinderickx en Winderickx van Hugo de Greef. Hij zal ons daar vaker zien. 

guido lauwaert 

TONE BRULIN – De Waterdrager en de dorstige – Uitgeverij ASP – 24,99 euro – www.aspeditions.be – 
Tentoonstelling Leven en Werk Tone Brulin – Kaaitheater –

DE SCHOOL VAN GAASBEEK – SeptemberFestival – e.a. programma’s - www.facebook.com / www.deSchoolvanGaasbeek.eu