Beste lezer,
Geruime tijd geleden verscheen op deze blog een oproep tot medewerking. Iedereen mocht een artikel insturen. Het heeft even geduurd, maar het eerste is zonet gearriveerd. Een opmerkelijk interview. Het greep de redactie zo sterk aan, en de hoofdredacteur in het bijzonder, dat met eenparigheid van stemmen besloten werd tot onmiddellijke publicatie.
Annette Uyttebroeck
Eindredacteur Binnenland
‘Ja, werkelijk, een ramp is het, meneer. Heel het land
overstroomd op één plek na: Oostakker! De journalisten van het Nieuws lopen
heel het land af, overal wordt gefilmd, pompiers worden geïnterviewd, de
burgemeester, de gouverneur, die hier anders nog nooit gezien is, een schone
man, maar daarmee is alles gezegd. Ook dokters en verpleegkundigen worden
geïnterviewd en schooldirecteurs. Iedereen mag zijn zegje doen en de helft
van het dorp loopt weer naar de kerk om te redden wat er te redden valt. Wat
valt er aan en in die kerk te redden? Als ze er nooit oog voor hebben gehad en er hier bij
mijn weten en dat van mijn grootmoeder die volgende week honderd wordt nog
nooit een Chinees is gezien, zal die kerk weinig hebben de moeite van het
redden waard. Boven Leuven zijn er mensen geïnterviewd met laarzen aan, staande
voor hun ondergelopen garages. Ik hoorde iemand zeggen dat het water vooraan
binnenstroomt en achteraan weer buiten. Dat is toch schitterend! Moet ge niet
dweilen of de televisie de trap op sleuren, terwijl een baby drijft in een mand
en die mand overal tegenaan botst. Het deed mij sterk denken aan Mozes in zijn
fruitmand, vanuit het riet door zijn moeder de richting uitgeduwd waar de
dochter van de farao pootje baadde. Al die dorpen, gemeenten zijn schoon in
beeld gekomen, tot en met Parijs. Natuurlijk steeg het water en dreven de
omgeslagen auto’s als kano’s met de stroom mee, maar door het wassende water
heeft Parijs toch weer een schitterende reclamecampagne gekregen, zonder dat
het de staat of de stad een cent heeft gekost. Ik ben maar een eenvoudige
wattman, denk nuchter, hoewel ik wel een glaasje lust, laat dat duidelijk zijn,
aan mij moet je geen ingewikkelde vragen stellen, maar zoveel verstand heb ik
wel om te zien dat het weer dezelfde mensen en plaatsen zijn die in de
belangstelling komen. En terwijl mensen zwoegen om hun inboedel te redden,
staat een journaliste commentaar te geven, in plaats van een handje mee te
helpen. Het lijkt wel of ze blij zijn, aan de manier waarmee ze commentaar
geeft. Dat ze bij de VTM en de VRT, want veel verschil zit er niet meer in
tussen die twee, zaten te wachten op een overstroming. Rampen, meneer, dat
stroomt bij de gewone mens geld de deur uit om binnen bij de gazetten en de
televisie. Mij hebben ze nog nooit geïnterviewd. Nochtans is Oostakker een dorp
dat mag gezien worden, met een grot waar meer mensen komen dan in
Scherpenheuvel. Ik weet heel veel van Oostakker. Ik ben hier naar school
geweest. Ik ben 50 en nooit een dag weggeweest. Vakantie aan de andere kant van
de wereld moet ik niet hebben. Ik ben hier gelukkig. Mijn vrouw is hier
gelukkig, onze kinderen wonen wat verder in de straat. Twee zonen en een
dochter, die gescheiden is maar sinds vorig jaar met een flik samenleeft. Het
is godgeklaagd. Ik ben blij dat ge een keer hebt aangebeld met die meneer met
een cameera. Nu kan ik eindelijk een keer zeggen wat mij al lang op het
hart ligt. Zie je daar die spoorweg die naar de haven leidt, en die andere, de
verbinding tussen Antwerpen en Gent. Er is hier nog nooit een ongeluk gebeurd.
Geen trein van de talud gegleden. Zelfs geen mens die zich voor de trein
geworpen heeft. Een gemeente zonder ramp is pas een ramp. Marc op de hoek van
de Groenstaat verkoopt elke maand minder gazetten en nu zijn ze de riolering aan
het vernieuwen. Maanden duurt dat al en het zal nog maanden duren. Geen mens die bij hem geraakt. De ene na de
andere winkel moet sluiten. Onder ons gezegd, bakker Devos zit met zijn handen
in het haar en hij heeft juist een tweede winkel geopend. In Sint-Amandsberg.
Waar ze ook werken bezig zijn. Wat moet ik, moeten wij doen om ook eens op de
televisie te komen? Wat gaat ge met dat filmpje doen? – Wat? Op joetoeb zetten.
Wat is dat? Is het om te lachen, mij belachelijk te maken. Pas op hé vriend, of
ik doe u een proces aan. Het zou niet het eerste zijn. Mijn vrouw weet hoeveel
keer ik voor de vrederechter ben verschenen, en ik heb altijd gelijk gekregen,
denk daar maar aan, alvorens ge mij te kakken zet. Lachen met de kleine man, miljaarde, het
wordt door iedereen gedaan met een cravat of een hemd dat niet bij de E5-mode
gekocht is. Denkt ge dat wij ook niet iets duurder zouden willen kopen, van
betere kwaliteit? Mijn vrouw heeft een keer zwaar in de put gezeten, maanden
duurde het. Onze docteur vroeg of we niet eens naar een psycholoog zouden gaan.
Ik begreep eerst niet wat hij zei. Een psycholoog, ik had er nog nooit van
gehoord. Hij zou mijn vrouw helpen om er weer bovenop te komen. Geen haar op
mijn hoofd dat er aan dacht. Een collega heeft zich ooit laten behandelen. In
plaats van er beter van te worden… het heeft hem veel geld gekost zonder dat
het wat opgebracht heeft. Hij zit nu in Guislain en is daar zeer gelukkig. Hij
leeft er een prinsenleven. Alles wordt voor hem gedaan. Zijn was gedaan, zijn
bed ververst, zijn eten gebracht, zelfs zijn mond wordt afgekuist, en zijn kont, en elke
middag een koffie met een eclairke of een confituurke. Het enige dat hij mist
heeft hij mij ooit gezegd, is om de maand een vrouw. Blijft die cameera zolang
filmen? Geraakt die batterij niet leeg? Wat is de wereld in vijftig jaar
veranderd. Mijn vader maakte foto’s met een bakske van Gevaert. Klikklak en ge
stond op de foto. Honderden foto’s heeft hij gemaakt. Ze liggen in dozen op de zolder, want ik interesseer mij daar niet voor. Wilt ge ze hebben? Ge moet het
maar zeggen, al zal dat niet gemakkelijk zijn die dozen te vinden. De zolder
staat vol dozen. En kasten en stoelen die mijn vrouw niet weg wil doen. Z’heeft
er een zekere band mee. Centimantaal. Dat ze er dan iets mee doet! Maar nee, ’t
is gewoon het gevoel dat ik nog iets heb van mijn vader en mijn moeder, zegt
ze. Als ik er over begin grijpt ze al naar haar zakdoek, want ze weet dat ze
gaat bleiten als ik aandring om die dingen te verkopen. Vorige zondag is hier
in heel Oostakker een Garageverkoop geweest, georganiseerd door de KWB. Waar
witte ballonnen hingen wist ge dat de garagepoort openstond en tussen de rommel
een paar mensen zaten te loeren naar kopers. Waarom wij niet? vroeg ik aan mijn
vrouw en ze zocht naar haar zakdoek zoals een frontsoldaat in de modder op zoek
gaat naar zijn laatste paar droge sokken. Van mij moet het niet regenen,
buurman, maar soms zoude een flinke drasj willen om een keer wat meer echte
aandacht te krijgen van de politiekers. En van de journalisten. Meneer!
Ik kijk liever naar Thuis dan naar het Nieuws. Want bij die zoop is het
spel echter dan bij die gasten van het journaal. Ze hebben een doos vol smoelen
om de juiste op te zetten afhankelijk van het hitem. ’t Is vals, meneer. Bij
die acteurs ziede dat niet. En dat komt omdat ze werkelijk inleven met wat er
gebeurt, met wat ze moeten zeggen. Ik ben blij meneer, mijn hart eens te kunnen
luchten. Ge wordt daar precies lichter van, in uwe kop en met uw lichaam. Uren
zou ik zo verder kunnen praten, maar ik moet ophouden. ’t Is tijd om binnen te
gaan. Halfvijf. Dan moet ik pattaten schillen. Een ei bakken kan ik niet maar
pattatten schillen, eender welke soort, daar ben ik de beste van ’t land in. En
straks is ’t voetbal. Die ruu duivels gaan d’er niks van bakken, zegt dat ik
het gezegd heb. Als ze de tweede ronde halen mogen ze blij zijn. Allez, nog een
keer bedankt dat ge aangebeld hebt. Anders zie ik u wel maar hoor ik u niet.
Vroeger leefden buren met elkaar, ze hielpen. Nu weet niemand meer hoe zijn
gebuur heet. En gij zijt dus journalist. Hoe heet gij eigenlijk? – Wat, zegt
dat nog een keer. – Hager… Hager Haegscheer. En ge leeft van interviews als
deze? Met uwe cameeraman. Nen vetpot zal ’t niet zijn. Allez, salut! Ik wens
niemand een ramp toe, maar soms zou je er toch naar snakken. Om eindelijk eens
een babbeltje te kunnen doen met uw gebuur en een handje te helpen. Waar gaat
ge nu naartoe? – Ge gaat iedereen in de straat interviewen! Veur wa? Afijn,
ieder dierke zijn plezierke. Amuseer du. En doe de groeten aan uw madam. Ze
zegt nooit een goeiendag, niet eens een hoofdknip. Wat heb ik misdaan? – Mijn
vrouw roept. Nu moet ik echt naar binnen. O ja, weet gij niet een goeie
loodgieter? Op mijn terras is er een kraan die lekt. ’s Morgens en ’s avonds
zit ik met een volle emmer. ’t Is goe water. Mijn vrouw kookt er mee. Voor de
was hebben we een regenput. Daar drinkt ge beter niet van, maar de was is er
wel zachter door dan als ge wast met gewoon stadswater. Hoe was uwen naam ook
weer? – Hagar… Hagar Haegscheer. Dat klinkt niet Vloms. Uwe voornaam toch niet?
Komde gij voort van de Noormannen? Nu is’t echt genoeg geweest. Bedankt om
langs te komen. En zie dat ge niet in de hemel maar ook niet in de hel komt.
Tot mijn veertiende heb ik in die kermistent van Rome geloofd, hun opperhoofd
God en de hemel en de hel. Maar toen ik tot de jaren van verstand kwam drong
tot mij door dat ge zowel in de hemel als in de hel op de koppen kunt lopen.
Geen minuut rust. Geef mij maar mijnen hof. Prachtige tomaten heb ik van ’t
jaar. En savooien. Nu is ’t werkelijk gedaan. Seffens krijg ik onder mijn
voeten van mijn vrouw. Kom maar langs als ge zin hebt. En mochten die foto’s
van vroeger u interesseren, as mijn vrouw een keer naar haar zuster is, wil ik
u wel die dozen bezorgen. We gaan dan samen naar de zolder. En als er een kast
of stoel is die ge schoon vindt, pak maar mee. Maar niks zeggen aan mijn vrouw.
Au reboir. Wat zeg ik nu?! Au reboir. Au revoir ja.’
Hagar Haegscheer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten