woensdag 21 december 2016

ELVIS, THOMAS & IVO





Een zaterdag zonder Elvis [blijft bestaan]… zal wat vreemd aandoen. Alsof een naast familielid gevlucht is naar Canada. Aan luchtvaartuigen geen gebrek, net als aan goedkope reistickets. De vluchteling moet echter een nieuw leven vinden en dat kost centen en krenten. Even over en weer vliegen zit er niet in. Goed, het gemis zal aan kracht afnemen maar niet in waarde dalen. Dus… ‘Elvis! Blijf bestaan maar kom af en toe langs! Liefst van al met Thomas. – Thomas Vanderveken, ja. Zeg hem… alles is vergeten en vergeven.’ 

Thomas Vanderveken 
Bij zijn laatste bezoek had Thomas als naar gewoonte een heer van stand tegenover zich, Ivo van Hove. Dat wisten we, door de tamtam er rond, en omdat hij met de jaren een internationale reputatie als theatermaker heeft opgebouwd. Met eigen zout, eigen zweet en eigen zwier zwaaide hij zich naar le cour d’honneur du Palais des Papes in Avignon, met de fiets naar Broodway – dat gulzige monster van New York, naar Barbican Center nabij Piccadilly Circus, naar de Chaubühne met op loopafstand het Stammhaus van Café Einstein aan Unter den Linden met zijn heerlijke Berlinerbollen, naar L’Odeon de Paris, nabij L’Opera, Olympia. De verwachtingen waren door Ivo’s aardig gevulde broodtrommel – niet alleen voor mij, veronderstel ik – hooggespannen. Eerlijk gezegd, het viel wat tegen. 

Aan Ivo lag het niet. Die kan praten als Brugman. Dat is zowat het belangrijkste wat de laatste aflevering de kijker leerde. Het lag ook niet aan Thomas, hoewel; hij moet zijn zegje gehad hebben, niet? Maar Thomas heeft een lach op het gelaat en een fluwelen stem waartegen Vladimir Poetin en Recep Tayyip Erdogan, afzonderlijk en samen, geen weerstand aan kunnen bieden. Zij – stel dat Vlad en Tay – zoals hun troetelnaampjes in familiekring luiden – te gast zouden zijn bij Elvis, wat niet denkbaar is, gezien het gehalte van het programma, maar stel – zij zouden zelfs schurkenstreken die zij niet hebben begaan tegen elkaar op bekennen.
Thomas slaagt er zelfs in, door sa condition humaine de indruk te wekken de enige verstandige mens in de wijde omgeving te zijn.
Nee, de haast complete verantwoordelijkheid voor de zwakke aflevering valt op naam van de redactie te schrijven. Een half dozijn mensen doet veldwerk, stript het leven van een gestrikte gast, haalt zelfs tevoorschijn wat onder de mat is geveegd - vanonder twaalf dozijn matten desnoods, zift, om tot een pakketje te komen waarvan een gast zegt dat hij zelf verbaasd is zo slim te zijn en wat voor stijl hij heeft en hoe hij de bijl hanteert. ‘Echt waar, Thomas, ik ben verrast, dank je wel. Ik wist werkelijk niet dat ik tegelijk streng maar rechtvaardig kan zijn.’ 

Wel, Ivo zal niet verrast geweest zijn. Ik denk dat zelfs hij teleurgesteld het VRT-domein heeft verlaten, op de Thalys naar Amsterdam is gestapt en in de eerste klas – totaal tegen zijn gewoonte in – een dubbele whisky niet heeft afgeslagen die hem werd aangeboden door een hostess die de brochure ‘Instructies betreffende de behandeling van reizigers Eerste Klas [Franse en Engelse versie op aanvraag]’ niet alleen nauwkeurig bestudeerde en daar op het examen een tien voor haalde, maar die kan voordragen met dezelfde naturel en schwung als waarmee Halina Reijn La voix humaine van Jean Cocteau in een regie van Ivo ten tonele brengt. 

Halina Reijn 
De laatste aflevering van het seizoen begon goed – mijn glas wijn werd door mijn butler na tien minuten bijgevuld, dat zegt al veel – maar eenmaal beide heren goed en wel op weg waren, werd het voor deze kijker duidelijk dat de redactie niet diep genoeg had gegraven en gestapeld. De vragen werden oppervlakkig, ja, zelfs gênant. Hoe heeft in godsnaam Thomas erin toegestemd Ivo een vraag te stellen over diens aard en wie er in de keuken staat. Is Alleen Elvis blijft bestaan een kookprogramma? Het ging van kwaad naar erger. Of Ivo niet een gezinsleven mist? Behoefte heeft aan kinderen? Dit was warempel seksueel racisme. Plots smaakte de wijn niet meer. De redactie mag een rekening verwachten voor een fles Pomerol en een behandeling om opnieuw alcoholist te worden, een toestand waarin ik mij pas goed beter, best voel. 

Wie Ivo’s levenspartner is mag gezegd worden… terloops! In een programma als dat van Thomas moet het om iemands cultuur gaan, niet natuur. Zet ik een foto van een halfnaakte Halina in dit artikel? Daar zijn andere blaadjes voor. Door die schuiver en de dalende spanning tussen beide heren verloor de aflevering aan waarde. Het laatste half uur werd metaalmoeheid vastgesteld. Een aflevering teveel. En daar was The Lord of Art in Flanders and Holland het slachtoffer van. Je zag duidelijk dat Ivo de zin verloor – naar elders verlangde [A cab! A cab! This bloody hell for a cab!]. Het lijkt me niet meer dan logisch dat Ivo na de opname wat zal nagepraat hebben, maar niet langer is gebleven dan wat de beleefdheid voorschrijft. 

Thomas, je hebt geen valse charme en je bent best intelligent, maar jij hebt het dirigeerstokje, de zweep, het kolonelsstokje [schrappen wat niet past], vergeet dat niet. Omdat jij de gastheer bent. Jij krijgt de rekening voorgeschoteld. Je redactie vertrouwen is nobel, maar jij hebt het eerste maar moet ook het laatste woord hebben. Tot en met de laatste aflevering van het seizoen.
Dus… conclusie… neem een lange vakantie, geniet ervan, ga weer aan de slag, bekijk alvorens die bouwval aan de Reyerslaan opnieuw te betreden enkele afleveringen van VPRO’s Zomergasten, gepresenteerd door Adriaan van Dis, want een nieuw seizoen moet er komen, zoveel meer kunstzinnig uit eigen mand en want heeft de VRT slash Canvas niet te bieden, maar denk al van de eerste werkdag aan de laatste. Verspreid je krachten, zodat jij noch de gast noch de kijker aan het eind van de rit met een kater zit… en geef dit even door aan de redactie, wil je? 
Dan trakteer ik je op een heerlijke koffie en punttaart volgende lente op het terras van... 


Café Einstein - Unter den Linden 

guido lauwaert 
gent, 2016-12-21 

dinsdag 20 december 2016

DE FAMILIE CENCI: Wanneer op de planken?



Percy C. Shelly 
Toneelmakers zitten verwoed te zoeken naar ijzersterke repertoirestukken, maar komen steeds opnieuw uit bij Aischylos, Sofocles, Euripides, Shakespeare, Tsjechov, Molière, Ibsen en wat mindere toneelgoden. Hoewel ze het eens zijn met William Wordsworth die het ‘De grootste tragedie van de 19de] eeuw’ vond, blijft De Familie Cenci van Percy Buyssche Shelley hangen tussen ja en nee, waarom en daarom. 

Nochtans zou een opvoering in de huidige tijd van corruptie alom, pestgedrag à volonté, burenruzies en familiedrama’s niet meer dan normaal zijn, want het werk heeft, een kleine 200 jaar na zijn geboorte geen gram aan actualiteit ingeboet. En toneel is, toch meer dan andere kunsten, een kunstvorm die vertrekt vanuit de heersende moraal. Het zou dan ook niet meer dan normaal zijn dat een gedegen gezelschap dit stuk op het repertoire neemt. Zowel in Noord- als Zuid zijn er gezelschappen die het makkelijk aankunnen. Ze beschikken over gedegen artistieke leiders, een intelligente staf en uiterst bekwame acteurs [m/v]. Al vaak heb ik hen op het stuk gewezen, nu de trend naar repertoirestukken weer in opgang is, maar helaas, het komt maar niet tot een opvoering. 

Het toneelstuk is gebaseerd op een waargebeurd feit. De dochter van patriarch Cenci [1549-1598], een pervers en gedegenereerd man, gaf feest op feest, een dubbelop nadat zijn zonen zijn gesneuveld in de strijd, beschouwde zijn vrouw als gebruiksvoorwerp, verkrachte zijn dochter Beatrice en bleef haar nadien pesten. Ten einde raad huurde Beatrice [1577-1599] een moordenaar die doet waarvoor hij wordt betaald, dat raakte bekend, proces en vonnis volgt. Paus Clemens VIII, schonk Beatrice geen gratie, ondanks de smeekbede van de hele Romeinse adel. Vader Cenci was een geldkakker van de paus. Hij liet missen lezen als geen ander, ging te biechten en financierde de bouw van kerken. De familie had tevens een sterke band met het Vaticaan. Van maart 913 tot mei 1928 regeerde een Cenci als Johannes X. Al was vader Cenci’s geloof een parodie, zoals algemeen was geweten, gerechtigheid moest geschieden en vooral een voorbeeld worden gesteld, ten aanschouwen van het volk. Bij misdaad hoort straf zoals boter bij de vis. Daarom stierf Beatrici Cenci op tweeëntwintigjarige leeftijd, samen met haar stiefmoeder, op het schavot. 

Shelly [1792-1822] schreef het stuk in de zomer van 1819 in nauwelijks drie maanden, zoals hij op 24 augustus van dat jaar aan zijn vriend de satiricus Thomas Love Peacock, liet weten. Al wat hij voordien geschreven had, vond Shelley minderwaardig. Bovendien beschouwde hij De Familie Cenci als een leesstuk , ‘zeer volks van aard’, zoals blijkt uit een brief aan zijn uitgever Ollier in Londen. Het stuk was echter zo kritisch voor de moraal van de adel in het zadel dat de uitgever korte tijd twijfelde. Eenmaal verschenen werd het echter meteen bestempeld als een succes d’estime. De recensies waren, op een paar na, lyrisch en wezen op de kracht en de schokkende aard van het uitgewerkte gegeven, zodat de verkoop liep als een trein en er vraag was naar een opvoering. 

Shelly heeft die echter niet beleefd. De directie van Covent Garden Theatre verwierp het stuk, al voelde het duidelijk aan dat het niet moest onderdoen voor de beroemdste stukken van de Engelse Bard, en erkende de directie – na de dood van de auteur [!] – dat The Cenci ‘de mooiste Engelse tragedie der moderne tijden’ was, en ‘het grootste drama na King Lear’. Iedereen met enig verstand van toneelzaken plaatste het stuk in de wereld van vader en Vaticaan. De vader staat model voor de machtswellusteling en het Vaticaan om zijn inhaligheid. Heel wat schrijvers, onder meer Adriaan Roland Holst, hebben het stuk geprezen en wezen op soortgelijke woeste krachten als schuilend in Macbeth, Hamlet, Richard III en Othello.
Ook Lord Byron vond het een meesterwerk, met een licht kritische noot. De poëtische toneeltaal was schitterend maar de dramatiek kon beter. Dat kan misschien wel zo zijn, maar elk repertoirestuk wordt heden ten dage zwaar onderhanden genomen. Er wordt aan gebeiteld en geschaafd zodat het schoon blikt en lekker bekt. De integrale uitvoering van De Familie Cenci duurt vier uur, net zo lang als de originele versie van King Lear of Romeo & Julia, en die worden ook versmald en opnieuw gewassen en gestreken. De lengte mag dus geen reden zijn om het stuk niet op de affiche te zetten. 

Afijn, de voorstelling, zestig jaar na de dood van Shelly, ontlokte Oscar Wilde de uitspraak dat de tragedie ‘zoals we die lezen, een volledig kunstwerk is – dat zich heel goed  ten tonele laat voeren, maar niet afhankelijk is van een opvoering.’ De reden voor de kritiek, zowel van Byron als van Wilde, is dat toneelstukken in de 19de eeuw, in tegenstelling tot Shakespeare’s tijd, aan een gezapig tempo werden opgevoerd. Welnu, het succes van De Familie Cenci hangt in eerste instantie af van het concept, én het tempo. Een stuk dat aan een razend tempo geschreven is, eist een verschroeiende vaart. Het zit op, onder en tussen de lijnen. Shelly’s werkkamer was een glazen dakkapel, waar razende stormen en het verblindend zonlicht zijn gevoelens sterk hebben beïnvloed. Een regisseur die geen rekening houdt met de drift van de kunstenaar mist meesterschap.
Het toneelstuk moest bovendien het typische tempo van het gewone volk verbeelden, niet dat van de klasse waartoe de schrijver behoorde. Dat schreef hij ook aan de uitgever. ‘Er restte mij niets anders te doen, zo stelde ik me voor, dan het te schoeien op de leest van mijn landgenoten en het in een taal en handeling te gieten die het regelrecht naar hun hart zou voeren.’ 




Het thema van incest, inteelt, misbruik van kinderen, en wraak, al of niet door vermeende miscommunicatie in familiekring, is van alle tijden. De vele familiedrama’s en massamoorden die ons dagelijks geserveerd worden, tonen dit aan.
In de twintigste eeuw is het stuk zesmaal verfilmd. In het interbellum kende het werk opvoeringen in Coburg, Praag, Moskou en Rome. Na de Tweede Wereldoorlog vonden opvoeringen plaats in Londen en New York. In 1995 werd het opgevoerd door Het Zuidelijk Toneel. De regisseur was… Dora van der Groen. Ze was ‘gefascineerd’, zoals Arend Evenhuis op 27 oktober van dat jaar schreef in Trouw, ‘door Shelleys taalgebruik.’ De scenograaf was niemand minder dan Jan Versweyveld, de rechterhand van Ivo van Hove. Beatrice werd vertolkt door Chris Nietvelt, Johan van Assche speelde vader Cenci, en de huisvriend Orsini, een geile roomse prelaat, werd vertolkt door Jappe Claes.
Een rol waar hij blijkbaar voor geboren is, want is hij ook niet de kruiperige onderpastoor in de film Daens, die zo vaak de ring van de Gentse bisschop kust, dat het de man irriteert en hem aan het onderdeurtje geeft met de boodschap dat hij hem drie dagen mag houden? ‘Dan kunt ge hem zoveel kussen als ge wilt,’ aldus de bisschop, meesterlijk gespeeld door Julien Schoenaerts. 

Een bijkomend pluspunt aan het stuk is dat Shelley zin personages niet als heidenen of heiligen presenteert. Aan elke mens zit kwaad en goed. Ook aan Beatrice, want zij had evengoed kunnen vluchten en in een klooster onderduiken. Nee, zij beraamde een moord… samen met haar moeder. Samengevat kan gesteld worden dat De Familie Cenci een stuk is dat zich boven de christelijke beschaving verheft, maar alle valsheid van het katholicisme in zich bergt. 



Antonin Artaud 
Antonin Artaud, de grote theaterfilosoof, heeft eenmaal een stuk geregisseerd. Welnu het was Les Cenci. Ondanks, of misschien juist dankzij zijn theorieën, heeft hij er helaas zijn tanden op stukgebeten. Tijd en plaats waren ook niet geschikt. Het was 1935. De Roomse kerk stond op het toppunt van zijn kracht en invloed, Hitler was aan de macht, net als Mussolini. Het conservatieve denken had geen oog voor de waarde van de vrouw en het kind. De tijden zijn echter veranderd. De emancipatie van de vrouw is in een hogere versnelling geraakt en de rechten van het kind staan sinds kort op alle agenda’s. Maar heeft de vrouw een stek en een stem in de Curie? Vooralsnog wijst dus niets erop dat er veel zal veranderen. De daad bij het woord is nooit de sterkste kant van het Roomse Rome geweest. 

Een productie van De Familie Cenci door een gedegen gezelschap, met een regisseur waar je je hoed voor afneemt en een cast om u tegen te zeggen, zal [voorzeker] buiten de grenzen van zijn eigen huis en stad breken. Avignon halen, Berlijn, Sint-Petersburg, Moskou. Als dat lukt zal de voorstelling meer invloed hebben op la condition humaine dan de pathetische woorden van een paus. 
Het is nu ook eenmaal de taak van het toneeltheater. Het moet het lot van het mensdom ter harte nemen: politiek, economisch, cultureel en de vermenging van de drie pijlers van de westerse beschaving. De geschiedenis heeft dit al ten overvloede aangetoond. Het is voldoende erin te kijken. 

guido lauwaert
gent, 2016-12-20  

bronnen:
Gerlof Janzen, vertaler en inleider van De Familie Cenci – Ambo / Baarn – 1995
Dr. J. Keunen: P.B. Shelley – Davidsfonds / Leuven – 1942


zondag 18 december 2016

MET JAN FABRE IN DE FOYER



Vrijdag, 16 december 2016. 

De nazit van de laatste voorstelling van NACHTSCHRIJVER van Jan Fabre in de Kortrijkse schouwburg. 
Jan, de acteurs, wat stafleden, een paar vaste afnemers van diens kunstwerken en ik zitten in de foyer.
Al menige fles is ontkurkt. 
'Na mijn dood krijg je mijn brein,´ zeg ik tegen Jan.
´Zeer goed,´ antwoordt hij. ´Ik maak er een kunstwerk van.´
‘Is het dat nog niet?’ opper ik.
‘Juist daarom,’ reageert Jan ad rem. 
Allen lachen.
'Ik ben echter nog niet van plan meteen dood te gaan,' zeg ik. 
'Wacht niet te lang,' zegt Jan. 'Veel meer beschadigd dan het al is mag het niet zijn.'
Alweer algemeen gelach. 
Ik spring op, sla Jan tegen de grond.
Aanwezigen trekken mij weg, helpen Jan recht.
De politie en de hulpdienst worden gebeld.
Een kwartier later ben ik afgevoerd en mag een nachtje afkoelen in de cel. 
Prachtig. Net goed. Ik was toch te dronken om te rijden. 
Gisteren, nuchter en weer thuis, mail ik Jan:
Mening niet gewijzigd. Maandag ga ik naar de notaris. 
Zodat mijn brein niet in verkeerde handen valt. Hoe wil je het... gekruid en gefruit?' 
Een paar uur later een antwoord: Kan me niet schelen, als het maar het origineel is. 
Ik print onze correspondentie en leg die klaar voor de notaris. 

guido lauwaert 
gent, 2016-12-18 





zaterdag 17 december 2016

WORDS, WORDS, WORDS



Words, words, words. 
‘De kracht van woorden mag nooit onderschat worden,’ schreef Joyce Roodnat in haar wekelijkse column,  NRC… gaat uit, in het Cultureel Supplement van donderdag 15 december. 

Volmondig met haar eens. Het juiste woord vinden is haalbaar, de perfecte zin niet. Al helpt het juiste woord om in de nabijheid ervan te komen. Iedereen heeft wel zijn voorkeurlijstje, en toch heb je ook een Top 100 van beroemde zinnen, wereldwijd, geplukt uit gedichten, toneelstukken, romans, essays, monologen en, nee, niet films, maar de fundering van een film, het scenario, zijnde de speeltekst. 

In deze lijst staat William Shakespeare hoog gequoteerd. Los van de bekende – Words, words, words, Speak low, if you speak of love en To be, or not to be: that is the question. – heb ik de mijne, die vreemd genoeg niet in de Top 100 voorkomen. Soms kan één zin een hele scène maken. Een goed voorbeeld hiervan is de eerste scène van Macbeth. Drie heksen verschijnen en wat ze zeggen vat het hele drama van wat de toeschouwer te wachten staat, filosofisch samen. Vele wetenschappers [!] vinden de voorlaatste zin de belangrijkste, maar naar mijn onbescheiden mening weten zij er niks van, want de eerste zin van de tweede heks is de primus. De zin is het slot op de deur… en de sleutel het derde woord, waar bij mijn en nonkel Google’s weten nog geen deftige vertaling voor is gevonden. 

FIRST WITCH
When shall we three meet again,
In thunder, lightning or in rain?
SECOND WITCH
When the huryburly’s done,
When the battle’s lost and won.
THIRD WITCH
That will be ere the set of sun.
FIRST WITCH
Where the place?
SECOND WHITCH
Upon the heath.
THIRD WITCH
There to meet with Macbeth.
FIRST WITCH
I come, Graymalkin!
SECOND WITCH
Paddock calls. – Anon! -
ALL
Fair is foul, and foul is fair:
Hover through the fog and filthy air. 

Minder bekend maar in de literaire middens van ons taalgebied aanbeden voorbeeld van een haast perfecte zin is de tweede van de openingsalinea van de novelle van Willem Elsschot, Een ontgoocheling. De eerste is er om de sukkel een naam en beroep te geven, maar is niet zomaar een zin! Vergis u niet. De naamkeuze door Elsschot was weloverwogen. Hij schetst zowel karakter als persoonlijkheid van de drager.
Karel Boorman, de grote lijmer uit de roman Lijmen, lukt het zijn slachtoffer een aardig bedrag lichter te maken door als een mijnwerker te boren naar diens zwakke punt. Frans Laarmans is een doorsnee type. Elsschot geeft dit – de aard van het beestje – omzwachteld aan wanneer Boorman Laarmans voorstelt bij hem in dienst te treden, en let op ‘het juiste woord’: ‘Dat gaat niet… Neen, Laarmans is onmogelijk, vooral niet in een land waar de klanten zelf eenvoudig Mosselmans, Biermans, en Borremans heeten. Je heet voortaan Teixeira de Mattos; dat is nog eens een naam, vind je niet?’ Het juiste woord! Niet gevonden? Kom maar eens mee, terug de zin in… eenvoudig. Alles wat de bange burgerman in één woordje vat. 

Voor de zoveelste maal ben ik afgedwaald, maar geen nood, ik weet de vis te vinden: de openingsalinea van Een ontgoocheling. Scherp en nuchter vat hij de korte inhoud van het drama samen van wat de lezer te wachten staat: 

‘De Keizer was sigarenfabrikant. Veel geld verdiende hij niet want hij werkte slechts met enkele menschen, had te weinig kapitaal en maakte geen reclame zoodat hij niet vooruit kwam in de wereld.’  

Sterke openingszinnen maken nieuwsgierig, zetten aan tot verder lezen door het shockeffect. Een voor de hand liggend voorbeeld is de openingszin van Aantekeningen uit het ondergrondse van Fjodor M. Dostojewski: ‘Ik ben een ziek man… Ik ben een slecht man.’ Hij spoort niet alleen aan tot verder lezen, maar zelfs tot het schrijven van variaties en dat betekent toch heel wat. Om maar drie voorbeelden te noemen van auteurs getroffen door de bliksem van deze openingszin en de titels van de werken waaruit duidelijk blijkt hoe die bliksem hen heeft getroffen: Albert Camus [L’étranger], Saul Bellow [Dangling Man] en Charles Bukowski [Ejaculations, Exhibitions, and General Tales of Ordinary Madness]. 

Een andere sterke openingszin is te vinden in een van de vijf topromans van de twintigste eeuw. De roman liet bij velen een verpletterende indruk achter, waaronder Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir, die flinke passages uit het hoofd kenden en er zittend met vrienden op de Parijse terrasjes mee uitpakten. ‘De waanzin van de Eerste Wereldoorlog en het kolonialisme,’ zo schreef De Beauvoir in haar memoires, ‘de massaproductie in de Ford-fabrieken in Detroit, maar vooral de laagheid, achterbaksheid en het gekonkel dat hij aantreft als hij als armendokter in een Parijse volksbuurt zijn patiënten bezoekt; Céline gaf een stem aan hen die voordien nauwelijks een stem hadden gehad in de literatuur. En hij deed dat in een taal die direct van de straat leek te komen.’ 

Met het vallen van de naam Céline, weet ik dat alle betere lezers, waartoe u ongetwijfeld behoort, met de roman Voyage au bout de la nuit wordt bedoeld. De openingszin ervan luidt: ‘Ça a débuté comme ça.’ Meer moet dat niet zijn om de vraag op te roepen, ‘Wel, en verder? Give me more, brother, give me more!’
Het antwoord op de vraag is natuurlijk het boek. Om precies te zijn, de set: een Parijs caféterras, wat al net boven de helft van de eerste bladzijde duidelijk wordt. Arthur Ganate: ‘Cette terrasse, qu’il commence, c’est pour les œufs à la coque! Viens par ici!’. Waarop Bardamu [= Céline] het café ingelokt wordt en de miserie die zich over 600 bladzijden uitstrekt, begint.
Was Céline niet op de uitnodiging ingegaan, was de roman – die bij zijn verschijnen insloeg als een bom – er nooit geweest. 

Zoals echter in de tweede alinea al aangestipt, als ik de Engelse Bard tegen de borst trek, zit the power of the glowing skin niet altijd in een openingszin. Soms kan hij in de laatste zin zitten, of halverwege, waardoor hij vaak aan het oog onttrokken wordt. Een goed voorbeeld ervan is te vinden in een jeugdgedicht van Pablo Neruda. De openingszin is al sterk, ‘Puedo escribir los versos más tristes esta noche’ [Vannacht zou ik zeer trieste verzen kunnen schrijven], maar de mokerslag zit hem kort voor het einde: ‘Es tan corto el amor, y es tan largo el olvido [De liefde is zo kort, het vergeten zo lang]. Voor de goede orde: de vertaling is van Riekus Waskowski. Geef toe, alleen al met die ene zin [versregel] ben je een parel in de kroon van hét kroonjuweel van de literatuur, de poëzie. 

De kracht van een zin kan ook naar de structuur van een gedicht, toneelstuk, roman, essay verwijzen. Een goed voorbeeld is te vinden in het beroemde toneelstuk van de onlangs overleden toneelauteur Edward Albee, Who’s Afraid of Virginia Woolf. Na haast twee uur hakken, kakken en natrappen op elkaar [George & Martha], én op het jonge koppel samen of individueel [Nick & Honey], is de slag geleverd en kunnen de leraar Biologie en zijn suikerklontje naar huis gestuurd worden. Dat gebeurt in vier woorden, vier monosyllaben, uitgesproken door de gastheer: ‘You two go now.’ Wie deze woorden luidop uitspreekt, en – de voorraad wordt met de dag kleiner – zondag op zondag naar de mis is geweest, hoort de priester zeggen: ‘Ite missa est.’ Waarmee zijn vermoeden bevestigd wordt: Hé, maar dit stuk is een zwarte mis [als satire op de heilige mis]. 

Tot slot, hooggeacht lezerspubliek, in de eerste alinea van dit betoog zet ik de monoloog bij de pijlers van ‘beroemde zinnen’. Bewust. Een monoloog mag jandorie niet onderschat en gezien worden als privébezit van de theaterwereld. Het slotpleidooi van een advocaat is ook een monoloog, net als een toespraak van een politicus en de wetenschappelijke lezing van een professor. Het is niet omdat de oudste zoon van Julien Schoenaerts, Bruno, advocaat was dat Julien de Apologie van Socrates ooit voor de orde van advocaten in de assisenzaal van het [oude] Antwerps justitiegebouw heeft mogen opvoeren, al heeft het goed woordje natuurlijk geholpen om de laatste twijfelaars over de streep te halen. Nee, de echte reden was dat het de beste verdedigingsrede ooit geschreven is.
Het succes zit hem uiteraard in de waarde van het betoog, in het bijzonder geldt dit voor de monoloog, aansluitend in de macht van de stem, maar tevens in de lichaamstaal. Hij is the third man. Het monkelmondje van Orson Welles in het Riesenrad uit de gelijknamige film, tilt de scène, maar vooral wat hij zegt naar een hoger, indrukwekkend, onvergetelijk niveau. Bovendien, zijn stem stuurt woord na woord zijn mimiek. 

In dit korte betoog, beste lezer, heb ik enkele van mijn favoriete zinnen op een piëdestal gezet. Maar ieder van u zal zijn favoriete zin, zinnen hebben, en woorden, want elke zin is opgebouwd door het juiste woord, gezet op de plaats waar hij hoort te staan. Om de gecomponeerde zin het muziekje te geven dat hem de eeuwige beroemdheid in zwiert. Want zoals elke zin zijn muziekje heeft, heeft elk woord zijn gebaar.
Maar over woord en gebaar als tweeling, dames en heren, heb ik het een andere keer. When the hurlyburly’s done, / When the battle’s lost and won. 

Als kers op de taart, wat lager als u klikt een filmfragment waarin het woord, de zin, de mimiek en het gebaar een prachtig geheel vormen. Is het verwonderlijk dat Orson Welles hiervoor verantwoordelijk is?

Ik dank u voor uw aandacht. 


guido lauwaert
gent, 2016-12-17 

The Third Man Orson Welles & Joseph Cotten 

vrijdag 16 december 2016

TONEELGROEP AMSTERDAM WORDT BELOOND


EEN ZOPAS BINNENGELOPEN BERICHT  

De belangrijkste sponsors van Toneelgroep Amsterdam [tga] herhalen hun vertrouwen in het gezelschap. In plaats van het bericht te plunderen en flink beschadigd onder eigen naam te publiceren, krijgt u het integraal in de versie zoals het aanmeerde in mijn mailbox. 
Extra: twee foto's van de gescheiden plechtigheden, aan het verschil van locatie en aan het hemd te zien van algemeen directeur van tga, Ivo van Hove. 
Het is geen wereldnieuws, maar wel belangrijk. Omdat het aantoont hoe kunst en economie prachtig kunnen samenwerken als beide partijen op gelijke voet staan: Het succes van tga is namelijk bovengronds te merken aan de producties, maar ondergronds aan de gedegen structuur en een ijzersterk bestuur. Dat is niet alleen het werk van de algemeen directeur, maar van een hechte ploeg, zowel individueel functionerend als in groep. 

guido lauwaert 
gent, 2016-12-16 




PERSBERICHT, 16 DECEMBER 2016
Accenture en Rabobank kiezen voor Toneelgroep Amsterdam
Deze week bekrachtigden de twee hoofdpartners van Toneelgroep Amsterdam de voortzetting van hun samenwerking. Zowel Rabobank Amsterdam, als Accenture onderkennen hiermee het belang van TA voor de internationale uitstraling en de economische bedrijvigheid van de stad.
Met ingang van 2017 worden de corporate partnerships van TA met zowel Rabobank Amsterdam (Amsterdam Partner), als Accenture (Performance Partner) voortgezet voor een periode van meerdere jaren. TA behoort (inter)nationaal tot de gezichtsbepalende gezelschappen van de culturele en creatieve sector in Nederland. Met een jaarlijks bezoek van meer dan 120.000 toeschouwers vervult TA zowel een economische, als een internationale ambassadeursfunctie voor Amsterdam als stad waar het goed toeven en investeren is. Het gezelschap heeft daarnaast bijzondere aandacht voor de ontwikkeling van jong talent. De combinatie van deze internationale werking, de sterke binding met de lokale samenleving en de aandacht voor talentontwikkeling vormen de verbindende factoren voor Rabobank Amsterdam, Accenture en TA om hun samenwerking te verlengen.
Ivo van Hove, directeur Toneelgroep Amsterdam: ‘Wij zijn zeer verheugd dat onze beide partners de samenwerking met TA continueren. Dit is een duidelijk signaal dat, ieder binnen het eigen vakgebied, overtuigd is om te investeren in excellentie, innovatie en talentontwikkeling. Rabobank Amsterdam en Accenture zijn vanaf de eerste dag dat onze partnerships van start gingen, loyale en betrokken partners gebleken. Ik ben van mening dat hun blijvende toewijding aan het delen van kennis een verdere verrijking betekent voor onze ambities. TA is er trots op om samen te kunnen werken met deze twee toonaangevende bedrijven.’
Alphons Kurstjens, Directievoorzitter Rabobank Amsterdam: 'Wij zijn verheugd ons partnership met Toneelgroep Amsterdam, één van Amsterdams meest toonaangevende culturele instellingen, te verlengen. Als Amsterdam Partner van het gezelschap onderkennen wij hiermee het belang van TA voor de internationale uitstraling en de economische bedrijvigheid van de stad.'
Manon van Beek, Country Managing Director Accenture: 'Wij brengen het partnership graag weer een stap verder. Als Performance Partner zoeken we voortdurend naar de optimalisering van de samenwerking, zo blijven we samen groeien. De combinatie van de inhoudelijke verbinding en de opvallende overeenkomst op het gebied van innovatie maakt dat ons partnership met TA boven een gewone sponsorrelatie uitstijgt.’
TA is ervan overtuigd met Rabobank Amsterdam en Accenture de juiste partners te hebben gevonden om haar langetermijndoelstellingen te behalen. Zij maken het mede mogelijk om ook in de toekomst een zo breed mogelijk publiek van kwalitatief hoogstaande producties te voorzien en de talenten van morgen te waarborgen.


Rechts: Alphons Kurtjens, directievoorzitter Rabobank, Amsterdam
[foto: Bart Lunenburg] 

Rechts: Berend de Jong, Managing Director Accenture
[foto: Bart Lunenburg] 

 

maandag 12 december 2016

DE MEIDEN



Foto Jan Versweyveld 
 Als Marieke Heebink en Chris Nietvelt niet op het toneel hadden gestaan, leek het of men terug in de tijd was geslingerd, net vóór Aktie Tomaat. De meiden van Jean Genet is een productie van Toneelgroep Amsterdam om te vergeten. 

Mankementen
De openingsscène is te lang, de muziek storend, het decor lelijk, de belichting rommelig, de kostuums uit de tijd, tenzij het net de bedoeling was om terug te keren naar het geboortejaar van het stuk, 1947. Het mimespel als overbrugging [want de eenakter is opgedeeld in zeven scènes] beschamend. Zelfs bij hedendaags schooltoneel durft de regisseur dit ingrediënt er niet meer tussen te schuiven.
Regisseur Katie Mitchell heeft een idee gehad: ‘De meiden zijn Poolse immigranten die door hun madame gegijzeld en geterroriseerd worden. Dat verklaart de wil om haar te vermoorden.‘ Nederlands wordt daarom doorspekt met Pools, zowel op het toneel als bij de boventiteling. Geen bezwaar tegen een stuk waarvan de fundering een migratieprobleem is. Het echter als pronkstuk gebruiken is beschamend. En vernederend voor het oorspronkelijke stuk. Want de catacomben van het stuk van Jean Genet gaan een heel andere richting uit. 

De aanleiding 
De auteur is vertrokken van een fait divers uit 1933. In de buurt van Le Mans hebben twee zussen, huispersoneel, hun bazen - mevrouw en haar dochter - vermoord. Een gruwelijke daad. De ogen werden levend uitgerukt en daarna werden ze geslagen en gedood met een keukenmes, een hamer, wat ze ook maar bij de hand hadden. Een ophefmakend proces volgde met een doodvonnis. 
Marieke Heebink & Chris Nietvelt
Foto [e.v.]: Jan Versweyveld 
Plot  
De zusjes Solange en Claire zijn meiden in het huis van een mevrouw en haar minnaar. Hij zit in de gevangenis maar halverwege het anderhalf uur durende stuk gaat de telefoon en zegt hij dat hij vrijgelaten is en geeft de plek door waar hij mevrouw verwacht. Zij komt thuis, kaffert de meiden uit, heeft daar spijt van, overlaadt ze met kleren en juwelen, verneemt het goede nieuws en vertrekt halsoverkop. Zonder te drinken van de kamillethee met een overdosis slaappillen. Geen tijd! meneer wacht! De zussen haten het ene moment hun mevrouw om haar het andere te beminnen. De snelle wisselingen van de gemoedstoestanden van mevrouw zijn daar niet vreemd aan. Waardoor ze mevrouw – vaak wisselend van rol – imiteren. Het schept zulke verwarring in de hoofden van de meiden, dat ze verdwalen in het land van de verbeelding en Solange [als meid] Claire [als mevrouw] aanspoort, op het dwingende af, de vergiftigde thee te drinken. Wat gebeurt. Slotwoord en doek. 

Invloed 
Jean Genet schreef dit stuk, beïnvloed door de legendarische theaterfilosoof Antonin Artaud (geen traditionele plot of psychologie) en van het Oosters theater, de ceremonie en het ritueel. Daarom gaat hij werken met het exhibitionisme eigen aan de acteurs zoals hij dat ziet. Vandaar de “verdubbeling” van de personages. Elke acteur is een gender. Hij mag naar hartenlust slachten en vermoorden, van geslacht verwisselen. Wisseling van identiteit kan een lust zijn zowel als een last, wat vaak sadomasochisme tot gevolg heeft. In de catacomben van dit stuk dolen haatliefde, ketens tussen mensen, verhouding slaaf-meester, maar ook theater in het theater. En juist dat laatste zorgt voor een voorstelling van ritueel exorcisme. Ten grondslag van dit al ligt de vraag: Wat ben je bereid op te offeren en wat wil je bereiken. Vergeten we ook niet dat Genet dit stuk schreef in een periode dat homoseksualiteit nog een misdrijf was in de Westerse wereld. Het theater is een bordeel, oord van illusies en exotische fantasie. Daarom ook die botsing van poëtische taal en scabreuze gegevens. Niet onbelangrijk is dat Genet dit stuk schreef voor mannen, maar geen bezwaar maakte tegen vrouwen voor de drie rollen. Een schepje bovenop de complexiteit die het al heeft. 

Graatmager concept
De complexiteit die Genet in dit stuk stak is door Katie Mitchell weggegooid. Zij koos voor een sterk doorgedreven traditionele versie. Vandaar misschien een voorstelling van voor de tomatenoogst. Is dat het geval komt de boodschap niet over. Haar concept ontbreekt vorm en inhoud om die te zien, en een link die de band legt met de tijd waarin Genet dit stuk schreef. Misschien was die er wel door de kostumering. Helaas te mager; hij wordt gewurgd door de verenigde mankementen. Haar standpunt over het misbruik van uitgebuite vluchtelingen bij de welgestelde klasse, is bovendien een staketsel die de voorstelling nog schever trekt dan ze al is.
Geen schuld treft Marieke Heebink [Claire] en Chris Nietvelt [Solange]. Zij acteren op hoog niveau, stijlvol en houden het spel kort. Thomas Cammaert [madame] kwam, was en vertrok zonder atletiek in zijn gevoel. Nochtans is hij een zeer goed acteur. Zijn talent werd helaas niet aangesproken door de regisseur.

Toneelgroep Amsterdam… doe ons dit niet meer aan.
guido lauwaert

DE MEIDEN – auteur Jean Genet – regisseur Katie Mitchell – productie Toneelgroep Amsterdam – info & speellijst www.tga.nlquotering: **
[volgend seizoen te zien in deSingel – Antwerpen] 

maandag 5 december 2016

JOSEPH ROTH: Joden op drift


Joseph Roth 

Als je denkt alles gelezen te hebben van Joseph Roth, komt daar Els Snick die zekerheid onderuit halen met de vertaling van Juden auf Wanderschaft. Zijn ‘jodenboek’, zoals Roth zijn eigen boek noemt in een brief aan zijn vriend en financiële steunbalk Stefan Zweig, verscheen in 1927 in Berlijn. Haast tien jaar later voegde hij er twee hoofdstukken aan toe en die versie, vertaald en met een voorwoord van Geert Mak, verscheen onlangs onder de titel Joden op drift bij de – zeker in Vlaanderen onderschatte – Uitgeverij Bas Lubberhuizen. 





Strijder en speurder
Joseph Roth [1894-1939] was een Oostenrijks-Joodse schrijver en journalist, zo leert ons oom Google. De droge informatie van oompje wordt heerlijk gesausd door Els Snick, literair vertaalster en docente Duits aan de Gentse universiteit, het hoofdkwartier van de Verlichting in Vlaanderen.
De lezer die meer op zijn bord wilt dan wat oompje weet over Els Snick, kan zelf wel een oordeel vellen over haar passie voor Roth. Met dezelfde gedrevenheid als een veldheer [v] wil zij dat deze auteur met een koningskroon niet vergeten wordt. Naast een strijder haute couture is zij bovendien een literair speurder. Zij diept het marginale, minder bekende werk van Joseph Roth op, foto’s, documenten – plaatst ze in tijd en ruimte, ordent het allemaal netjes en weet elk nieuw resultaat uitgegeven te krijgen in fraaie boeken met heerlijke illustraties. 

Geschilde geschiedenis
Door het werk van Els Snick krijgt het leven en werk van Joseph Roth een meerwaarde. Leren de romans veel over het woelige Europa van de eerste helft van de twintigste eeuw, door de randinformatie en vertalingen van het werk achter de zijlijn wordt de lezer niet opgenomen in de vriendenkring van Roth, maar zit hij aan een tafeltje ernaast en hoort waarover de kring het heeft. De geschiedenis wordt door Els Snick geschild tot de lezer een helder beeld heeft van de vrucht te land, ter zee en in de lucht. Waar de gekneusde plekken zitten van wat Europa politiek, sociaal en cultureel beroerde in en vlak vóór het interbellum. 

De joodse humor
Els Snick publiceerde eerder – naast vertalingen van romans van Joseph Roth – beschouwende studies. Waar het me slecht gaat in mijn vaderland, Joseph Roth in Nederland en België, Hotelmens en Duitsland op het spoor. Met Joden op drift komt eindelijk het prachtige essay van de Oostenrijkse jood in de handel en gaat op wandel. De joodse humor is wereldberoemd, staat even hoog gequoteerd als de Engelse, maar rijdt op een ander spoor. De Engelse relativeert het eigen savoir-vivre zonder spot. Bij de joodse heb je die spot wel, tot op het bot. En net als Cyrano de Bergerac niet kan uitstaan dat iemand anders een grap maakt over zijn neus, maar er zelf bij elke gelegenheid de spot mee drijft, zo kunnen joden niet lachen met een joodse grap van een niet-jood, terwijl ze zelf hun eigen cultuur gebruiken als aandrijfmotor van de Westerse lachband. Het hele palet komt aan bod: van satirisch tot satanisch. 

Joods antisemitisme
Joseph Roth schetst in Joden op drift een prachtig beeld van de jood als de eeuwige – politiek, economisch, cultureel gedwongen – zwerver, maar tevens hoe de jood, rijk of arm, dat soms aanvaardde, ja, dat antisemitisme vaak stimuleerde. De holocaust [die Roth niet heeft meegemaakt] is in de beginperiode zijdelings gestimuleerd door de joodse notabelen, uit eigenbelang. Roth wijst met een scherp gepunte vinger op de voorgeschiedenis ervan.
Een fragment ter staving: ‘In hun begrijpelijke streven het ofwel niet te willen zien ofwel te ontkennen, en in de tragische verblinding die in de plaats lijkt te zijn gekomen van het verloren of verwaterde geloof van hun vaderen en die ik het bijgeloof aan de vooruitgang noem, voelden de Duitse joden zich ondanks allerlei symptomen van antisemitisme Duitsers als alle andere; op religieuze feestdagen in het gunstigste geval joodse Duitsers. Velen onder hen waren helaas geneigd de naar Duitsland uitgeweken Oost-Europese joden verantwoordelijk te stellen voor de antisemitische instincten. Het feit dat ook joden antisemitische instincten kunnen hebben, wordt vaak over het hoofd gezien.’ 

Een schetsboek
Dat [fragment] is droge kost. Op z’n best is Joseph Roth als hij de luchtige toer opgaat. En ijl is dat luchtige meer dan eens. Wanneer hij de houding, de gevoelens van de joden uit het Oosten tussen WO I en WO II in Duitsland, de Sovjet-Unie, Oostenrijk aankaart. Van Galisische afkomst is hij daarvoor de ideale man. Zijn voorwoord is een pracht van een ouverture bij de uitdieping verder in het boek, al schrijft hijzelf dat hij een schetsboek schreef: ‘Dit boek is helaas niet in staat het probleem van de joden uit Oost-Europa met de omvattende diepgang te behandelen die het vereist en verdient. Het probeert alleen een beeld te schetsen van de mensen die dat probleem uitmaken en van de omstandigheden die het veroorzaken. Het behandelt slechts een aantal onderdelen van een enorme hoeveelheid stof die van een auteur, om haar in haar volledigheid te behandelen, een even lange zwerftocht zou vergen als een paar generaties Oost-Europese joden hebben meegemaakt.’ 

Luxezwerver 
Een schetsboek dus, maar een boek van 700 bladzijden met 7000 voetnoten zal minder gemakkelijk zijn weg naar het grote publiek vinden. Joseph Roth was er ook de man niet naar om zich terug te trekken in archieven en bibliotheken. Hij was een luxezwerver. Hij trok van hotel naar hotel en had hij geld betaalde hij zijn kamer en had hij er geen dan kreeg hij een kamer op de zolder en het onderste uit de kan en de pan. Dat rondtrekken maakt juist de kracht en de impact uit van Joden op drift



Quotes en mokerslagen
Wat valt er over dit boek nog te zeggen? Wat quotes en mokerslagen om de leeslust te bevorderen lijken me het beste. Hier gaan we.
‘De joden hebben geen “vaderland”, maar ieder land waar ze wonen en belastingen betalen verwacht dat ze zich als patriotten en helden gedragen en verwijt hen niet graag te sterven. In die situatie is het zionisme werkelijk nog de enige oplossing: als ze patriotten moeten zijn, dan zijn ze dat liever voor een eigen staat.’
‘Nationaliteit is een westers concept.’
‘Als hij [de jood gl] gegeten heeft en als de maaltijd hem gesmaakt heeft, is hij zelfs in staat bretellen te kopen, ook al verkoopt hij die zelf in zijn winkel.’
‘Ze sturen hem niet van Pontius naar Pilatus, ze sturen hem van de wachtkamer van Pontius naar de gesloten deur van Pilatus. Alle staatsdeuren blijven voor hem gesloten. Ze zijn slechts open te krijgen door middel van kantoorklerken. En als er iemand is die aan het terugsturen van mensen plezier beleeft, dan zijn het kantoorklerken.’
‘Je ondergaat de beledigingen en neemt de omwegen. Dan heb je de papieren.’
‘… en dat ons leven kort is, nog korter dan het leven van de olifanten, de krokodillen en de raven. Zelfs de papegaaien overleven ons.’
‘Ach, de gemene wereld denkt in de gebruikelijke, goedkope, versleten clichés.’
‘Wie dieren foltert wordt bestraft en wie mensen foltert krijgt een medaille.’

Extra genot
Een bijzonder leerrijk boek dus. Geen studieboek maar ook geen tussendoortje. Leest heel vlot – gefeliciteerd Els Snick met je vertaling – en het bezorgt de lezer een verlicht gevoel in het hoofd, zodat de keiharde waarheden die het bevat wel bijblijven, maar geen schuldgevoel opleveren. Voor extra genot zorgen de tekeningen van Paul van der Steen. Op het eerste gezicht zijn ze nuchter, maar wie de tijd neemt en ze nauwgezet bekijkt ziet er de muziek in van Gustav Mahler, de poëzie van Dorothy Parker en de films van Mel Brooks. Een paar worden gescand, uitvergroot en ingelijst. Krijgen een ereplaats in mijn bibliotheek. 

Tekening: Paul van der Steen 

Persoonlijk standpunt 
Ik gun elke mens welstand en voorspoed, ook de joden, ook in België, maar wat de rechtse joden de Palestijnen aandoen, is walgelijk en de houding van het politieke Westen schandelijk. Een goede [joodse] vriend heeft als jongeling in de zesdaagse oorlog gevochten onder generaal Moshe Dayan. Ook hij vindt de huidige politiek een langzame wurging van de Palestijnse staat.
Maar dat standpunt houdt mij niet weg van de boeken van Joseph Roth en alles wat over hem verschijnt. Hij huist in de Top Tien van de literaire politici met wereldfaam van de twintigste eeuw. 

guido lauwaert
gent, 2016-12-05 


JODEN OP DRIFT
Auteur: Joseph Roth
Vertaler: Els Snick
Uitgeverij Bas Lubberhuizen
2016 – € 14.99
ISBN 9 789 059 374 614
www.lubberhuizen.nl