woensdag 8 juni 2016

EEN RAMP





Beste lezer, 

Geruime tijd geleden verscheen op deze blog een oproep tot medewerking. Iedereen mocht een artikel insturen. Het heeft even geduurd, maar het eerste is zonet gearriveerd. Een opmerkelijk interview. Het greep de redactie zo sterk aan, en de hoofdredacteur in het bijzonder, dat met eenparigheid van stemmen besloten werd tot onmiddellijke publicatie.

Annette Uyttebroeck
Eindredacteur Binnenland 


‘Ja, werkelijk, een ramp is het, meneer. Heel het land overstroomd op één plek na: Oostakker! De journalisten van het Nieuws lopen heel het land af, overal wordt gefilmd, pompiers worden geïnterviewd, de burgemeester, de gouverneur, die hier anders nog nooit gezien is, een schone man, maar daarmee is alles gezegd. Ook dokters en verpleegkundigen worden geïnterviewd en schooldirecteurs. Iedereen mag zijn zegje doen en de helft van het dorp loopt weer naar de kerk om te redden wat er te redden valt. Wat valt er aan en in die kerk te redden? Als ze er nooit oog voor hebben gehad en er hier bij mijn weten en dat van mijn grootmoeder die volgende week honderd wordt nog nooit een Chinees is gezien, zal die kerk weinig hebben de moeite van het redden waard. Boven Leuven zijn er mensen geïnterviewd met laarzen aan, staande voor hun ondergelopen garages. Ik hoorde iemand zeggen dat het water vooraan binnenstroomt en achteraan weer buiten. Dat is toch schitterend! Moet ge niet dweilen of de televisie de trap op sleuren, terwijl een baby drijft in een mand en die mand overal tegenaan botst. Het deed mij sterk denken aan Mozes in zijn fruitmand, vanuit het riet door zijn moeder de richting uitgeduwd waar de dochter van de farao pootje baadde. Al die dorpen, gemeenten zijn schoon in beeld gekomen, tot en met Parijs. Natuurlijk steeg het water en dreven de omgeslagen auto’s als kano’s met de stroom mee, maar door het wassende water heeft Parijs toch weer een schitterende reclamecampagne gekregen, zonder dat het de staat of de stad een cent heeft gekost. Ik ben maar een eenvoudige wattman, denk nuchter, hoewel ik wel een glaasje lust, laat dat duidelijk zijn, aan mij moet je geen ingewikkelde vragen stellen, maar zoveel verstand heb ik wel om te zien dat het weer dezelfde mensen en plaatsen zijn die in de belangstelling komen. En terwijl mensen zwoegen om hun inboedel te redden, staat een journaliste commentaar te geven, in plaats van een handje mee te helpen. Het lijkt wel of ze blij zijn, aan de manier waarmee ze commentaar geeft. Dat ze bij de VTM en de VRT, want veel verschil zit er niet meer in tussen die twee, zaten te wachten op een overstroming. Rampen, meneer, dat stroomt bij de gewone mens geld de deur uit om binnen bij de gazetten en de televisie. Mij hebben ze nog nooit geïnterviewd. Nochtans is Oostakker een dorp dat mag gezien worden, met een grot waar meer mensen komen dan in Scherpenheuvel. Ik weet heel veel van Oostakker. Ik ben hier naar school geweest. Ik ben 50 en nooit een dag weggeweest. Vakantie aan de andere kant van de wereld moet ik niet hebben. Ik ben hier gelukkig. Mijn vrouw is hier gelukkig, onze kinderen wonen wat verder in de straat. Twee zonen en een dochter, die gescheiden is maar sinds vorig jaar met een flik samenleeft. Het is godgeklaagd. Ik ben blij dat ge een keer hebt aangebeld met die meneer met een cameera.  Nu kan ik eindelijk een keer zeggen wat mij al lang op het hart ligt. Zie je daar die spoorweg die naar de haven leidt, en die andere, de verbinding tussen Antwerpen en Gent. Er is hier nog nooit een ongeluk gebeurd. Geen trein van de talud gegleden. Zelfs geen mens die zich voor de trein geworpen heeft. Een gemeente zonder ramp is pas een ramp. Marc op de hoek van de Groenstaat verkoopt elke maand minder gazetten en nu zijn ze de riolering aan het vernieuwen. Maanden duurt dat al en het zal nog maanden duren. Geen mens die bij hem geraakt. De ene na de andere winkel moet sluiten. Onder ons gezegd, bakker Devos zit met zijn handen in het haar en hij heeft juist een tweede winkel geopend. In Sint-Amandsberg. Waar ze ook werken bezig zijn. Wat moet ik, moeten wij doen om ook eens op de televisie te komen? Wat gaat ge met dat filmpje doen? – Wat? Op joetoeb zetten. Wat is dat? Is het om te lachen, mij belachelijk te maken. Pas op hé vriend, of ik doe u een proces aan. Het zou niet het eerste zijn. Mijn vrouw weet hoeveel keer ik voor de vrederechter ben verschenen, en ik heb altijd gelijk gekregen, denk daar maar aan, alvorens ge mij te kakken zet. Lachen met de kleine man, miljaarde, het wordt door iedereen gedaan met een cravat of een hemd dat niet bij de E5-mode gekocht is. Denkt ge dat wij ook niet iets duurder zouden willen kopen, van betere kwaliteit? Mijn vrouw heeft een keer zwaar in de put gezeten, maanden duurde het. Onze docteur vroeg of we niet eens naar een psycholoog zouden gaan. Ik begreep eerst niet wat hij zei. Een psycholoog, ik had er nog nooit van gehoord. Hij zou mijn vrouw helpen om er weer bovenop te komen. Geen haar op mijn hoofd dat er aan dacht. Een collega heeft zich ooit laten behandelen. In plaats van er beter van te worden… het heeft hem veel geld gekost zonder dat het wat opgebracht heeft. Hij zit nu in Guislain en is daar zeer gelukkig. Hij leeft er een prinsenleven. Alles wordt voor hem gedaan. Zijn was gedaan, zijn bed ververst, zijn eten gebracht, zelfs zijn mond wordt afgekuist, en zijn kont, en elke middag een koffie met een eclairke of een confituurke. Het enige dat hij mist heeft hij mij ooit gezegd, is om de maand een vrouw. Blijft die cameera zolang filmen? Geraakt die batterij niet leeg? Wat is de wereld in vijftig jaar veranderd. Mijn vader maakte foto’s met een bakske van Gevaert. Klikklak en ge stond op de foto. Honderden foto’s heeft hij gemaakt. Ze liggen in dozen op de zolder, want ik interesseer mij daar niet voor. Wilt ge ze hebben? Ge moet het maar zeggen, al zal dat niet gemakkelijk zijn die dozen te vinden. De zolder staat vol dozen. En kasten en stoelen die mijn vrouw niet weg wil doen. Z’heeft er een zekere band mee. Centimantaal. Dat ze er dan iets mee doet! Maar nee, ’t is gewoon het gevoel dat ik nog iets heb van mijn vader en mijn moeder, zegt ze. Als ik er over begin grijpt ze al naar haar zakdoek, want ze weet dat ze gaat bleiten als ik aandring om die dingen te verkopen. Vorige zondag is hier in heel Oostakker een Garageverkoop geweest, georganiseerd door de KWB. Waar witte ballonnen hingen wist ge dat de garagepoort openstond en tussen de rommel een paar mensen zaten te loeren naar kopers. Waarom wij niet? vroeg ik aan mijn vrouw en ze zocht naar haar zakdoek zoals een frontsoldaat in de modder op zoek gaat naar zijn laatste paar droge sokken. Van mij moet het niet regenen, buurman, maar soms zoude een flinke drasj willen om een keer wat meer echte  aandacht te krijgen van de politiekers. En van de journalisten. Meneer! Ik kijk liever naar Thuis dan naar het Nieuws. Want bij die zoop is het spel echter dan bij die gasten van het journaal. Ze hebben een doos vol smoelen om de juiste op te zetten afhankelijk van het hitem. ’t Is vals, meneer. Bij die acteurs ziede dat niet. En dat komt omdat ze werkelijk inleven met wat er gebeurt, met wat ze moeten zeggen. Ik ben blij meneer, mijn hart eens te kunnen luchten. Ge wordt daar precies lichter van, in uwe kop en met uw lichaam. Uren zou ik zo verder kunnen praten, maar ik moet ophouden. ’t Is tijd om binnen te gaan. Halfvijf. Dan moet ik pattaten schillen. Een ei bakken kan ik niet maar pattatten schillen, eender welke soort, daar ben ik de beste van ’t land in. En straks is ’t voetbal. Die ruu duivels gaan d’er niks van bakken, zegt dat ik het gezegd heb. Als ze de tweede ronde halen mogen ze blij zijn. Allez, nog een keer bedankt dat ge aangebeld hebt. Anders zie ik u wel maar hoor ik u niet. Vroeger leefden buren met elkaar, ze hielpen. Nu weet niemand meer hoe zijn gebuur heet. En gij zijt dus journalist. Hoe heet gij eigenlijk? – Wat, zegt dat nog een keer. – Hager… Hager Haegscheer. En ge leeft van interviews als deze? Met uwe cameeraman. Nen vetpot zal ’t niet zijn. Allez, salut! Ik wens niemand een ramp toe, maar soms zou je er toch naar snakken. Om eindelijk eens een babbeltje te kunnen doen met uw gebuur en een handje te helpen. Waar gaat ge nu naartoe? – Ge gaat iedereen in de straat interviewen! Veur wa? Afijn, ieder dierke zijn plezierke. Amuseer du. En doe de groeten aan uw madam. Ze zegt nooit een goeiendag, niet eens een hoofdknip. Wat heb ik misdaan? – Mijn vrouw roept. Nu moet ik echt naar binnen. O ja, weet gij niet een goeie loodgieter? Op mijn terras is er een kraan die lekt. ’s Morgens en ’s avonds zit ik met een volle emmer. ’t Is goe water. Mijn vrouw kookt er mee. Voor de was hebben we een regenput. Daar drinkt ge beter niet van, maar de was is er wel zachter door dan als ge wast met gewoon stadswater. Hoe was uwen naam ook weer? – Hagar… Hagar Haegscheer. Dat klinkt niet Vloms. Uwe voornaam toch niet? Komde gij voort van de Noormannen? Nu is’t echt genoeg geweest. Bedankt om langs te komen. En zie dat ge niet in de hemel maar ook niet in de hel komt. Tot mijn veertiende heb ik in die kermistent van Rome geloofd, hun opperhoofd God en de hemel en de hel. Maar toen ik tot de jaren van verstand kwam drong tot mij door dat ge zowel in de hemel als in de hel op de koppen kunt lopen. Geen minuut rust. Geef mij maar mijnen hof. Prachtige tomaten heb ik van ’t jaar. En savooien. Nu is ’t werkelijk gedaan. Seffens krijg ik onder mijn voeten van mijn vrouw. Kom maar langs als ge zin hebt. En mochten die foto’s van vroeger u interesseren, as mijn vrouw een keer naar haar zuster is, wil ik u wel die dozen bezorgen. We gaan dan samen naar de zolder. En als er een kast of stoel is die ge schoon vindt, pak maar mee. Maar niks zeggen aan mijn vrouw. Au reboir. Wat zeg ik nu?! Au reboir. Au revoir ja.’


Hagar Haegscheer 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten