zondag 4 december 2016

DE TUINMAN EN DE ADVOCAAT


De advocaat 


Op een zonnige herfstdag werkt een man in zijn tuin. Hij ruimt de gevallen maar nog niet vergane bladeren op. De hark rakelt, de man denkt. Komt terecht bij een vriend, een advocaat die in 1992 meegewerkt heeft aan een cultureel project van de man, Schokkende redevoeringen. Een tiental advocaten deden een historische pleitrede over. Onder meer Willy Calewaert, Eddy van Vliet, Luc Van den Bossche, Wilfried Martens, Hugo Weckx, Jef Vermassen… en Piet Van Eeckhaut, die gekozen had voor Toespraak tot de hoofden van Lebak uit de roman Max Havelaar van Multatuli. 
Aan dit initiatief – dat doorging in Antwerpen, Brussel en Gent, draagt de man veel goede herinneringen met zich mee. Ook de advocaten blijven diep in ’t hart bewaard. Met op kop Piet Van Eeckhaut die hij nog regelmatig zag, vooral wanneer zijn hulp ingeroepen werd wanneer rijke mensen een vastgelopen conflict hadden. 

De man zag de beruchte doch zeer sociaal geëngageerde advocaat in juni 2014 bij een zoveelste affaire waar hijzelf part noch deel aan had. Hij wist dat Piet Van Eeckhaut tussen het bespreken van ‘de zaak’ over zijn compagnon de route Louis Paul Boon zou spreken en gedichten in het rond strooien. Geen patisserie gedichten maar pathetische, waaronder uiteraard een paar van Gerard Reve. Net voor het afscheid zei hij tegen de man: ‘Mijn lievelingsgedicht is een gedicht van P.N. Van Eyck. Pieter Nicolaas Van Eyck, als ik mij niet vergis, en ik vergis mij zelden tot nooit.’
Rechtstaande achter zijn bureau in zijn halfduister, wat stoffig kantoor droeg hij het gedicht op plechtige toon voor, met een opgaande wijsvinger als de klemtonen er om vroegen. Waarna hij voorover leunde, de linkerhand steunde op zijn bureau, met de rechter gaf hij de man een hand en zei: ‘Tot de volgende keer, waarde vriend. Jammer dat we elkaar helaas al te vaak zien bij idiote zaken als deze. Maar ik zal mijn best doen. Voor mijn cliënt, uiteraard, maar in het bijzonder voor u.’ 

De man zag zijn vriend en advocaat niet meer terug. Hij stierf kort na hun ontmoeting, onverwachts, op 1 juli 2014, in Turkije tijdens een culturele cruise. Onder het harken komen herinneringen aan Piet Van Eeckhaut langs, zijn voordracht tijdens Schokkende redevoeringen, maar ook het gedicht.
Dag Piet, denkt de man, gaat naar zijn bib, brengt de laptop tot leven en tikt dit artikel, in aanloop naar het gedicht. 


DE TUINMAN EN DE DOOD  
                   
EEN PERZISCH EDELMAN 

Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik
Mijn woning in: ‘Heer, Heer, éen ogenblik! 


Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.

Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.

Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan! –

Van middag [lang reeds was hij heengespoed]
Heb ik in ’t cederpark de Dood ontmoet.

‘Waarom,’ zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
‘Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?’

Glimlachend antwoordt hij: ‘Geen dreiging was ‘t,
Waarvoor uw tuinman vlood. ‘Ik was verrast,

Toen ‘k ’s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan,
Die ‘k ’s avonds halen moest in Ispahaan.’ 


Waarna de man weer de tuin ingaat, aan het harken slaat en denkt: Wat deed de Dood bij de Perzisch edelman? Wat had hij daar te zoeken? Wie heeft hij bij de edelman gehaald, als het niet de tuinman is? En is over de mens die hij daar ongetwijfeld gehaald heeft, want de Dood kent geen rust, een gedicht geschreven?
De man kan het denken niet laten, want elke geschiedenis bestaat uit vele geschiedenissen, en de verbeelding is een geschiedenis op zich.
Door een gerucht kijkt de man op en schrikt. Daar staat… de fotograaf! 



De tuinman 


guido lauwaert
gent, 2016-12-04

Geen opmerkingen:

Een reactie posten