donderdag 24 januari 2019

TER ERE VAN ETIENNE VERMEERSCH

Etienne Vermeersch in zijn bibliotheek 


ADIEU ETIENNE VERMEERSCH 

De slijtageslag van het leven, werd bestreden met zijn bekende drift. Helaas, the battle is lost and won, zoals Shakespeare schrijft in de eerste scène van Macbeth. Verloren door een falend lichaam en gewonnen door een stralende geest. Hij is niet meer en toch is hij er. 

Etienne Vermeersch [2 mei 1934 - 18 januari 2018] hield van de taal als muzikale compositie. Een goed voorbeeld hiervan was de aandacht die hij vestigde op de opgesplitste zin van het meesterwerk van James Joyce, Finnigans Wake. Hij deed dit toen we voor de eerste maal een ontmoeting hadden in de salon van het Pand van de Gentse Universiteit. De toelichting ging als volgt – en dat doe ik op de wijze zoals de slimste mens van België dat dertig jaar geleden uit het hoofd deed, en met een wijsvinger als dirigeerstok op neushoogte: ‘De openingszin van het boek luidt: “riverrun, past Eve and Adam’s, from swerve of shore to bend of bay, bring us by a commedius vicus of recirculation back to Howth Casle and Environs.” Goed. De slotzin nu: “A way a lone a last a loved a long the”. Welnu! De openingszin heeft geen hoofdletter en de slotzin geen eindpunt. Om te begrijpen wat Joyce bedoelde moeten we de eerste als de laatste zin zien en de tweede als de aanvang van de zin. Wat krijgen we aldus? Een ode aan Dublin én zijn rivier de Liffey - die statig, dankzij de alliteraties die er een zekere ritmiek aan geeft, door de zin stroomt, maar vooral…  [lange pauze] … niet de slingerbeweging maar het perpetuum mobilia van het leven en de wereld benadrukt!’ 

De mix van wetenschap en kunst was het draagvlak van Etienne Vermeersch. Vanop die sokkel gaf hij zijn mening aan wie het maar horen wilde en ook aan wie het niet interesseerde. Geen medium was hem te min om de wijze van denken – louter steunend op redelijke argumenten – te onderstrepen, zoals ze door o.a. Pietro Pompanazzi en Nicolò Machiavelli was geïntroduceerd. Etienne was niet de mening toegedaan dat hij de waarheid in pacht had, wel dat hij met zijn overtuiging net onder de huid ervan zat. Om dat te kunnen doen had hij niet enkel de Boeken der Wijsheid gelezen, maar zich tevens gestort in de wereld van kunsten en bellettrie. De kunstenaars zowel als de dichters waren voor hem de getuigen van de moraal die was, is en zal zijn. Hij onderstreepte daarenboven hoe sterk kunst en geschiedenis verwant zijn aan elkaar. Aan voorbeelden geen gebrek. Hij schudde ze uit de mouw als een goochelaar duiven uit de hoge hoed en trok en passant de trukendoos open. Etienne Vermeersch was de Tommy Cooper van de filosofie. 

Bovendien was Etienne Vermeersch een innemend mens en altijd bereid iemand te helpen. Wie een voorwoord wenste voor een boek vond het een dag later in zijn mailbox. Wie raad vroeg omtrent euthanasie stond hij bij. Dat was o.m. het geval met Hugo Claus, die hij een belangrijk dichter vond. Bij een goed glas wijn zei hij me lang geleden: ‘Hugo kan prachtige gedichten schrijven. Soms twijfel je, omdat je aanstoot neemt aan een paar lelijke zinnen. “Hugo toch,” denk je dan, “hoe kan je nu zoiets onnozel schrijven.” Maar dan sta je plotseling oog in oog met een versregel die het hele gedicht verklaart. Besef je dat die lelijke regels er staan om die briljante versregel nog meer dan het geval is te laten schitteren.’ 

Tegen de mensen die niet begrepen dat hij, gevallen roomse engel, van Johann Sebastian Bach hield als de mossel van zijn schelp en vice versa, zei hij: ‘Je moet niet van God houden om van Bach te houden.’ Het is een zachtere versie dan de uitspraak van Albert Einstein: ‘Dit is wat ik te zeggen heb over Bachs levenswerk: Luister, speel, geniet, bewonder – en hou verder je mond.‘
Over elke auteur, componist of kunstenaar had Etienne een gevatte opmerking, aansluitend bij zijn overtuiging. Filosofie en kunst, het is een tweeling. De een kan niet zonder de ander bestaan of verklaard worden. Zowat alle grote werken van de wereldliteratuur had hij gelezen, elk toneelstuk dat of elke film die enig niveau haalde gezien, exposities bezocht. Waar hij de tijd haalde is mij een raadsel, gezien zijn hoog productieniveau, zijn deelname aan debatten, optredens in duidingsprogramma’s.
Hij woonde in Wetteren, maar Gent was zijn Malpertuis. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij in de fleur van zijn leven – als ontspanning na de spanning van het oreren, vaak te vinden was in het hol van de Gentse artistieke kring, de Hotsy Totsy. 

Etienne was, is de perfecte atheïst. De tegenwoordige tijd, inderdaad, want mijn edele vriend zal voor mij pas dood zijn, als ik dat ben. Een atheïst met een uitgesproken vrijheidsdrang in woorden en daden, want enkel die drang leidt tot het atheïsme. Een vrijheidsdrang die bovendien los staat van classificatie. Aan het slot van zijn boekje Atheïsme [*] legt hij daar sterk de nadruk op. Ik citeer: ‘Het niet-geloven in een bepaalde god (Wodan, Shiva, Apollo, Allah of welke dan ook) impliceert, behalve de negatie geen enkele andere opvatting. De atheïsten vormen dan ook geen groep, evenmin als diegenen die niet in astrologie geloven.’
Een tweede citaat uit Atheïsme, niet zozeer om Vermeerschs godsontkenning te stofferen, eerder als getuigenis van zijn vrijheidsdrang die de vrijheid van alle mensen ongeacht overtuiging, geslacht of ras inhield. Het is een citaat i.v.m. de goedkeuring van de slavernij door de Christenen, die zich beriepen op de kerkvaders: ‘Als zoiets het resultaat is van een “goddelijke” Openbaring, dan zijn de woorden van Stendhal hier bij uitstek op hun plaats: “God heeft maar één excuus, namelijk dat hij niet bestaat.”’ 

Etienne Vermeersch, hij was mijn Socrates, is mijn Ludwig Wittgenstein en zal zijn mijn vriend. Met de jaren was een lauwe vriendschap warm geworden. Hij hield van mijn losbandigheid, ik van zijn wijsheid. Eigenlijk is dat niet verwonderlijk. Orde is onleefbaar zonder chaos, net zomin als chaos dat kan zonder orde. Ze bevruchten elkaar. Ze houden van elkaar. Les extrêmes se touchent omdat ze in elkaars boeggolf zitten.
Voor Etienne Vermeersch stonden filosofie en poëzie naast elkaar, waren ze even groot en hadden identiek gewicht. Hoe kan ik dat beter aantonen dan met een getuigenisgedicht van Arthur Rimbaud uit zijn bundel Illuminations : ‘J’ai tendu des cordes de clocher à clocher; des guirlandes de fenêtre à fenêtre; des chaines d’or d’étoile à étoile, et je danse. 

Dit is geen vaarwel wat ik schreef, het is een adieu. ‘Men begrijpe mij goed,’ zou Etienne zeggen met een monkel om de mond. ‘Het is een adieu, niet een à dieu.’
Salut, Etienne… jij hebt gedaan wat je wilde doen en wat mensen zoals ik wilden dat je deed. Jij was een
magister egregius. Je bent geslaagd, je hoeft in september niet weer te keren, al mag je dat stiekem wel doen, voor een lekker praatje. En zelfs vroeger. Je ziet maar… 

guido lauwaert
gent, 2019-01-24



1 opmerking: