woensdag 6 juli 2016

MAKKERS, STAAKT UW TAM GERAAS





Elke minister wil dat er iets van zijn beleid de geschiedenis ingaat. Met de verdeling van de subsidiepot van de kunstensector had Sven Gatz eindelijk de kans dat te doen. Hij heeft die echter laten schieten. Misschien zal hij toch de politieke cultuurgeschiedenis ingaan. In dat geval: als de slechtste cultuurminister die er ooit is geweest. En wel om de volgende reden. 



Wie de tabellen van de nieuwste subsidieronde goed bekijkt, komt al snel tot het besluit dat de minister de kool en de geit heeft willen sparen. Iedereen krijgt wat meer of minder. Grote bedragen zijn het niet, daarom zou iedereen tevreden moeten zijn, moet de minister gedacht hebben. Het resultaat bewijst echter dat de minister helemaal geen gedacht heeft. Hij heeft klakkeloos het advies van zijn adviseurs gevolgd. Maar los daarvan, zou hij met kennis van zaken bij een verdeling van de buit de werkelijke artistieke en financiële waarde van een subsidiënt hebben laten prevaleren? Daar mag aan getwijfeld worden. Want mocht hij over een gedegen kennis van de situatie beschikken zou hij het een noch het ander hebben gedaan. Nochtans ligt een gerechtvaardigde oplossing voor de hand. Het is enkel een kwestie van willen. Is de wil er volgt het doen automatisch. 

Hoe ziet dat ‘willen’ er dan uit? Geen slechte vraag. Simpelweg, door het oude systeem van subsidiëring overboord te gooien en met een schone lei te beginnen. Op die lei komen slechts een beperkt aantal spelers voor. Want met de jaren zijn er een aantal gezelschappen die zich gesetteld hebben in het theater én tegelijkertijd in het cocon van hun huisgezin. In de kunst kan men echter geen twee meesters dienen. De kunst [figuurlijk] bestaat erin zich 100% te geven voor zijn artistieke besognes en toch de vrede in huis te bewaren. Shakespeare stortte zich ten volle in het theaterleven, zijn gezin verschoof hij naar de achtergrond, en toen hij het welletjes vond verhuisde hij van Londen naar Stratford en bemoeide zich niet meer met het theater. Hooguit een zeldzame keer, na lang aandringen. Genoeg is Assez zoals Trop te veel is




Voorbeelden van gezelschappen die beter geen subsidies meer ontvangen zijn er legio. Op ‘de loonlijst’ van de minister kan elke lezer een bataljon aan gezelschappen vinden waar hij nog nooit van gehoord heeft. Misschien dat ze plaatselijk goed werk verrichten, maar daar moet de plaatselijke overheid voor zorgen. De minister van Cultuur moet zich enkel buigen over wie en wat op landsgebied én internationaal bedrijvig is. Bovendien zijn een aantal poenscheppers uitgeblust en dus geen overheidscent meer waard, en zo ze willen blijven bestaan hun eigen boontjes maar moeten doppen.
Hij heeft van een aantal de portemonnee afgepakt, maar slechts beperkt. Wat hij eigenlijk had moeten doen met Theater Antigone – eigen producties lijken op verschaald bier, Het gevolg – Turnhouts gezelschap haalt niet eens de grenzen van de Kempen, Compagnie De Koe, de Roovers, RosasAnne Teresa de Keersmaeker is uitgedanst, net als Ultiema Vez – het paard van leider Wim Vandekeybus kan geen cavaletti meer maken. Het Paleis – maakt  jongerenproducties zonder olie en vet en de nieuwe directeur, Els De Bodt, heeft meer strepen op haar mouw dan streken in de mouw [wat door zowat iedereen uit het vak in stilte beaamd wordt maar slechts door deze jongen luidop (haar voorganger is ziek geworden van haar benoeming)], SKagen, Theater Teater, Toneelproducties De Tijd, Unie der Zorgelozen, Theater De Spiegel, Behoud de Begeerte – het ouderlingengesticht van de literaire wereld, en dat is nog maar een kleine greep uit de lijst van versleten  troep. 

Van de drie stadsgezelschappen is de KVS onder de dictatuur van Jan Goossens verworden tot een multicultureel centrum. Goossens, waarvan geen spotprent bestaat, wat dus veel over zijn sociale en culturele betekenis zegt, is enkel uit gulzigheid en ijdelheid 15 jaar lang directeur geweest. Hoe kan je fulltime met je job bezig zijn, begeesterd, als je nog columnist bent, festivaldirecteur in Congo, mede-programmator van Theater aan Zee/De Grote Post in Oostende en jaarlijks een reisje naar Amerika meepikt op kosten van de Vlaamse Gemeenschap. Het is niet moeilijk dat je eigen gezelschap dan vastloopt. 
Gelukkig is er sinds kort een nieuwe directeur, Michael Decock. Hij heeft goed werkt verricht als directeur van ’t Arsenaal in Mechelen en zijn programma voor het eerste jaar als directeur van de KVS ziet er veelbelovend uit. Dus hem wordt mooi bolrond het voordeel van de twijfel gegund. 

Het Toneelhuis, daar valt weinig over te zeggen. Omdat het niet een eigen productie kan maken van hoge kwaliteit. Enkel door een coproductie niveau haalt. En dan nog. De Welwillenden van het voorbije seizoen werd wisselend ontvangen, maar geen enkele recensie, goed of slecht, vonkte. Guy Cassiers is een man die enkel let op de eigen portemonnee en renommée.  Hij is geen man die een gezelschap kan leiden, terwijl dat toch van een artistiek directeur verwacht mag worden. Zijn producties ogen mooi, hij is en blijft een designer, en daarmee is alles gezegd. Of zo goed als. Acteurs zijn bij hem zetstukken en verder ademt hij rustig verder dankzij een artistiek team dat best tevreden is met de comateuze toestand van de Antwerpse schouwburg. 

NTGent. De Gentse schouwburg is de enige schouwburg met een gezelschap die naam waardig. Het heeft een volwaardige eigen visie, kleurrijke spelersbende, super-actieve publieksronseling, hoogwaardige stijl en goesting om zich de wildernis van het experiment in te storten en zelfs uit een mindere productie nog profijt weet te halen door vurige debatten tussen vóór- en tegenstanders.  Daarenboven zit het voortdurend met één of twee producties in het buitenland, intercontinentaal.  Tot slot zijn de gastproducties stuk voor stuk hoogwaardig.
Het NTGent krijgt als enige zowel van de theatercommissie als de minister een zeer goed rapport, maar wordt daarvoor niet beloond. Het moet het met evenveel [even weinig] centen doen als voorheen. Een subsidievermindering dus, want stilstaan is achteruit gaan. Sorry, het krijgt 31 euro meer! 

Kijken we echter naar het subsidierapport dan valt op dat zowat alle gezelschappen en instellingen van de Brusselse Gemeenschap een hogere subsidie krijgen. Het politiek wingewest van de minister. Toevallig kan dit dus niet zijn.
Gelukkig krijgen C d l B / Alain Platel, Troubleyn / Jan Fabre en Needcompany / Jan Lauwers meer geld.  Respectievelijk 18%, idem en 17%. Wat veel lijkt, maar gezien hun werking in steil klimmende lijn peanuts is. En als je hun hoger percentage vergelijkt met het uitgedanste gezelschap Rosas [12%], is het een vernedering. 

Het Kunstencentrum BUDA, uit Kortrijk voor de duidelijkheid, want nauwelijks iemand buiten de grenzen van de Groeningestad heeft er ooit van gehoord, krijgt 2% meer, zijnde 974.600 euro, terwijl het op artistiek gebied weinig betekent, meer een koopcentrum van zondagsschilders is dan een werkplaats voor scheppende kunstenaars van niveau en voor mensen die werkelijk weten waar de lat ligt op artistiek gebied. Dat de burgemeester van Kortrijk, ziehier een foto van de jolige schavuit...  





... een partijgenoot van Sven Gatz is, zal meespelen in het binnenhalen van dat schandelijke bedrag, en wie ontkent dat partijbelangen niet meer meespelen in de uitdelen van snoepjes, liegt. 
Het toneelgezelschap Bloet van Jan Decorte heeft zijn subsidie verloren, hoewel het in het wingewest van de minister ligt, maar ja, Jan is een harde, gedreven en inhoudelijk sterke werker, maar roert zijn mond niet, steekt daar zijn energie niet in, zodat de moord op zijn gezelschap geen stem kost. 

Een deftige en niet belachelijke subsidieronde had Sven Gatz gemaakt, indien hij veel meer gezelschappen op droog zaad had gezet dan wat hij nu heeft gedaan. Had hij de kans gehad zij, die aantoonbaar de Vlaamse kunst en cultuur naar een hoger niveau hebben getild en zelfs down under hebben gestuurd, naar behoren te subsidiëren.
Alle schuld in de schoenen schuiven van Sven Gatz is fout. Evenveel schuld treft de Theatercommissie. De leden zijn mensen met een zwakke kennis van wat reilt en zeilt in de theaterwereld. Meer dan oppervlakkige hebben ze niet, op Klaas Tindemans na. Hij doceert Dramaturgie, Theatergeschiedenis en Cultuurbeleid aan het Rits, de VUB en werkte samen met Gerard Mortier en Ivo van Hove. Van de andere leden zal buiten de familie- en vriendenkring en wat relaties nog niemand gehoord hebben. Zelfs enkele onder hen zijn nooit in een theater geweest waarvoor ze een negatieve stem hebben uitgebracht. Je kan ze rekenen tot de categorie van Blinde Beulen

Afijn, zowel de commissie als de minister hebben bewezen tevreden te zijn met nattevingerwerk. Daarenboven blijkt dat een aantal waardeloze, smoezige gezelschappen die niet aan hun kindertijd zijn ontsnapt, dankzij goed lobbywerk, toch met een pak geld gaan lopen. Dat zij geen artistiek geweten hebben valt op te maken als je hun gedrag vergelijkt met dat van Ivo van Hove.
De zowel zakelijk als artistiek directeur van Toneelgroep Amsterdam [tga] heeft, samen met zijn partner, scenograaf Jan Versweyveld, een stap opzij gezet bij het gezelschap dat hij naar een hoger artistiek niveau heeft getild, hoger dan ooit iemand in de Nederlanden heeft gedaan. De productie The Fountainhead, betekende het hoogtepunt van zijn carrière in de Lage Landen. Om een afdaling te vermijden heeft hij voor de buitenlandse scènes gekozen, met als basis Broadway. Eenzelfde stap heeft Luk Perceval gemaakt. Hij verlaat het Thaliatheater van Hamburg, om weer te gaan zwerven, met als uitkijktoren en centrale werkplaats de KVS, waar hij artist in residence wordt. Beiden kiezen dus opnieuw voor het avontuur. Zij zijn ten minste consequent en eerlijk. 

Dat de minister, cultuurbaron Sven Gatz, dat in gedachten houdt, als hij weer eens voor Lambik...  




... als speelgoedzaaier speelt. En volhardt hij in de boosheid, Vernederden en Gekrenkten [met dank aan Fjodor Dostojewski], welnu dan… Makkers, staakt uw tam geraas, kom uw buitenlandse verplichtingen na, maar in het binnenland … ga in staking! En als de minister dan nog niet wakker schiet, de Paulusbliksem krijgt, sla hard op zijn tafel, en als zelfs dat niet helpt… op zijn gezicht… zoals Willem Elsschot Frans Laarmans laat zeggen, als de minister [in de roman Pensioen] het pensioen wil afpakken van diens vader, om er kanonnen mee te laten gieten, omdat hij, als zelfstandige, eigenaar is van een eigen woning. Waar de arme man een halve eeuw hard voor heeft gewerkt zodat hij niet eens op een snelheidsremmer zwart zaad zit. 

guido lauwaert
gent, 2016-07-04



2 opmerkingen:

  1. Het doek is gevallen en de narren verschijnen ten tonele.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Een rampjaar, Paul Van Grembergen, de Beste Vlaamse Minister van Cultuur ooit, zucht vanuit zijn Eeuwige Jachtvelden diep.

    BeantwoordenVerwijderen