dinsdag 10 oktober 2017

HET PROFITARIAAT VAN DE ERVEN



Het huidige erfrecht omtrent kunstwerken moet dringend herzien worden. Het trekt de kaart van de erfgenamen, terwijl zij de kunstenaar nauwelijks tot niet hebben gekend en geen meerwaarde leveren. Bovendien leidt de wetgeving tot misbruik. 

De beeldend kunstenaar Pablo Picasso heeft nooit een cent aan de Franse staat betaald. De wettelijke kosten bij de omzet van zijn werken was volgens hem voldoende om de staatskas te spijzen.
De Franse staat heeft Picasso belastingformulieren gestuurd, maar hij heeft ze ongeopend in de kachel gegooid, vertrekkende vanuit de gedachte ‘Aan de envelop is te zien wat erin zit.’ 

Geduld
De overheid heeft zich om die daad nooit druk gemaakt. Er was een behoorlijk gevuld atelier. Het was een kwestie van geduld hebben. Wachten op diens dood. De overheid had echter buiten de erven gerekend. Zij claimden de nagelaten werken, door het erfrecht. In geval van erkend artistiek werk slaat het erfrecht op een periode van 70 jaar en vangt aan op de dag van overlijden. In het geval van Picasso was dat 8 april 1973. 

Conflict en compromis
Het heeft enkele jaren geduurd eer het tot een vergelijk kwam. De periode werd mede in de hand gewerkt door de vele vriendinnen en echtgenotes en de kinderen. Er was dus niet enkel een conflict tussen de staat en de erven, maar ook tussen de erven onderling. Na heel wat bakkelei werd een compromis bereikt. De Franse staat heeft zowat de helft van wat in het atelier en de magazijnen van Picasso was opgeslagen verworven. Het vormde de basis van het Parijse Picassomuseum. Wat restte, daar moesten de erven het mee stellen. 

Oslo ten bate
Ongeveer soortgelijk verhaal met de kunstenaar Edvard Munch  [1863-1944]. Ook hij heeft geen cent in de kas van Noorwegen gestort. De overheid heeft er geen ruchtbaarheid aan gegeven wegens de geestelijke toestand van de kunstenaar en omdat in 1940 bij testament was bepaald dat al wat zich na Munchs overlijden in het atelier bevond ten bate van Oslo zou zijn. Wat neerkwam op 1008 schilderijen, 15.391 afdrukken van grafische werken, 4443 aquarellen en tekeningen en 6 beeldhouwwerken. Het vormt de inhoud van het Munchmuseum van de Noorse hoofdstad. Het kroonjuweel is het vierde van vier versies van zijn beroemdste werk Skirik [De Schreeuw]. Het origineel uit 1893 hangt in het Nationaal Museum voor Schone Kunsten van Oslo.
Even een misverstand opruimen. Het is niet de man op het schilderij die schreeuwt. Het is de natuur. Dáárom houdt de man de handen voor de oren. 

Waslijst aan conflicten
De erven James Joyce waren ook niet de gemakkelijkste. Wie bij nonkel Google op bezoek gaat vindt een waslijst  aan conflicten die langer is dan de Eiffeltoren hoog is. Daar kan nog een volgende miserie aan toegevoegd worden. Toen in 2002 de Amsterdamse uitgeverij Athenaeum de Nederlandse vertaling van Finnegans Wake in zijn Gouden Reeks wilde opnemen, eiste zoon Stephen dat de oorspronkelijke versie ook opgenomen werd. Op de linkse pagina’s de Engelse en de Nederlandse op de rechtse. Daarmee was de eis niet rond. De zinnen links en rechts behoorden tot op de letter gerespecteerd te worden. Was er een woord dat bij een regeleinde gesplitst werd in de Engelse versie, diende dit ook in de Nederlandse te gebeuren. Het maakt dat de uitgave heel duur werd. Zowel voor de uitgever als voor de koper. 

Analfabeten
Drie typische voorbeelden van hoe het erfrecht, voortaan auteursrecht genoemd, voor problemen kan zorgen. Niet alleen bij de vertaling of de [her]uitgave. Niet zelden hebben erfgenamen getracht passages die de erven niet welgevallig zijn te schrappen. In het geval van Willem Elsschot is dit gelukkig nooit gebeurd. De reden werd al door de grote lijmer zelf aangestipt. In een interview over de genadeloze wijze waarop hij in zijn werk zijn familieleden portretteerde en of ze hem dat niet kwalijk namen, antwoordde hij simpelweg: ‘Mijn familie, mijn familie… dat zijn analfabeten. Die lezen geen boeken!’
De eerlijkheid gebied mij te zeggen dat een paar erfgenamen wel lazen, maar in functie van koppigheid. Bij verfilmingen of toneelversies werd gezegd… ‘ons voake heeft het zo geschreven, dan moet het ook zo gespeeld [verfilmd] worden!’. Het dwaas verzet kon enkel gesust worden met een prijsverhoging. Eerlijkheid ten top: het oudste kleinkind, Jan Maniewski, beter gekend als Tsjip, heeft zich nooit bezondigd aan pesterig gedrag met geldgewin voor ogen. 

Moreel gesproken
Met deze voorbeelden is mijn inziens voldoende aangetoond dat erfgenamen eerder een last dan een lust zijn. Maar bij wet hebben zij een stem in het kapittel. Die wet is dringend aan herziening toe. Niet alleen om ambras over uitgave, gebruik of op welk artistiek gebied dan ook te vermijden, maar omdat ze er moreel gesproken geen recht op hebben. Het is namelijk niet zo dat men simpel door verwantschap langs de kassa mag passeren. Dat de partner [m/v] van de kunstenaar, de auteur gedurende enkele jaren een percentage van de opbrengst incasseert lijkt me niet meer dan logisch. Hij / zij heeft zijn of haar carrière opgegeven en zonder enige vergoeding gezorgd voor de voor de hand liggende dagelijkse zorgen. Het mooiste voorbeeld is Alma Mahler. Zij heeft haar viool gedegradeerd tot een salongarnituur en zich volledig gestort op de carrière van haar man, de componist Gustav Mahler, tot zijn dood. 

Honger noch dorst
Dat zulke mensen ‘vergoed’ worden voor hun overgave en inzet, daar valt mee te leven. Wat echter niet aanvaardbaar is, is dat ook de kinderen, kleinkinderen en verwanten langs de kassa passeren. Wat is hun aandeel in het talent van de kunstenaar? Niets, of toch niet zo dat zij er honger en dorst door geleden hebben. Wat meer is, heel wat nakomelingen hebben dikwijls een kunstwerk van papa, opa, oom / mama, oma, tante gekregen tijdens zijn / haar leven.
Een treffend voorbeeld is Agatha Christie. Zij heeft haar enige kleinkind Matthew de toneelversie van de roman Then Little Niggers geschonken! Vanaf de eerste opvoering in 1943 ging hij met de buit lopen. Dat is aanvaardbaar, want haar naam is onlosmakelijk met het toneelstuk verbonden maar hij is de eigenaar. Na zijn dood echter moet de staat de eigenaar van het beroemde toneelstuk worden. 

Dreigende taal
Het zijn helaas niet enkel de verwanten, vaak in een verre lijn, die profiteren van de heersende wetgeving. De grote slokops zijn de belangenverenigingen. De bekendste in België is SABAM, wat staat voor Société d’Auteurs Belge – Belgische Auteurs Maatschappij. Op papier is het allemaal koosjer, in werkelijkheid is het een instelling die weinig doet voor zijn leden en veel voor zichzelf. In heel zijn bestaan is het nooit duidelijk geworden wat er naar de kunstenaar gaat en wat het aandeel van SABAM is. Het gedraagt zich daarenboven als incassobureau en schuwt niet te dreigen met processen en deurwaarders. Is er een programma met een aandeel van één lid, zal toch voor het hele programma moeten worden betaald. Het stelt de vergoeding in dat geval op aan de hand van de duur van het programma. Wat een enorme winst oplevert. Winst die integraal verdwijnt in de portefeuille van SABAM. 

Het deksel op de neus
Instellingen als SABAM kunnen het de organisator van een cultureel initiatief zeer lastig maken. Uitzonderlijk krijgt het het deksel op de neus. In 1988 bracht de Haarlemse Toneelschuur een Wachten op Godot met een vrouwelijke bezetting. Het kwam tot een kort geding, want volgens de belangenvereniging van auteur Samuel Beckett was het stuk geschreven voor vier mannen. De rechter besloot een dag te wachten met een uitspraak. Hij ging die avond kijken naar de voorstelling. ’s Anderdaags was zijn vonnis dat de vrouwelijke bezetting het stuk literair noch theatraal schaadde en dus gespeeld mocht worden. Weliswaar verbood Beckett verdere opvoeringen van zijn stukken in Nederland, maar zag in dat hij fout was ingelicht door zijn belangenvereniging en trok het verbod kort voor zijn dood weer in. 

Werelderfgoed
Er is echter nog een derde reden waarom de wet op het auteursrecht aan herziening toe is. Kunst is een van de vier pijlers van de beschaving. De andere drie zijn wetenschap, economie en politiek. Niet toevallig zijn de vier pijlers tevens de pijlers van de Nobelprijzen. Die pijlers zijn niemands eigendom. Daarom dat een kunstwerk, eenmaal de kunstenaar overleden is, werelderfgoed moet worden. Dat een erfgenaam zijn deel krijgt van wat er op de bank staat en wat er aan opbrengst is van de inboedel, d’accord, maar daar moet het mee eindigen. Hij, zij… mogen zelfs een part krijgen van het prijzengeld die de kunstenaar gekregen heeft. Bijvoorbeeld, in het geval van Winston Churchill het bedrag verbonden aan Nobelprijs voor Literatuur [1953]. Dat zijn erfgenamen echter nog steeds langs de kassa passeren bij elke herdruk van een boek, is van de gekte het zotte. 

Erfgenaam
Kijk, betaalt de burger voor de grond die hij koopt? Ja!? Probeer je koopje dan maar eens in te pakken en weg te wezen. Dus neen! Hij betaalt voor het vruchtgebruik. De staat blijft eigenaar van de grond. Hetzelfde geldt voor de nutsvoorzieningen. Betaalt de burger voor water, gas en elektriciteit? Neen! Hij betaalt voor de installaties, de uitbating, het onderhoud en het personeel. Voor het openbaar nut.
In geval van een kunstwerk, van eender werk genre, is het logisch dat de kosten eraan verbonden op rekening komen van de initiatiefnemer of de organiserende instantie.
In geval van een boek is dat de uitgever, voor een schilderij de galeriehouder, voor een film de producent. Wil een producent een boek verfilmen, om een voorbeeld te noemen, moet een financiële deal worden aangegaan met de staat als wettelijke erfgenaam. De staat als onderdeel van de wereldregering, zijnde de UNO. Niet stomtoevallig bestaat de UNESCO, de culturele poot van de UNO.
In naam van deze instelling moet de staat het beheer hebben over alle werken van een kunstenaar, vanaf het moment van zijn / haar overlijden, maar het ook behoeden voor misbruik en het vrij van gebruik maken voor wie dat ook maar wil. 

Zoiets heet beschaving. Hedendaagse beschaving. De wet op het auteursrecht dateert van 1886 en werd geregeld tijdens de Berner Conventie. Zij is – in België – voor het laatst herzien in 2014. Aan de grondbeginselen werd echter niet geraakt, waardoor de wet een uitloper blijft van het kapitalistisch systeem van de laat negentiende eeuw. De erfgenamen die part noch deel hebben aan het talent en de werken van de kunstenaar spinnen er garen bij, onterecht, net als de belangenverenigingen. De eerste groep is een club van malafide profiteurs en de tweede nauw verwant met de Maffia en de Cosa Nostra. 

guido lauwaert 

cartoon ZAK - voor DE TIJD 

 





1 opmerking:

  1. Indien gewenst kan ik een half boek schrijven over Sabam ivm rechten op vertoning van films. Hoe de vork aan de steel zit in dat verband. En hoe Sabam er in slaagt door intimidatie onterechte gelden te innen die weliswaar ten goede komen aan hun leden maar niet aan de componisten van specifieke filmmuziek

    BeantwoordenVerwijderen