dinsdag 31 januari 2017

WILLEM ELSSCHOT RETROUVÉ

WIILLEM ELSSCHOT 

En daar hebben we Willem Elsschot weer, burger Alfons De Ridder. De Amsterdamse uitgever Athenaeum, Polak & Van Gennep liet diens literaire werk aansloffen. Wat voor mindere aandacht door de media zorgde. De Antwerpse auteur dreigde in de vergeetput te belanden. Tot grote ergernis van de erven. 
  
Volgens Jan [Tsjip] Maniewski, het eerste kleinkind van Elsschot / De Ridder zijn de boeken al geruime tijd niet meer verkrijgbaar en waren er geen plannen door uitgever Athenaeum, Polak & Van Gennep om de boeken eerdaags te herdrukken. Een andere uitgever lag voor de hand. Aan kandidaten geen gebrek, maar na ampel beraad werd gekozen voor Harold Polis, de naamgever van Uitgeverij Polis.
De eerste drie delen van zijn oeuvre verschijnen in april van dit jaar, de andere in de loop van dit en volgend jaar. De Verlossing [1921], Het Tankschip [1941] en Pensioen [1937] zijn niet zijn bekendste werken. Uit elk boek werd een fragment gekozen dat de sfeer van het roman typeert. Onderaan kan de lezer ze vinden. 

Een geluk bij een ongeluk
De keuze van de drie romans als starters van de heruitgave van het gehele werk is het gevolg van het feit dat zij – al veel langer dan de meer bekende – niet meer verkrijgbaar zijn. Een geluk bij een ongeluk mag gesteld worden, want net deze drie romans zijn uitgesproken sociaal bewogen aanklachten, zetten ons in deze barre, egocentrische tijden aan het denken. De Verlossing is een scherp pleidooi voor de vrijheid van denken, Het Tankschip een sterk profiel van het profitariaat van het kapitalisme en Pensioen een schets van de graaicultuur van de kleine burgermens.
Inhoudelijk mogen ze dan steekwonden zijn, de toon is luchtig, vaak op het hilarische af.
Bovendien tekenen ze Elsschot ten voeten uit: een anarchist in driedelig pak en een moderne Robin Hood. De reclamecampagnes, advertentieslijterijen waren lucratief – vrouw en kinderen hoefden zich geen financiële zorgen te maken, niet vergeten echter mag worden dat Elsschot geen geld schonk of leende aan jonge kunstenaars, maar wel jeugdwerk van hen kocht. Het interieur van Huize De Ridder leek met de jaren op een locatie uit de romans van Agatha Christie. 



Ten huize Willem Elsschot [Alfons De Ridder] 


Autobiografie
Er is door Elsschotkenners in Nederland en Vlaams-België al meermaals gewezen op het feit dat de verhalen zich, zeker vanaf Kaas, in en rond de woning van Elsschot in de Antwerpse Markgravewijk afspelen. Ze presenteren zich als een autobiografie, de fictie in gezwierd. De eerste drie nieuwe uitgaven maken door hun keuze niet geheel duidelijk dat het tijdsverloop in Elsschots oeuvre te vergelijken valt met A la recherche du temps perdu van Marcel Proust. Bekijken we het hele oeuvre dan vallen namelijk vier periodes op. Misschien is het goed daar eens op te wijzen. Staat er een schuine streep verwijst dit naar een dubbelroman. Het getal dan weer naar de volgorde van de verschijning van de eerste druk.
De eerste periode beslaat de jeugd: Een ontgoocheling [2], De Verlossing [3] en Villa des Roses [1]. De tweede omvat de jong-volwassenheid: Lijmen [4] / Het Been [8]. De derde behandelt de volvette volwassenheid: Kaas [5], Tsjip [6] / De Leeuwentemmer [9] en Pensioen [7]. De vierde is de laatste ronde: Het Tankschip [10] en Het Dwaallicht [11]. 

Historische evolutie
Enige verwarring is mogelijk indien het volgende niet in acht genomen wordt. Het vermoeden bij ondergetekende bestaat dat Elsschot pas na het verschijnen van Villa des Roses tot een verdere beschrijving van zijn leven besloot, langs de weg van de fictie. De Villa is geschreven op aansturen van Anna Christina van der Tak, een collega op de Rotterdamse scheepswerf waar de jonge meneer De Ridder werkte. Het succes was zo groot dat dit hem tot meer proza moet hebben aangespoord. Hij begon dus met zijn prilste jeugd, een stedelijk lanterfanten als leerjongen drukker na een eerste mislukte studietijd – Een ontgoocheling, gevolgd door een tweede met een blokperiode bij een tante in de Kempen – De Verlossing. Eenmaal het diploma van 'Licenciaat van de Hogere Graad in de Handels-, Consulaire en Koloniale Wetenschappen' op zak, trok hij naar Parijs en trad in dienst van de iemand die meer oplichter dan [Argentijnse] consul was. Het eerste jaar van zijn verblijf in de Franse hoofdstad logeerde hij in een pension, genaamd Villa des Roses. Daar maakte hij de meid zwanger. Zij pleegde abortus en Alfons De Ridder gooide het 'pakje' over een schutting. Dat gebeuren zorgde voor de eerste abortus in de Nederlandse literatuur, en het is ook de reden waarom Elsschot's eerstgeborene lang op de lijst van de 'verboden boeken' stond.

Happy end
Met deze toelichting wordt voor de buitenstaander de ontstaansgeschiedenis van Elsschots als schrijver [denkelijk] duidelijk. Hoe past dan Het Been in het plaatje? Goede vraag. Deze, korte, roman mag worden beschouwd als een ‘nakomertje’, geboren na een herhaaldelijke opmerking van Menno ter Braak. Namelijk, kort gezegd, dat Lijmen een open einde heeft. Dat moest gecorrigeerd worden en naar een happy end leiden. Na enig aandringen heeft Elsschot zich laten overhalen en is dus Het Been geschreven en verschenen. Heel vermakelijk en werkelijk de moeite van het lezen waard, al haalt het niet het niveau van de andere romans. 

Een tip
Wie dus de ziel van Willem Elsschot wil grijpen moet de romans in de juiste volgorde lezen. De nieuwe uitgaven kopen en meteen lezen is goed – elk deel leidt een eigen leven [op Het Been na], maar beter is het te wachten tot alle romans verschenen zijn. Het is een tip voor wie zich op Elsschot wil storten. De jonge generatie, maar ook de voorgaande. De grote fout die door het onderwijs werd gemaakt, is zijn boeken aan pubers op te dringen. Ze verstaan er geen knijt van. Het is pas met enige levenservaring – eenmaal de dertig gepasseerd, dat ze in hun volle waarde gesmaakt kunnen worden. 

Wie is wie
Als hulpmiddel om de romans van Elsschot beter te begrijpen, verschijnt in de loop van februari een vademecum Van Aasgaard tot Van der Zijpen – Wie is wie bij Willem Elsschot?
De eerste familienaam slaat op een figuur uit de eerste roman, de tweede op een personage uit de laatste, Het Dwaallicht. Het naslagwerk van Steven Walland [1946] wordt gepresenteerd in de aanbiedingscatalogus als een vondst, een ontdekking, eindelijk gaat de lezer begrijpen hoe de vork aan de steel zit. Dat is niet het geval. Al heel wat publicaties hebben deuren  geopend. Wat wel meegenomen is, is dat wat al bekend was, geordend wordt. Denk ik, want ik heb het lexicon nog niet gelezen. Maar laten we het beste verhopen. Dat zelfs de Elsschotkenner verrast wordt en wat bijleert. Het zou de kost van het boek al verantwoorden. Want met Elsschot ben je nooit klaar. 

Afscheidswens
Rest mij enkel nog u de beloofde fragmenten te bezorgen. Veel leesplezier en hopelijk brengen ze u tot de lezing van deze – onterecht – minder bekende boeken van de bekendste bewoner van de Antwerpse Lemmèstraat. 

guido lauwaert
gent, 2017-01-31 

De Verlossing
[in een poging van de graaf en de pastoor (Kips) om het pand van de vrijdenker mits een flinke som geld te kopen en hem vervolgens het dorp uit te jagen]
“Neen, meneer Kips, hij moet weg en wel dadelijk.”
“Hij zal het willen uitzingen. Ik ken de vogel. Schep zijn land in karren en voer het weg, dan hoort immers de kuil hem nog toe? En daar gaat hij vast inzitten.”
De graaf keek nadenkend voor zich uit.
“Daar stuur ik Lamarche op af. Ik heb er een paar bankjes voor over.”
“Wie is Lamarche?” vroeg Kips.
“Mijn notaris,“ zei de graaf. “Een oude pimpelaar die de duivel en zijn moer te leep is. En dan geld bij de vis…”

Het Tankschip: 
[het verhaal van een grote zwendel aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, met de schoonbroer van Elsschot als stroman]
‘Ik vroeg hem of zijn boekhouder dat niet vakkundig oplossen kon, want daar heb je die mensen toch voor, maar hij beweerde van niet, want je kan wel nieuwe rekeningen openen en aan ’t gireren gaan, die winst dus in een ander kleed steken, maar zij blijft bestaan, als een daad die eenmaal gesteld is. Al dat omboeken was slechts een uitstel van executie.’

Pensioen
[Schoonmama heeft gedurende jaren staatsteun gekregen voor een gesneuveld kind. Maar het kind had een zoon, en hij had recht op de uitkering. Wat gedaan? De familieraad vergadert]
‘Er stond slechts één punt op de agenda.
Moeder heeft namelijk een exploot ontvangen waarbij haar betekend wordt dat het eerste vonnis door het Beroepshof bekrachtigd is. Zo iets had ik van die voorzitter met zijn vriendelijk gezicht niet verwacht.
Zij boden een meewarige aanblik zoals zij daar stonden met hun dikke koppen en ik ondervind nu dat ik niet voor beul in de wieg ben gelegd.
Toen allen gezeten waren heb ik gevraagd waar of die heren de voorkeur aan gaven, aan het systeem van de hypotheek of aan dat van de verkoping [van het ouderlijk huis, gl].’

Willem Elsschot – Uitgeverij Polis – www.polis.be

Jos De Haes interviewt Willem Elsschot 

woensdag 25 januari 2017

GHEQUETST BEN IC VAN BINNEN

Vlaamse maagd zingt en speelt Middeleeuws lied 


Geachte aanwezigen, [*] 

Morgen, donderdag 26 januari, is er voor de zeventiende maal Gedichtendag en gaat traditiegetrouw de Poëzieweek van start. De levende en de dode dichters en hun werk worden zeven dagen de hemel in geprezen. Goed twee weken later, op dinsdag 14 februari, is het Valentijnsdag. Het koppelen van de ene feestdag aan de andere is een goede gelegenheid om nieuw licht te laten schijnen over het beroemdste liefdesgedicht uit onze contreien. 

Wat blijkt? In tegenstelling tot de algemeen heersende overtuiging is het geen gedicht dat vraagt om een amoureuze verhouding. Het is dus geen Hooglied maar een Klaaglied. Deze bewering eist een nadere verklaring. Terecht, maar… laten we eerst het gedicht erbij halen. 

GHEQUEST BEN IC VAN BINNEN
Ghequest ben ik van binnen,
Duerwont mijn hert soe seer,
Van uwer ganscher minnen
Ghequest soe lanc soe meer.
Waer ic my wend, waer ic my keer,
Ic en kan gherusten dach noch nachte;
Waer ic my wend, waer ic my keer,
Ghy sijt alleen in mijn ghedachte. 

Anoniem gedicht uit de 14de eeuw. We weten dus niet of het door een man of een vrouw geschreven is, dóór een man vóór een man, of door een vrouw voor een vrouw. Dát te weten, chers amis de la poésie, is minder belangrijk dan te weten om wat het gepend werd. Uit een onblusbaar verlangen naar een geliefde? Kan zijn, maar zekerheid is er niet. Kom lees het gedicht nogmaals en activeer die brainbox van jou. Dan moet erkend worden dat het evengoed mogelijk is dat het gedicht eerder een last in zich draagt dan een lust. Dat er dus 50% kans is dat liefde – in welke betekenis dan ook – helemaal niet de orde is. 

Al de bloemlezingen, met op kop die van de verder zeer geachte heer Jozef Deleu, hebben het verkeerd voor, door dit gedicht onder de rubriek De liefde te plaatsen. Het hoort eerder thuis bij de gedichten met als kernbom De haat…, ja De HAAT! en zijn afgeleide waarden als daar zijn Afkeer, Irritatie en Vriendschap. 

U lacht? Laten we het gedicht eens nader bekijken.
Met het eerste woord wordt al meteen een knaller van formaat afgevuurd… Ghequetst. Een mens kan evengoed gekwetst dan gestreeld zijn door de liefde van iemand. Hij / zij wil die liefde misschien niet. Vindt het vervelend dat hij geambeteerd wordt door een verliefde die onder zijn raam staat te janken als een geile jonge hond. Van die opdringerigheid is de dichter [m/v] helemaal niet gediend. Zijn / haar hart is zo doorwond… soe eer… en vindt …Van uwer ganscher minnen… zeer vervelend. En het is niet de eerste keer dat het gehuil de dichter jeuk en puisten bezorgt, nee…, door een aanhoudend kermen is de dichter… Ghequetst soe lanc soe meer. Want de jankende hond blijkt verdorie nog te kunnen schrijven ook. Geen dag gaat er voorbij of onder de deur wordt een liefdesbrief geschoven of bezorgd door de gelaarsde kat van de buren. Gelukkig dat er indertijd nog geen telefoon bestond. 

Geen moment vindt de dichter rust. Hij/ zij is nooit verliefd geweest op die neef / nicht met dat dwaas gezicht. En het loopt stilaan de spuigaten uit, want de dichter vindt geen moment rust meer, dat blijkt maar al te duidelijk uit de volgende versregels, geachte aanwezigen… luister goed… Waer ic my wend, waer ic my keer, / Ic en can gherusten dach noch nachte;/. Ik denk dat hier zonder te blozen mag gesproken worden van hinderlijke opdringerigheid. Een understatement, nietwaar [om het geliefde stopwoord van Mark Eyskens eenmalig te gebruiken]. Dat stalken heeft meegebracht dat de stalker het hoofd van de dichter bezet heeft en er een terreurbewind voert. Hij heeft het vrije denken en de vrije wil aan banden gelegd en de boeien strak aangespannen. De dicher kan geen kant meer uit, want… Waer ic my wend, waer ic my keer, / Ghy sijt alleen in mijn ghedachte. // 

Plukken we de drie sleutelzinnen uit het gedicht en wat zien we daan? De afkeer voor de stalker spat van het blad af: Ghequetst soe lanc soe meer. / Ic en can gherusten dach noch nachte; / Waer ic my wend, waer ic my keer.
De slotzin is een verzoek, een bede van de dichter om verlost te geraken van het kwaad dat hem / haar is aangedaan.
U kan dit exposé, beste aanwezigen, misschien belachelijk vinden. Dat recht hebt u, die plicht heeft u. Deze lezing is bedoeld ter bevordering van de liefde [!] voor de discussie. Die ik niet uit de weg ga, maar laat mij uitspreken. 


Stalken, beste vrienden, is geen fenomeen van de laatste vijftig jaar. Ik weet dat u het weet en dat u weet dat ik het weet, dat zelfs de mens die nooit een boek ter hand neemt het weet. Maar elke gelegenheid om deze wandaad aan te klagen, moet met beide handen aangegrepen worden. Heel wat klein of groot opdringerig gedrag is er altijd geweest. Ze zijn te vinden in de geschiedenis, in de historische verhalen, de heilige boeken van eender welke cultuur. 

Don Quichot beschermt belaagde herderin - portret Gustave Doré 

Vaak worden die affaires opgehemeld. Een wereldberoemd auteur die dat niet doet is Miguel de Cervantes Saaverdra. Integendeel, hij klaagt dit aan als een zware misdaad in Hoofdstuk 14 van de eerste grote schelmenroman van onze cultuur, El Ingenioso Hidalgo Don Quichote de la Mancha.
De essentie: de herder Grisóstomo is tot over zijn oren verliefd op de herderin Marcela. Zij wijst hem echter resoluut af. De kerel pleegt zelfmoord. Op zijn begrafenis duikt zij op en krijgt verwijten naar het mooie hoofd geslingerd. Zij is verantwoordelijk voor zijn dood. In een prachte redevoering verantwoordt zij haar gedrag. Het slot luidt als volgt: ‘Als Grisóstomo de dood vond door zijn ongeduld en niet aflatend verlangen, waarom moeten mijn eerbaar gedrag en ingetogenheid dan de schuld krijgen? … Ik heb een onafhankelijke geest en geen lust mij te onderwerpen.’ 
M.a.w., de een is niet verplicht te beminnen, wie begeerd wordt door de andere. 

Ogenblik, het hoofdstuk kent nog een prachtig einde. Wanneer zij vertrekt, zijn er enkele aanwezigen die haar willen volgen, met kwade bedoelingen. Don Quichot verspert hen de weg en zegt: ‘Niemand, van welke rang of stand hij ook is, wage het de schone Marcela te volgen, op straffe zich mijn woedende verontwaardiging op zijn hals te halen. Zij heeft in heldere, afdoende bewoordingen aangetoond dat zij weinig of geen schuld heeft gehad aan Grisóstomo’s dood en hoe ver het van haar is toe te willen geven aan de wensen van wie ook van haar aanbidders, reden waarom het billijk is dat zij, in plaats van gevolgd en achtervolgd te worden, geëerd en geacht wordt door alle deugdzame mensen ter wereld, want zij toont aan daarop de enige te zijn die met zo’n eerzaam oogmerk leeft.’ 

Dames en heren, ik ben aan het eind van mijn Latijn. De roman heeft me meer wijsheid bijgebracht dan leerboeken van het middelbaar onderwijs dat konden doen. Onder meer het verhaal van de stalkende herder en koppig afwijzende herderin ligt mee aan de basis van mijn visie op het gedicht. Nogmaals, het is geen gedicht van verlangen en lust, maar van afkeer en last. Geen hooglied maar een klaaglied.
Zo denk ik er over, en ik hoop enkele onder u met deze toespraak naar mijn kamp te hebben overgehaald. 



Tot slot wil ik wijzen op de bloemlezing van Gerrit Komrij, Hebban olla vogela. Ook de beminde vriend en zeer betreurde heeft het gedicht in de verzameling ‘De mooiste liefdesgedichten uit de Middeleeuwen’ opgenomen. Waar ik geen probleem mee heb. Moest ik dat wel hebben, zou ik de bloemlezing geen woord waardig achten. Integendeel. Ik wil u zelfs Komrij’s hertaling als afscheid meegeven. Die luidt als volgt: 

Gewond ben ik van binnen,
mijn hart is zo doorwond
door heel uw liefde,
gewond, hoe langer hoe meer.
Waar ik me wend, waar ik me keer,
ik vind geen rust meer, dag of nacht.
Waar ik me wend, waar ik me keer,
u alleen bent in mijn gedachten. 

Ik dank u voor uw aandacht. En nu… een glas goede wijn. 

guido lauwaert
gent, 2017-01-25 


-      Toespraak gehouden aan de vooravond van Gedichtendag 2017, ten huize van de opsteller en in aanwezigheid van een schare vrienden. 

muziek Rum - zang Vera - 1975 


maandag 23 januari 2017

EMILIA GALOTTI


Diewertje Dir & Jip van den Dool 



Is het een tragedie of een komedie? Hoewel de Duitse schrijver Gotthold Ephraim Lessing zijn tweede burgerlijke toneelstuk een treurspel noemde, is het taalspel gevuld met heerlijke wisecracks en jolige oneliners, waarvan er enkele uitverkoren werden om deze beschouwing te versieren. 

In welke categorie het stuk thuishoort wordt duidelijk door de opvoering, maar dat is geen simpele zaak: wordt eenvoud door de regie meervoud, loopt het spel zich vast. 

Emilia Galotti, want zo heet het stuk uit 1772 dat met vereende krachten door Toneelgroep Amsterdam en Toneelschuur Haarlem werd opgezet, handelt over een voorval uit de Romeinse geschiedenis. Het werd door Lessing [1729-1781] naar zijn eigen tijd verplaatst. 


Odoardo Galotti doodt zijn eigen dochter Emilia op haar verzoek voordat zij bezwijkt voor de verleidingskunsten van de sullige prins van Guastalla die daarbij wordt geholpen door zijn gewetenloze en dominante kamerheer Marinelli. 

Er wordt meer op mijn bord geschoven dan er thuishoort. 

Lessing is de belangrijkste vertegenwoordiger van de verlichting in Duitsland. Door de maatschappelijke achtergrond van die Franse beweging hebben zijn toneelstukken een ontnuchterend karakter. Het schijnheilige wordt weggeveegd voor de naakte waarheid: paleis of volkswijk, intriges zijn er overal, net als messen voor de rug. 

Het sterkst komt dit tot uiting in Emilia Galotti, door het gegeven, maar in de eerste plaats door de mix van Lessings Duitse afkomst [kurkdroge nuchterheid], de Franse klassieke komedie [speelse spot] en de Italiaanse aard [wulpse emotie]. Bovendien en ook niet onbelangrijk is dat het gebeuren zich op één dag voltrekt en daardoor een hels tempo heeft. 

Mijn verstand verloren? Ik ben zelden of nooit zo tevreden over mijn verstand geweest als nu. 

Regisseur Maren E. Bjørseth heeft de mix op een verkeerde wijze in beeld gebracht. Die moet enkel in de taalmuziek zitten, om het dramatisch verloop van het verhaal naar een hoger niveau te tillen. Daarenboven heeft zij gesleuteld aan het tempo – van prestíssimo naar lárgo assái – wat fataal is voor de sfeer. Het ironisch toontje verliest aan kracht om in het laatste kwartier geheel te verdwijnen. Met als gevolg dat de morele boodschap van Lessing – de vader vermoordt liever zijn dochter dan met een familieschandaal te zitten – zijn kracht kwijtgeraakt. 

Genres mixen is een kunst die weinigen gegeven is. Misschien dat Bjørseth die kwaliteit heeft, maar dan is die in deze productie ver te zoeken. Ze heeft geen duidelijke keuze gemaakt, maar poppenkast, comedia dell’arte, la manière de Molière, een druppel absurdisme en Victoriaanse stijl gemengd. Viermaal wordt een Pinguindans ingelast. Een regisseur mag de vreemdste vondsten bedenken – graag zelfs – zolang ze de humuslaag van het stuk niet vergiftigen. Emilia Galotti eist echter een strakke regie, zonder tierelantijntjes, want dan komt men algauw terecht ten huize mevrouw Kitsch en meneer Quatsch. 

Wie over bepaalde dingen niet zijn verstand verliest, heeft nooit verstand gehad. 

De acteurs doen hun best en dat is de redding van deze voorstelling. Al weet de ene beter dan de andere hoe de climax van een claus te vinden. De speler die daar het best in slaagde was Keja Klaasje Kwestro als de gedumpte verloofde van de prins, gravin Orsina. Jip van den Dool als de smerige kamerheer blonk uit door een perfecte balans tussen lichaamstaal en taalklank. Diewertje Dir als Emilia probeerde boven het clichématige van een naïef meisje uit te stijgen, helaas had zij daar te weinig weefsel voor.
Goed, de spelers zijn afkomstig uit de jonge garde, maar deze voorstelling is niet hun eerste openbare confrontatie; hun palmares oogt al heel fraai. Je mag als toeschouwer wat meer verwachten. 


De vertaling, moet gezegd, is prachtig. De ironie van Lessing, bij momenten bijtend, is door vertaler Tom Kleijn behouden tot in de kleinste uithoeken van de dialogen. Jammer dat die al te vaak door het spel en de regie verloren gaat. 

Alweer gaat de woede er met het verstand vandoor. 

Nu, waarom dan deze voorstelling besproken, als die niet naar verwachting was, en ook niet in Flanders Fields te zien is?
Omdat de productie onderdeel uitmaakt van de werking van Toneelgroep Amsterdam. Elk seizoen worden een paar producties gemaakt waarin veelbelovende acteurs ‘getest’ worden. Je kan een auditie houden, maar pas met een heuse productie – gebed in het hele circus – valt op te maken of een speler [m/v] overeind blijft staan, zelfs van de vloer gaat. Als een gezelschap tijd, ruimte en kapitaal over heeft voor een platform dat zoekt naar jong [regie]talent, is een criticus verplicht ook dat te volgen. Een kritiek is meer dan het bespreken van een voorstelling. Het volgen van iemands parcours behoort ook tot zijn taak. 


Al mag dat een kritische inslag over het vertoonde niet in de weg staan. Men leert meer van het kruis dan van de kwispel. Zelfs al is men het oneens met de priester of de beul. 


O, die steile deugdzaamheid! Voorzover ze die naam verdient. 

guido lauwaert
gent, 2017-01-23 





gezien: zaterdag 21 januari Toneelschuur Haarlem
quotering: ***
voorstellingen: t/m 18 februari 2017
meer informatie: www.toneelschuurproducties.nl/emilia-galotti 

maandag 16 januari 2017

VU DU PONT - Ivo van Hove




Via Londen is Ivo van Hove op Broadway geraakt. Avond na avond 700 mensen in de zaal. Volop lof, tot en met The New Yorker. Niet voor een musical, maar voor een klassiek toneelstuk, bijzonder sober geënsceneerd en alle aandacht geconcentreerd op het spel van de acteurs. A View from the Bridge van Arthur Miller. 

Vorig jaar deed de Leading Global Thinker – volgens het Amerikaanse tijdschrift Foreigh Policy – het over in Parijs. En hij kreeg opnieuw staande ovaties, van de pers én het publiek, voor Vu du Pont in opdracht van La Comédie-Française.
De Parijse versie verschilt aan de foto’s te zien weinig van de Londense, die uw theaterspion zag in februari 2016 in het Lyceum Theater van New York. Het decor is nagenoeg hetzelfde, en je zou kunnen zeggen ‘een makkie’, maar dan hebt u naast de Franse speelstijl gerekend. Die is zeer stijf, pathetisch, à la manière de Molière. Iedereen van dicht of nabij betrokken bij toneel hield zijn hart vast, naar ik vermoed zelfs Ivo van Hove. Maar hij deed het. Door met zachte hand en koppige wil de Franse acteurs van de 17de naar de 21ste eeuw te zwieren. 

Volbloed democraat
Toneelauteur Arthur Miller mag dan opgegroeid zijn in een welgestelde omgeving, hij is altijd een sociaal betrokken mens geweest en de kunst moest daar wel bij varen. Miller verklaarde voor het McCarthy-tribunaal dat ‘kunst boven de politiek’ staat. Een volbloed democraat, bij leven en werk. Ook als beide begrippen zich samenvoegden. Zoals voor de film The Misfits, de beruchte film uit 1961 van John Huston waar Miller het scenario voor bedacht en schreef. De connectie Leven & Werk zit hem in een verhouding met Marilyn Monroe, die de hoofdrol speelde. Weliswaar waren Miller & Monroe bij de opnamen al gescheiden, maar de nabloei van de passie duurde voort, en zou trouwens standhouden tot beider dood. [zie trailer onderaan] 

American Nightmare
De eerste auteurs waar Arthur Miller op moreel gebied door gegrepen was, waren Fjodor Dostojewski en Henrik Ibsen. De Rus en de Noor hebben romans of toneelstukken geschreven waarin de sukkelaar wel het goud vindt maar niet de mijn. Die was al geclaimd. Een tweede spoor naar het sociaal engagement leidt naar de klussen die Miller als jongeling deed nadat zijn familie door de beurskrach van 1929 heel wat van haar fortuin was kwijtgeraakt. Hij was nachttaxichauffeur in zijn geboortestad NYC, werkte enige tijd in een fabriek én in de haven, waar hij het pure van de Amerikaanse Nightmare in familieverband leerde kennen. Dat leidde tot ijzersterke toneelstukken, technisch leenrecht verschuldigd aan ‘de Grieken’. De bekendste zijn All My Sons [1947], After the Fall [1964] en uiteraard The Dead of a Salesman [1949]. Maar A view from the Bridge uit 1955 mag er ook zijn – mijn favoriete stuk by the way. 

La Famiglia en L’Amore
A view from the Bridge
vertelt het verhaal, met fatale afloop, van Eddie Carbone, vanuit het standpunt van diens vriend en advocaat. Eddie, van Italiaanse afkomst maar al best ingeburgerd, worstelt met twee morele codes. Rodolpho, een inwonende, illegale immigrant is verliefd op Eddie’s nichtje [en zij op hem] en dat zint Eddie allerminst. Hij is zelf zo zwaar verliefd op haar dat hij in conflict komt met zijn vrouw, de rest van zijn familie, zijn vrienden, en in het nauw gedreven zijn obsessie zo ver doorslaat dat hij Rodolpho ten einde raad aangeeft bij de autoriteiten. Van een voorbeeldige familievader en vooraanstaand dokwerker vervalt hij tot een verrader en nitwit. 

Moraliteit
Toneelstukken draaiend rond een centraal individu zijn een kolfje naar de hand van Van Hove. Spectaculaire ensceneringen en uitboring van het talent van de acteurs – in samenspel en individueel - gecombineerd met een punctuele belichting, kostumering, muziek en decor, ja zeker. Sluipend onderhuids focust Van Hove zich echter met elke nieuwe productie op de mate van moraliteit van het hoofdpersonage, om zijn schuld dan wel onschuld naar een hoogtepunt te voeren en in de gezichten van de toeschouwers te laten exploderen. 

Foto: Jan Versweyveld 

A view from the Bridge past helemaal in dat plaatje. Het was dus haast voorspelbaar dat hij – gezien bewezen diensten voor het toneel – een succesvolle productie zou maken. Het succes overtrof alle verwachtingen. Ruim twee jaar geleden gestart in Londen bracht de productie het tot Broadway, waar uw toneelspeurder het geluk had een voorstelling te zien. Begin dit jaar ging een Franse versie – Vu du Pont van start en na een eerste reeks succesvolle voorstellingen in Odéon – Théâtre de l’Europe, is deze productie aan een lange reis begonnen. Van 13 t/m 17 februari wordt gebivakkeerd in Antwerpen en geacteerd in deSingel. 

Met snuffelneus
Zoals hogerop al gezegd verschilt aan de foto’s te zien de Engelse versie theatraal niet van de Franse. Maar wordt er nog steeds gespeeld in U-vorm met publiek in front en links en rechts van het podium? Zijn de Franse acteurs evengoed als de Engelse? Verschilt het Angelsaksisch moreel plaatje van het Romaanse? Blijft op de achtergrond het requiem-gezoem van een moerassig gebied hangen?
Daarom dat ik er in deSingel bij zal zijn. Met dezelfde snuffelneus als waarmee ik de tiende versie van Medea bekijk. Dus, niet meer om het verhaal, dat ken ik al voldoende, maar wat heeft de regisseur met het stuk uitgespookt. En hoe vullen en krullen de acteurs hun rollen?
Dat moet u ook doen, beste lezer, maar in de eerste plaats omdat het een fabuleus prachtige voorstelling is, op alle gebied. Het spel vanaf het moment dat de box zich opent tot het laatste beeld [o, zo mooi en tegelijk zo pijnlijk], gevolgd door het laatste woord van de advocaat, de hedendaagse verdediger van het kwade in het goede en het goede in het kwade. That’s the soul of the play. 



Zit u nog niet op uw mobieltje te toetsen om kaartjes te reserveren? Dat zou ik maar als de bliksem doen. Naar ik hoorde zijn de vijf voorstellingen al haast uitverkocht. 

guido lauwaert
gent, 2017-01-16 



Foto: Jan Versweyveld 
VU DU PONT van Arthur Miller – regisseur Ivo van Hove – scenografie Jan Versweyveld – productie Odéon – Théâtre de l’Europe – coproductie Théâtre Liberté | Toulon – 
deSingel – van maandag 13 t/m vrijdag 17 februari – www.desingel.be

PRESS QUOTES
★★★★★ 
“One of the great theatrical productions of the decade. See it.” 
The Times 

★★★★★ 
“Mark Strong is simply outstanding in Ivo van Hove’s superb, searing production” Financial Times

★★★★★
“Ivo van Hove reinvents Arthur Miller - it’s like watching a runaway train hurtle towards you” The Guardian

★★★★★
“Pure, primal, colossal - Strong’s stupendous Eddie is a force of nature”
Time Out





vrijdag 13 januari 2017

NieuwTG – Veel poeha rond hol gedoe

Foto: Filip Schils 

Van donderdag 12 t/m zaterdag 14 januari wordt de stadsschouwburg van Gent bezet door studenten van de HO Gent, in de volksmond bekend als het KASK. Met welk doel? Wat er de eerste dag te horen en te zien was, beloofde allerminst een nieuwe lente en een nieuw geluid.  

Allereerst
Er werd gedacht dat met de jaren zestig we meer vrijheden hebben bekomen, maar het tegendeel is het geval. Door het vrijgeven van de gewenste stond de deur wijd open om te weten welke vrijheden de overheid moest afnemen. En dat zijn er heel wat geworden. Maar wie gaat ze terughalen? De verwende kinderen met hun moderne olieverfschilderijen en theaterspelletjes die enkel henzelf plezieren? Fatsoen overheerst de bevolking. Ook bij de jeugd. Of die nu economie studeert of droedels leert tekenen, want zelfs daarvoor zijn tegenwoordig cursussen en leraars. De kunstzin heeft geen geest meer, geen vrije wereld, enkel stofvrije beschaving. Daar ben je vet mee. De inheemse bevolking heeft te lang op de steunpilaren van de kreukloze maatschappij geleund. Daardoor heeft zij het sinds het begin van de 21ste eeuw te hoog in zijn bol gekregen. Het is tijd om haar een toontje lager te laten zingen en de vrijheid weer te vinden. De echte. Maar wie gaat het doen? De grote meerderheid van mijn generatie is verantwoordelijk voor de verloedering en het afpakken van een groot aantal nieuwe vrijheden. De eeuwige vrijheidsstrijders, zij die standhielden zijn in de minderheid, oud geworden en worden vernederd, dóór hun voormalige wapenbroeders. De rebellen met no paseran op de lippen gebrand, zijn te stram geworden om een barricade te beklimmen. Trouwens, voor alles is een tijd. Vóór je veertigste het zwaard, erna de pen. Maar wie dus? Wie beklimt de barricaden voor de echte vrijheid. De jongeren? Zelfs hun dagelijkse oproertijd begint met de spits en eindigt er mee. 

Vervolgens
Het NieuwTG is, naar eigen zeggen en schrijven, een groep van Gentse dramastudenten en jonge afgestudeerde theatermakers en –spelers. Naar aanleiding van de heibel in het NTGent [Nederlands Toneel Gent] engageerden zij zich om mee na te denken over een nieuwe koers. Opgelet, en nu komt het. ‘Het plan dat we hieronder presenteren is het resultaat van een eerste denkoefening. Het is een plan dat voortbouwt op traditie maar tegelijk nieuwe organisatie voorstelt.’ Het is het soort praat waarmee de Hollanders, niet de Brabanders dus, hun Poldermodel kapot geluld hebben. Je kan het er koud nog warm van krijgen. Waardeloos. Waarom? Omdat het inhoudelijk het herhalen van de herhaling is. 
De geschiedenis kent vele publieksopstanden. De laatste dateert van de tweede helft van de jaren zestig en kende haar hoogtepunt met Aktie Tomaat. Tijdens de première van De Storm[!], najaar 1969, gooiden toneelleerlingen tomaten naar de acteurs. De eerste die een tomaat naar zijn hoofd gegooid kreeg was Willem Nijholt. In tegenstelling tot wat werd verhoopt spatte hij niet uit elkaar. Ze rolden over het toneel. Lien Heyting, momenteel verbonden aan NRC, had die ochtend de tomaten gekocht op de markt aan de Albert Cuypstraat. Verse. Bolrond. Harde schil. Ja, die leveren wel hilariteit op maar zorgden niet voor vlekken. Letterlijk noch figuurlijk. [*]
Goed, de Aktie Tomaat was een ludieke actie, maar achter de schermen hebben de discussies wel voor een schokeffect gezorgd. Het traditioneel spel waarin elke enscenering op het lijf van een bekend acteur geschreven was, maakte plaats voor een gesamtkunstwerk, in die zin dat alle elementen van een productie belangrijk zijn en als dusdanig erkend worden. De acteurs mogen dan blinken, maar ze blinken maar dankzij de technici, de inspiciënten,  de scenograaf, de dramaturg en de regisseur. En de bureaucraten die zorgen voor de administratie, publiekswerving, verkoop et cetera. 

Ter zake
Een barricade bestorm je niet na een vooraankondiging. Heeft Napoleon zijn aanvalsplan aan Wellington voorgelegd? [**] En dat is wat gebeurde. Er was geen enkele overval mee gemoeid. De bezetting was punctueel voorbereid, de deelnemers werden gestuurd door enkele leiders, die, zo bleek al snel, zeer ambitieus zijn. Ambitie is op zich gezond, maar niet als ‘het plan’, zoals ze hun pamflet noemen, maar een vodje papier is. Staat in hun persmededeling dat hun driedaagse bezetting ‘naar alle vrijheid [kan] worden ingevuld’ dan werd het tegengesproken door het programma, dat van uur tot uur aangeeft wat er in die drie dagen staat te gebeuren. Tot en met het slotfeest. Het is met sierlijke letters geschreven op de ruiten van de grote toegangsdeur van de schouwburg. Niks improvisatie. Geen imigination au pouvoir.
Het hoogtepunt van de eerste dag was een voorstelling, ‘een groteske begrafenis van Nietzsche, die op de dag zelf is gemaakt’, naar eigen zeggen. Chapeau als het waar is. Twijfel is echter gerechtvaardigd. Op de dag zelf zullen wat instructies gegeven zijn, maar het duo dat de leiding had moet op z’n minst een halve week gebrainstormd hebben. En het liet geen ruimte voor eigen improvisatie van de deelnemers. Je voelde dat hier een productieleider en een regisseur, beiden in wording, de teugels strak in hand hielden. De jongeman had de uitstraling van een dominee en de jongedame van een kampleidster. De voorstelling begon met het binnendragen van een witte doodskist met de nu werkelijk stoffelijke resten van Nietzsche. God is dood, maar ook de filosoof. Hij is de ware schuldige van de hedendaagse kunstmoraal. Komaan! Nieuwe bezems, schone lei. De kist werd op het podium gezet en de studenten Drama, snikkend en gekleed in strakke zwarte broekkousen en truien - zoals dat in de jaren zestig de gewoonte was in de kelder- en zoldertheaters - schaarden zich er rond. De ‘Nabestaanden’, zichzelf noemende ‘kinderen van het postmodernisme’, namen afscheid in de typische bewoordingen die gebruikt worden bij voorgekauwde uitvaarten. Pontificale muziek van Bach en een streepje Richard Strauss [begintune van Also sprach Zaratustra] begeleidden kist en ‘familie’ naar de frontale achterdeur op het podium. Het publiek werd daarop uitgenodigd op het podium te komen. Een les in meditatie volgde, geleid op fluistertoon door de dominee. Wandelen, stilstaan, liggen, draaien en keren, elkaar liggend vastpakken. Het ademen was toegestaan, zolang het niet te horen was. Na afloop beval de kampleidster acteurs en publiek naar het foyer te gaan, met het dwingend verzoek om de glazen en de handtassen niet te vergeten. Tijd voor hap en slok.
Zulk jeuk verwekkend spektakel zou geen kans gekregen hebben op te treden in de legendarische Zwarte Zaal. Pierre Vlerick, directeur KASK, de academie, stond open voor experiment, zolang het een minimum aan originaliteit had en niet boertig banaal was. [***]
Op papier staat en luid verkondigend in de bar werd gezegd dat de bezetting er is voor het publiek. Het wordt uitgenodigd ‘deel te nemen’ aan de bezetting. Nou, met een dichtgetimmerde agenda zal dat moeilijk zijn. Daarenboven, als de organisatoren zo tuk zijn op het publiek, waar is het dan? Op de eerste avond waren zo wat alle leerlingen van het KASK met hun vriendjes en vriendinnetjes aanwezig, maar geen reguliere toeschouwers, leden van de directie of ouders [op één koppel na, Nic Balthazar en Lieve Blancquaert]. Nochtans is er gratis eten en drank. Niet eens een zwerver. 
Naar huis rijdend kwam de gedachte bij me opzetten dat de driedaagse georganiseerd wordt door een koppel fantasieloze, machtsgeile spinnenwebwevers. 

Ten slotte
De bezetting is – houd u vast aan de takken van het gras – op uitnodiging van de staf van het NTG. De directie heeft dus gevraagd het gebouw te bezetten. Hebt u het ooit zachter gebakken geweten? In wezen zijn de studenten van Kask/Drama in de val getrapt. Het leidt de aandacht af van de problemen bij het NTGent. Bovendien kan de minister en de theatercommissie gesust worden met ‘deze actie’. Kijk eens hoe wij bezig zijn? Om de patstelling te verdoezelen. Momenteel kijkt iedereen de kat uit de boom. Er is een bewonersraad voorgezeten door dramaturg Steven Heene. Een minzaam man, zonder geheime agenda. Die zijn mond kan houden. Maar misschien is hij te zeer diplomaat en te weinig strateeg. Terwijl de toneelstudenten zich amuseren zit ruim een kwart van de personeelsleden een ander kwart een mes in de rug te planten, een derde kwart draait met zijn vingers en het vierde stuurt banbliksems naar [mag je wel zeggen] voormalig artistiek directeur Johan Simons en zijn kompanen.
Niets is makkelijker dan de mens die zijn nek uitgestoken heeft, het hoofd af te hakken. Je hoeft er geen talent voor te hebben om de beul te zijn.
En tijdens de grote beeldenstorm van de oudere generatie en de bezetting door de nieuwe, zit acteur Benny Claessens, als eerste aan de deur gezet, te repeteren aan een nieuwe productie, in zijn eigen flat, aan de overkant van het plein. Hij is de enige die resoluut heeft gekozen voor het experiment, en weet wat het betekent en inhoudt. Hij is vijf keer rond de maan heen gevlogen, terwijl de notabelen van het NTGent en de bezetters van het N[ieuw] Toneel Gent niet één keer. 

guido lauwaert
gent, 2017-01-13 

ten faveure van de couleur:  
* Hugo Claus, vrezend voor tomaten bij de première van Vrijdag op zaterdag 15 november 1969, had stoere kerels op strategische plaatsen in de zaal gezet. Ze fixeerden het publiek. Na afloop riep de auteur/regisseur achter de schermen op triomfantelijke toon: Geen tomaat! De kerels waren Claus´ broers Guido, Odo, Johan, en Freddy de Vree en… ondergetekende. 

** Het had nochtans gekund. Beide veldheren zaten de avond voordien in hetzelfde Brussels restaurant, weliswaar aan verschillende tafels, maar waren bijzonder vriendelijk voor elkaar. 


*** Een performance in de Zwarte Zaal. Aan alle toeschouwers werd gevraagd een witte jas aan te trekken. Iedereen deed dat, op twee na. Halverwege de voorstelling werd het publiek verweten slaafs de bevelen op te volgen. Als voorbeeld van vrije denkers werd het tweetal aangewezen. De namen? Greta van Langendonck en uw verslaggever, de stichters van het Theatercollectief De Bron.




DONDERDAG 12/01
18u: Stadskeuken. Op de eerste dag van Nieuw Toneel Gent Driedaagse nodigen we iedereen uit voor een stadskeuken.
Een stadskeuken is hetzelfde principe als een buurtkeuken. Iedereen uit de stad is welkom om aan te schuiven aan onze tafel in de schouwburg op het Sint-Baafsplein. Breng zelf iets mee om te eten en te drinken. Eet en drink vervolgens iets van wat iemand anders meebrengt.  De bar van het NTGent is eveneens geopend voor drankjes. Reserveer een plekje via nieuwtoneelgent@gmail.com. 
20u: Openbare opening. Een theatrale speech, een groteske begrafenis van Nietzsche, die op de dag zelf gemaakt is.
21u: Gezellige open avond.

VRIJDAG 13/01
11u: Lezing Tundé Andefioye + gesprek met Ipek M. Sur.
Een inleiding in stadsdramaturgie. ‘De stad in de studio’.
15u: Grote openbare improvisatie. Studenten van het KASK en leden van NieuwTG initiëren een grote openbare improvisatie op het toneel van de schouwburg. Iedereen is welkom om te kijken en mee te doen. Neem je bomma of buurman gerust op sleeptouw naar de buhne!

ZATERDAG 14/01
14u: Lezing Kristof Van Baarle. ‘Theater als negatieve ruimte.’
14u30: Inleiding Jozef Wouters. Over de zachte plekken binnen een instituut. + gesprek Jozef en Kristof.
19u: Lezing denktank + Geert Opsomer. Over utopisch theater. Leden van de denktank van NieuwTG gaan in gesprek met Geert Opsomer over hun voorstellen en ideeën.
21u: Conclusie van de drie dagen
22u: Feest



woensdag 11 januari 2017

DELPHINE LECOMPTE ZWANGER!




Niet dat zij een kind verwacht, dat is ver voorbij het laatste wat je van de Gentse in Brugge residerende dichteres mag verwachten. Haar zwangerschap zal – als alles naar wens verloopt – een nieuwe dichtbundel opleveren. De bevalling van haar zevende bundel is voor augustus. De naam van de boreling is al bekend… WESTERN

De komende weken zal Delphine Lecompte volop in de belangstelling staan. Ze maakt deel uit van het dichterspakket van de tournee Saint-Amour 2017, is genomineerd voor de VSB Poëzieprijs, wat [alweer] een rondreis in de Nederlanden oplevert. De bekendmaking van de winnende bundel en de prijsuitreiking vallen samen op 26 januari 2017 in het Grand Theatre Groningen, tijdens de openingsavond van de Poëzieweek 2017. Over haar bundel schrijft de jury: ‘Delphine Lecompte zou zomaar een natuurtalent kunnen zijn. Van Dichter, bokser, koningsdochter gaat een grote urgentie uit: deze gedichten wekken de suggestie dat ze onmogelijk ongeschreven hadden kunnen blijven. Haar even mateloze als eigengereide werk voelt van levensbelang. Lecompte schept een unieke wereld, grotesk, wreed en lachwekkend tegelijkertijd. Haar universum wordt bevolkt door personages en situaties die bruut je verbeelding binnenvallen en daar blijven spoken in je klaarwakkere dromen. Delphine Lecompte is de boksende koningsdochter van de Nederlandse poëzie.’ 

Fraai proza maar… het zegt niet wat de gedichten in wezen vertellen. Elk gedicht is een poëtisch verhaal en kan als dusdanig licht geconsumeerd worden. In de schaduw van elk verhaal echter schuilt wreedheid en vergelding. Met alles wat haar verleden én haar heden heeft gebracht. Ze verwoordt het op een lucide manier, maar proef de afkeer voor het burgerlijke zijn van de schijn.
Minzaam in de omgang, als harnas. De rust zelve, zo lijkt het wel. In werkelijkheid is Delphine Lecompte een kernbom die op springen staat. Temperatuur nooit onder de 5000 graden. Ruim een jaar geleden portretteerde ik haar als ‘de Florence Nightingale van de hedendaagse Vlaamse poëzie, in het harnas van Jeanne d’Arc.’ Een etiket dat ze heeft laten plaatsen op de achterzijde van de kaft van de genomineerde [zesde] bundel. In haar gedichten indringend – wat slechts lukt na veelvuldige herlezing – vind je echter hetzelfde dichterslied als dat van Patti Smith, namelijk de melodie van de jacht, met de prooi als jager. 

Vergezocht? Oordeel zelf. Delphine Lecompte stuurde enkele gedichten uit haar bundel in wording. Western, weet u nog. Wat opvalt aan de nieuwe gedichten is de evolutie met de vroegere. Ze zijn minder luchtig maar de luciditeit is gebleven. Haarscherp. Sa poésie de la cruauté is onthullend. De titel van het eerste gedicht laat daarover geen twijfel bestaan. En al helemaal niet na de lezing ervan. 

guido lauwaert
gent, 2017-01-11 


Delphine Lecompte 


Aap goed, al goed

Het is zomer en er kleven postzegelrandjes
Aan de vingers van de boeman van de duinen
Hij houdt van mijn domme mond, ik hou van zijn wegkijkende ogen
Hij houdt van mijn versprekingen, ik hou van zijn schepen in flessen
Het is jammer dat de dorpsoudsten onze relatie veroordelen, of is het vooral grappig?

Het is herfst en er vallen doden in een gulzig land
Waar de boeman van de duinen ooit aan een slangenprocessie deelnam
Waar zijn moeder een visser met huid en haar verslond
Waar zijn vader een dapper vissersbestaan leidde
Het is tragisch dat we sympathieke wezen zijn, of zijn we vooral zalig?

Het is winter en er hangen vossen aan mijn pijpen
Ik heb de boeman van de duinen naar het buitenland gezonden
Nu heb ik het rijk voor mij alleen
Ik sla hobo’s aan gruzelementen en gooi mezelf te grabbel
Slechts twee lamlendige sponzenverkopers willen grabbelen, broers natuurlijk.

Het is lente en de boeman van de duinen keert terug
Met riemen, pantoffels, borstbollen, hosties, eekhoorns, kolibries, en een vrouw
Ik ben niet opgetogen over de intrede van de vrouw
Ik probeer haar te wurgen, maar ze is sterker dan ze eruitziet
Ik probeer haar te vleien, maar ze is slimmer dan ze zich voordoet.

Het is opnieuw zomer en ik neem afscheid
Van de boeman van de duinen en zijn onverwoestbare vrouw
Op de dijk vind ik een orgeldraaier die zich over mij wil ontfermen
Zijn aapje heet Delphine, ik ook.



Een geitenboerderij en genialiteit

De kippen aan het spit doen je denken
Aan de opgezwollen enkels van je moeder
Ze is dood, maar je weet het nog niet
We lachen met de gekuifde poelier
Die overdreven gearticuleerd een neger te woord staat.

Vroeger dacht je dat negers dom waren
Nu denk je dat ze je vrouw willen overmeesteren
De lucht is grijs, een ram ontsnapt uit de wei
En bijt een kansloze regisseur in de arm
Het voetpad is nat, je zegt: ‘Mijn moeder is dood, maar ik weet het nog niet.’

Je keert terug naar je paleis
Ik blijf gewoon zwerven
Mijn zwerversnaam is ‘Feisty Salmon’
Mijn beste slag is de crawl
Mijn ouders zijn dood omdat ze trager waren dan de vlammen.

Ik kom mijn schuldbemiddelaar tegen op de markt
Hij zegt: ‘He Feisty Salmon, als je mij pijpt
Dan scheld ik je een wafelijzer en een paar skisokken kwijt!’
Ik negeer hem en pijp een betere man
Een man die mij niets kwijtschelden kan, een melancholische garagist.

Veel later sta ik op een golfbreker
Te onderhandelen over de prijs van mijn ziel
De duivel wil mij slechts charisma geven
Charisma is veel te vaag, ik wil een geitenboerderij en genialiteit
Een geitenboerderij in Zuid-Frankrijk, en genialiteit overal.


God in de wasserette

Ik kom God tegen in de wasserette, hij ziet er verfomfaaid uit
Hij staart wezenloos naar zijn tuimelende overhemden
En nog wezenlozer naar zijn buitelende sokken
Een broek draagt God niet, zijn geslacht ziet er ongebruikt uit
Ik vraag God of hij mij 20 cent kan lenen voor een pakje wasverzachter.

Hij geeft mij 20 cent en onder mijn voeten omdat ik gisteren heb gedronken
En de collectie gefossiliseerde boktorren van een argeloze vogelwichelaar heb verdonkeremaand
Ontkennen heeft geen zin, berouw voorwenden evenmin
God leest mij als een Zuid-Afrikaans telefoonboek, als braille op mijn angstremmers, als bloed
Terwijl mijn kleren zacht worden vertel ik God over mijn problematische relatie met de oude
Kruisboogschutter.

‘Het probleem is dat hij ijdel en zelfgenoegzaam is. Het probleem is dat zijn boog nooit gespannen Staat. Het probleem is dat hij mijn Clumber spaniël haat. Het probleem is dat hij niet wil
Dat ik een roedel mokkabruine Stafford terriërs adopteer. Het probleem is dat hij 13 Congolezen
Heeft vermoord. Het probleem is dat hij te vaak zijn medailles uit de kast haalt. Het probleem is
Dat hij spot met mijn garderobe. Het probleem is dat hij mijn stomme gedichten niet leest.’

‘Veel problemen,’  Zegt God laconiek
Hij haalt zijn overhemden en sokken uit de droogkast
En propt ze in een gifgroene sporttas van het verwerpelijke merk Puma
Wanneer ook mijn kleren droog zijn eten we een croque monsieur in een nabijgelegen herberg
God morst ketchup op zijn handrug, ik zwijg in alle talen over zijn zoon.

Ik eet traag omdat ik God zo lang mogelijk bij me wil houden
Maar om 19u verandert hij in een citroen
Ik bestel een tequila, het probleem is dat ik geen huis heb.

Delphine Lecompte, Western (De Bezige Bij, 2017)