woensdag 30 november 2016

JOHAN SIMONS: Der Schimmelreiter

 Een Griekse tragedie op z’n Nederduits  
 

Terwijl Luk Perceval bij het NTGent regisseerde, Sneeuw – weet u nog wel, deed Johan Simons dat bij het Thalia Theater, de thuisbasis in Hamburg van Perceval. Simons’ uitgangspunt was een novelle van de haast vergeten maar voortreffelijke verteller Theodor Storm... 


Het verhaal gaat over de tomeloze ambitie van een dijkbouwer en zijn schimmelpaard. Vandaar... goed zo, een bank vooruit... De Schimmelruiter. Hij realiseert zijn droom, want de oude dijk heeft zijn beste tijd gehad. Door afgunst en nijd van de notabelen verdrinken zijn vrouw, zijn kind, hij en zijn schimmel tijdens een storm en een breuk in de oude dijk. De toestand van de dijk werd extra verzwakt door de jaloersen. 
Dit gegeven, gekoppeld aan de burgeroorlog in het NTG, die al menige kop heeft gekost, wekte een gevoel bij me op. Een gevoel dat het best te omschrijven valt met een citaat uit het prachtboek van Laurence Sterne, Het Leven en de Opvattingen van de Heer Tristam Shandy: ‘”Nihil me pœnitet hujus nasi,” zei Pamphagus; wat wil zeggen, -  “Aan mijn neus heb ik alles te danken.” – “Nec est cur pœniteat,” antwoordde Cocles; wat wil zeggen, “Blikskaters, met zo’n neus zit je er nooit naast!”’
Wie mij enigszins kent, weet dat mijn neus mijn opvallendste lichaamsdeel is. Tevens dat hij de geur van oorzaak en gevolg ruikt.
Maar om 100% zeker te zijn van zijn instinct – evenwaardig aan verstand, wat wetenschappers betwijfelen en detectives bevestigen – trok uw theaterspion naar Hamburg. Met als gevolg een recensie in twee delen. 




De voorstelling 
Het toneelverhaal volgt keurig de novelle. Regisseur Johan Simons heeft voor het decor een steile dijk gekozen. Op de dijkrand ligt het opgezwollen kadaver van een schimmel. De belichting schetst niet alleen het noodweer maar wijst ook zwaar op de spanning tussen de dijkgraaf [= dijkbouwer] en de notabelen. Een slechtgezinde wind boort zich in de oren van de toeschouwers. In de verte klinkt af & toe groepsgebed en alle acteurs – zoals dat de gewoonte is in de Nederduitse streng gereformeerde kerkgemeenschap – zijn zwart gekleed. Ze acteren beheerst; prachtige stemverbuigingen en strenge mimiek. Extra pluim voor Kristof Van Boven als kind.
De afkomst van Johan Simons, een boerenzoon opgegroeid tussen dijken en vettig laagland, is niet vreemd aan de juiste omkleding en vormgeving van dit verhaal. Hij kent de dorpsmentaliteit met zijn roddels, inteelt, afgunst, nijd en bijgeloof als geen ander huidige regisseur van naam en faam. Daarom is de voorstelling een schot in de roos; puur genot om naar te kijken. Iedereen heeft echter wat en aan alles scheelt iets. Bij deze voorstelling is dat het tempo en de muziek. Een hogere versnelling had de spanning verbeterd. Twee uur vijftig is te lang voor dit verhaal. De muziek, van de hand van Simons’ zoon Warre, heeft kwaliteit [De recensent van de Hamburger Abendblatt kopte: ‘“Schimmelreiter” trifft Jimi Hendrickx.’], maar slaat op het concept als een tang op een varken. Hij klinkt keihard de zaal in, wanneer aan het slot de dijk oprijst en een muur wordt. Wat voorzeker slaat op de eeuwige muur die staat tussen kennis en dwaasheid, specifiek voor dit verhaal: meetkunde en bijgeloof. 

De achtergrond
Het voorstel van het Thalia Theater om de novelle van Theodor Storm aan te pakken, was raak. Door zijn afkomst is Johan Simons de geschikte persoon om de bewerking te verbouwen tot een voorstelling. Hij is dus aan het werk getogen lang voor de heisa in het NTGent uitbrak. Maar tussen droom en daad ligt een lange weg. De eigenlijke regie duurt nauwelijks een half jaar, als het niet korter is. De regie van de voorstelling De nachtschrijver van Jan Fabre duurde niet langer dan een week.
In dat licht bekeken kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat de ambras in het NTGent de regie van Der Schimmelreiter ten goede heeft beïnvloed. Een regisseur, de acteurs en alle medewerkers vergeten hun zorgen tijdens het repetitieproces en de voorstelling. Maar geen mens ontsnapt aan zijn ellende; onderhuids heeft de kommer & kwel invloed op het resultaat. De heisa is trouwens geen drie maanden oud, maar begon al vóór de terugkeer van Simons naar Gent, een jaar geleden.
Een aantal oudere acteurs bolden liever met entertainment naar hun pensioen. Eindigt men op het toneel in ‘schoonheid’, is – ondanks de pensioenleeftijd – een verdere carrière in televisieseries verzekerd.
Johan Simons echter verkiest eerder het risico dan de zekerheid. Waardoor er een conflict ontstaat. Een oorzaak is gauw gevonden: het kostenplaatje voor de plannen van Johan Simons.
Het conservatieve blok heeft het pleit gewonnen en het hoofd van Simons ligt in het kapblok. Wat waarschijnlijk zal zorgen voor het vertrek van Elsie de Brauw, Pierre Bokma en andere acteurs en dramaturgen, Simons genegen.
De bevolking werd via een persmededeling kond gemaakt dat Johan Simons dit seizoen nog twee producties zal regisseren. Ze staan nu eenmaal geboekt en een afscheid in vrede is beter dan in oorlog. De sfeer is echter zo verpest – met de directie en met de populisten – dat het hoogst onzeker is dat Simons nog in Gent verschijnt. 

Nawoord
De goede verstaander ziet dus duidelijk waarom Der Schimmelreiter van keurig tot lovend in de Duitse pers werd besproken. De Spiegel online spreekt van een Griekse tragedie.
Net wat er zich momenteel in het NTGent afspeelt. 

En als toemaatje een fragment uit het slot van de novelle, zeer toepasbaar op 'De zaak Simons-NTG': 
'Destijds voorspelde Jewe Manners dat het nageslacht de dijkenbouwer nog dankbaar zou zijn. Maar zoals u gezien hebt, is die dank uitgebleven. Want zo gaat het, mijnheer: Socrates gaven ze gif te drinken en onze Heer Jezus Christus sloegen ze aan het kruis! Dat soort dingen kunnen ze tegenwoordig niet zo makkelijk meer doen. Maar een vechtersbaas of een kwaaie paapse stijfkop tot heilige verklaren, of van een flinke vent die met kop en schouders boven ons uitsteekt, een spook of duivel maken - dat gebeurt nog elke dag.' 

guido lauwaert


DER SCHIMMELREITER – productie Thalia Theater Hamburg – regie Johan Simons – www.thalia-theater.de



maandag 21 november 2016

SNEEUW


Foto Erik van Zuylen 

De roman Sneeuw van de Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk is niet zijn beste boek. Langdradig, mist tempo en actie, sleept zich op klagerige toon voort. Regisseur Luk Perceval is er alsnog in geslaagd uit het verhaal een boeiende voorstelling te vissen. Kortweg: Sneeuw van het NTGent is koud, statisch, maar stilistisch prachtig. 

Een regisseur tracht, via een verhaal, ons, toeschouwers, iets te vertellen van wat hij heeft meegemaakt, wat hij aanvoelt als geluk, twijfel of droefenis. De manier waarop hij het verhaal vertelt, puurt hij uit een vorm van kunst of literatuur. Wat die vorm ook is, het is de logische weg om zijn ervaring karakter te geven. Op een wijze waarvan hij hoopt dat de toeschouwer het begrijpt en aanvaardt. 

Het verhaal dat Luk Perceval – met de steun van dramaturg Steven Heene – heeft gevangen, is maar een beperkt gedeelte van de roman. Wat Turkije politiek is en hoe het militair in de huidige situatie is beland, onder druk van wijzen en profeten van een godsdienst – al de filosofietjes en anekdotes daaromtrent, heeft het duo geschrapt. Zo wordt ook het verbod op het dragen van de hoofddoek dat leidt tot zelfmoord bij meisjes, een marginaal gegeven. Perceval & Heene hebben zich geconcentreerd op een liefdesaffaire. 

Een dichter, Ka, keert, onder het mom van journalist met een opdracht, naar zijn geboortestad terug om een oude vlam weer te vinden en te trachten de verhouding nieuw leven in te blazen, want, obsessie die hem vervolgt: de liefde was zo kort, het vergeten zo lang. Wat op een sisser uitloopt. Ze is weliswaar gescheiden, maar haar ex wil haar terug en zij heeft andere zorgen aan haar hoofd. Teleurgesteld en onder lichte dwang van de overheid keert Ka naar Frankfurt terug. Het enige wat de tocht van de nieuwe Odyssee naar huis heeft opgebracht, is dat Ka verlost is van een schrijversblokkade. Negentien gedichten heeft hij geschreven tijdens het verblijf dat niet naar verwachting was: van hoog naar laag, nee, van laag naar nog lager. Afijn, troostprijs: een nieuwe dichtbundel. 

Heel eenvoudig gezegd. De scheiding van Kerk en Staat, zo prominent aanwezig in de roman, is als voorstelling geen staatszaak meer maar een familie- en relatiekwestie. Ook de negentien gedichten, als uitingen van gemoedstoestanden, zijn zo goed als gesneuveld. De compacte tekst die er rest, is een mix van vertel- en speltheater, met de nadruk op vertellen. Zoals iemand een ander een ervaring vertelt en het, tot een betere grip erop en snap ervan, kleurt met dialogen. Begint de vertelling licht, gaandeweg wordt die zwaar om aan het eind loodzwaar te zijn. Het sneeuwt niet alleen buiten maar tevens in het hoofd van de verteller.

Het landschap van de voorstelling is ronduit schitterend, de actie van de spelers treffend en passend, geen overtollige beweging. Het valt meer en meer op dat Luk Perceval met zijn regies het spektakel en de mimiek vermijdt. Hij wringt en dwingt de acteurs tot een spel waarin alles innerlijk beleefd wordt. Zo sterk moet het gespeeld worden dat de toeschouwer meeleeft en wat hij hoort en ziet zich nestelt onder zijn schedel. ‘Gecondoleerd met…’ mag geen staande uitdrukking meer zijn, maar een oprecht medeleven. 

Pierre Bokma [foto: Jules August] 
Het resultaat is zuiver spel van alle acteurs. Pierre Bokma als de voorste boottrekker. Het is, als de verteller en het hoofdpersonage Ka, zijn taak en die is raak. Maar ook Els Dottermans als de eeuwige geliefde Ipek houdt het strak, wat haar en haar rol siert. Verrassend is het spel van Frank Focketyn. Geen spoor van geschmier, iets wat hem al te vaak overkomt. Heerlijk om Focketyn eens ‘sober’ te zien spelen. De gastacteurs, van Turkse afkomst, zijn goed ingeburgerd, in de Westerse maatschappij én de voorstelling. Chapeau dus voor Melih Gençboyaci, Cecil Toksöz en Dilan Yurdakul. Ze verdienen een vast contract bij het Gentse gezelschap. Melike Tarhan zingt zonder een krasje enkele liederen. Een genot waar het verhaal niet lichter van wordt, maar zijn grijsheid door verliest. 

Melike Tarhan [zang] - [foto: Jules August] 
En ja, het moet gezegd: het decorontwerp van Katrin Brack ligt in de lijn van wat haar het best ligt en zoals we die kennen. Toch sta je ook hier weer met bewondering naar haar vormgeving te kijken. Hoe functioneel die is, zorgt voor verbazing, leidend naar opperst genot. 

Sneeuw is geen luchtige productie. Staan de spelers echter scherp en zijn de toeschouwers klaarwakker, worden de belevenis op het podium en de ervaring in de zaal een huwelijksfeest. Luk Perceval heeft uit een zwakke roman een juweel gehaald dat je wilt terugzien. En zijn de sociale belevenissen van een gezin en haar vriendenkring niet miniaturen van deze van een staat en zijn instituten? Zo bekeken is Sneeuw een portret van een land dat Westers wil zijn maar Oosters wil blijven. Een moeilijke dracht. 

guido lauwaert

SNEEUW – naar de gelijknamige roman van Orhan Pamuk  
regie Luk Perceval 
productie NTGent in coproductie met Zina / Female Economy www.ntgent.be 

De romans van Orhan Pamuk zijn uitgegeven door De Bezige Bij 



vrijdag 18 november 2016

LEGE BLOKKEN – aflevering II






Het artikel LEGE BLOKKEN heeft heel wat reacties opgeleverd. Waardoor zelfs uw kroniekkeur wijzer geworden is. Onder meer op het gebied van de hond. Een Vlaamse lezer wees me op het bestaan van een hondenras, gefokt uit de vermenging van verschillende rassen. Het nieuw soort hond, voor het eerst voorgesteld op een hondenshow in 1870, werd genoemd naar zijn kweker, de Nederlander Eduard Korthals. Ziehier een foto van, naar het zich laat aanzien, verre verwant van de legendarische magiër en medicus Johann Faust: 

Eduard Korthals 
De Griffon Korthals is een vastberaden werker en een uitstekende zwemmer. Hij is prima geschikt om in ruig terrein te werken. De bijzondere vacht beschermt hem tegen alle weersomstandigheden. Hij is een veelzijdige jachthond, van aard trouw, aanhankelijk en kameraadschappelijk, prettig van karakter, speels, waardoor hij zeer geliefd is bij kinderen. 

Een Nederlandse lezer wees me dan weer op iets wat ik wist, maar voegde er een extraatje aan toe, wat ik niet wist.
Namelijk het bestaan van twee politici in Nederland met de naam Korthals. De tweede, en mij bekende, is Frederik [Frits] Korthals Altes [1931]. Zijn werkzaam leven begonnen als advocaat klom hij vrij snel op tot prominent lid van de VVD [Volkspartij voor Vrijheid en Democratie]. Hij was minister, regeringsformateur en werd in 2002 door koningin Beatrix benoemd tot Minister van Staat. Ziehier een foto: 

Frits Korthals Altes 
Wat ik niet wist, maar onrechtstreeks door BLOKKEN nu wel weet, is dat er nog een tweede Nederlandse minister met de naam Korthals is geweest. Namelijk Hendrik Albertus [Henk] Korthals [1911-1976]. Ziehier een foto: 

Henk Korthals 
Van 1945 tot 1959 zat hij in de Tweede Kamer [België > Kamer van Volksvertegenwoordigers], eerst voor de Liberale Staatspartij, waarvan de naam in 1946 gewijzigd werd in Partij van de Vrijheid [PvdV] en in 1948 in VVD. Hij was een groot voorstander van een Europese Gemeenschap, minister en bracht het zelfs tot vicepremier. Door een opdoemend politiek schandaal van mineure kwaliteit trok hij zich in 1963 terug uit de politiek en bracht de rest van zijn leven door in familiekring, waartoe behoorde een poes met de naam Baruch en een hond, genaamd Griffon. Ziehier een foto: 

Griffon Korthals 
Beide politici hebben een vruchtbare loopbaan achter de rug. Niet alleen op politiek maar ook op familievlak. Ze hebben heel wat kinderen gehad, overwegend zonen, en zij en hun nakomelingen moeten dus ook de naam Korthals hebben. Zo zeldzaam is de naam Korthals dus niet dat hij iedereen uit het blokkenveld perplex doet staan als boer Vermeulen bij de aanblik van zijn doorweekte en gesneuvelde vlaschaard. 

Dat de naam Korthals in de roman Lijmen opduikt is niet verwonderlijk. Stortte Alfons de Ridder zich voor zijn beroep van advertentiecolporteur op de Vlaamse markt, als de schrijver Willem Elsschot mikte hij op de Nederlandse. Vandaar dat in de roman Kaas de opslagplaats van de twintig ton kaas Blauwhoedenveem heet, en Frans Laarmans [= Willem Elsschot] wil de kelders met eigen ogen zien. Ik citeer: ‘Ik wil er mij van overtuigen dat mijn kaas er veilig, frisch en ongestoord rusten zal, vrij van regen en ratten, als in een familiegraf.’ 

Wijlen compagnon de route en zwaar gemiste Johan Anthierens [1937-2000] wees al in zijn boek Het Ridderspoor [1992] op de keuze van Blauwhoedenveen als kaasopslagplaats, en dit in functie van de Nederlandse literaire afzetmarkt. Ziehier een foto: 

Johan Anthierens 
Surplus: Kon Karel Anthierens goed overweg met de rode pen, ter opsporing van taalfouten, schrapping van nutteloze uitweidingen en het rechttrekken van kromme zinnen… Johan wist ook van de rode pen, maar bij hem zat die in de top van zijn wijsvinger. Hij kon een fout op zo'n manier aanwijzen dat het schaamrood uit al je poriën bloedde. 
Terwijl hij zelf niet foutloos kon schrijven. Althans, aanvankelijk. Het was Frans Verleyen die in zijn stukken de fouten opspoorde en… zijn broer Karel. 

Dit stuk wordt u aangeboden wegens de vele heerlijke reacties van lezers, zelfs eentje van Ben Crabbé, die echter minder opgetogen is. Dat soort van humor gaat blijkbaar zijn petje te boven. Nochtans was de eerste aflevering van LEGE BLOKKEN enkel ter lering en vermaak geschreven. 

guido lauwaert
gent, 2016-11-18



donderdag 17 november 2016

LEGE BLOKKEN



Ben Crabbé 


De week begon niet al te best. In de voormiddag een kritische beschouwing geschreven over de tentoonstelling Op zoek naar Utopia in het Museum M. Dat doolhof is gelegen in Leuven, een C&A-stad zoals Nederland er ook een heeft, Utrecht om precies te zijn. ’s Middags verder gelezen in Sneeuw van Orhan Pamuk, een saaie roman, maar Luk Perceval regisseert een toneelbewerking en die productie start zaterdag a.s. Een criticus moet beslagen ten ijs komen, nietwaar, of hij zakt er door.
De avond was nog maar opgedaagd of Karel Anthierens belde – de man die mij leerde schrijven. Er moest hem iets van het hart en zonder te vragen of ik dat dan op mijn hart wilde, begon hij aan een jeremiade over Blokken, het televisieprogramma van Ben Crabbé. 

Karel Anthierens 
Geef toe, een maandag heeft een al niet te goede naam, hij kan dan toch zijn best doen om naast het negatieve met iets leuks voor de dag te komen, dat moet toch niet zo moeilijk zijn. Karel mag mij dag en nacht bellen, daar gaat het dus niet om. Waar het om gaat is dat hij zich heeft geërgerd aan de beperkte geestelijke ontwikkeling van Ben Crabbé. Precies dat is de bekende druppel.  
Ikzelf weet al geruime tijd dat een extra laag verstand bij Ben Crabbé zelfs na drie dozijn martelingen niet te achterhalen is. Niet dat hij duizend martelingen aan kan zonder een krimp te geven, maar als er niets te bekennen valt, wat valt er dan te bekennen? Een leugen om aan een verdere marteling te ontsnappen helpt niet. Heeft een beul ook maar het minste vermoeden van een leugen om bestwil, begint hij meteen aan een marteling haute couture, al zingend Eenzaam zonder jou, van Will Tura. – Goed, lang genoeg vertoefd in de martelkamer. 

‘Guido, waarde vriend, stoor ik niet?’ 
Ik lag juist vreemd te gaan en hij stoorde dus, maar beken je dat aan de leermeester die je een liberale beschaving heeft bijgebracht?
‘Spreek maître.’
‘Zonet heb ik gekeken naar Blokken. Het is mij niet om Ben Crabbé te doen. Hij heeft me lang geleden gevraagd hem te wijzen op taalfouten, maar op die vraag ben ik niet ingegaan, want ik wist toen al dat het niet eindigt. Het gaat mij om de weetjes. Ze zijn goed om je geheugen alert te houden. De flauwe moppen van Crabbé moet je er bijnemen en het ergste is als hij begint te zingen. Maar goed. Vanavond was er een nieuwe kandidaat. Hij woont in de Scheldestad en dat was er duidelijk aan te horen. Guido, een vérrr-schrik-ke-lijk Nederlands. Zelfs zijn Antwerps dialect was van een schabouwelijke kwaliteit. Het allerergste was echter, en ik zakte haast door mijn luie stoel, toen Ben Crabbé als naar gewoonte de naam noemde van de kandidaat en met een gespeelde verbaasde blik zei dat het een naam was die hij nog nooit had gehoord: Korthals. Hij vroeg de man of hij enig idee had waar de naam vandaag kwam en wat hij betekende. De kerel moest bekennen dat hij het niet wist. Waarop Ben Crabbé zich naar de jury richtte. Helaas, ook de eeuwig onzichtbare man bleef het antwoord schuldig. Met aarzelende, haast fluisterende stem, zei hij: “Komt van… korte hals”. 
Annie, om mij weer tot rust te brengen, snelde toe met een Pimm’s, hoewel ik al jaren geen druppel alcohol meer drink. Wat een schande dacht ik. Is er dan niemand daar die weet dat de begrafenisondernemer uit de roman Lijmen van Willem Elsschot Korthals heet! De man van de Korthals XIV en de Korthals XV, nietwaar?’ 
‘Chassis Renault!’ riep ik uit en Karel sloeg in een deuk.
En om de laatste kreuk in zijn humeur weer glad te strijken citeerde ik verder: ‘”De veertien is gebouwd voor ’t vervoer van lijken van stad naar stad, en de vijftien voor het overbrengen van zieken. Zij werden gewogen, mijnheer, en moesten op een vrachtbrief, tot eindelijk onze veertien aan die gruwel een einde heeft gemaakt.”’
‘Juist!’ riep Karel uit. ‘De bedrieger die opgelicht wordt door opperschurk Karel Boorman! De man heeft maar één wagen die hij met wat schminkwerk klaarmaakt voor de klant, een lijk of een halflijk, zoals Elsschot het uitdrukt. De roman is verfilmd door Robbe de Hert, en nog niet eens zo slecht ook. Met Koen de Bouw, Mike Verdrengh, Sylvia Kristel en Willeke van Ammelrooy. Zelfs Tom Lenaerts neemt een rol op zich. Allemaal vrienden van Ben Crabbé. Loopt die man zijn hoofd leeg?’ 

Voor de duidelijkheid. De, mijns inziens, meest duivelse roman van Elsschot gaat over het werven van klanten voor het Algemeen Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen. Het tijdschrift verschijnt slechts nadat Boorman voldoende winkeliers, zuster oversten, bedrijfsleiders, bankiers zover heeft gekregen dat zij instemmen met een uitvoerige beschrijving van hun zaak en een aantal extra exemplaren waarin het artikel is opgenomen afnemen om naar hun relaties te sturen, of om kandidaat klanten te wijzen op het feit dat hun ‘activiteiten’ uitvoerig in een gerenommeerd blad zijn verschenen. In werkelijkheid bestaat de oplage enkel uit… en nu schakel ik weer over naar de roman en Karel Boorman: “Eens zijn er tweehonderdvijftigduizend exemplaren geweest, indien Lipton ze allemaal verzonden heeft, wat ik betwijfel. Maar het kan, want die Engelsen zijn tot alles in staat. Er waren precies geteld tweehonderdvijftigduizend vijfentwintig exemplaren, waarvan vijfentwintig voor mijn eigen gebruik.” 

Dat ‘eigen gebruik’ is om tevoorschijn te halen als advocaten opdagen in een poging om ‘de bestelling’ ongedaan te maken. Wat niet lukt, want, nogmaals Boorman [zich richtend tot zo'n advocaat]: “Ik ben koopman in bedrukt papier, waarvan mij een zekere hoeveelheid in brochurevorm door uw cliënte besteld is en die zij betalen moeten. Zij zal be-ta-len, mijnheer, tot de laatste cent. … En jaag die mensen nu niet op kosten, met processen en zo, want hun bestelling is op zichzelf al erg genoeg.” 

We keuvelden nog wat verder, als ouderen die zich nooit bevrijd hebben van hun jongenshumor, klaagden tegen elkaar op over de dalende historische en literaire kennis van de jeugd, en namen afscheid. 
‘Karel,’ besloot ik. ‘Ik zal trachten over ons gesprek n.a.v. dat dramatisch voorval, een stuk te schrijven. Voor jou, voor Elsschot, voor mezelf – uiteraard, en kom, ook voor Ben Crabbé, want al valt er heel wat te lijmen aan de lege blokken van zijn geheugen, hij is wel an honourable man

guido lauwaert

Flauwe grappen van Ben Crabbé
[Opgelet! 24 minuten!] 


maandag 14 november 2016

OP ZOEK NAAR UTOPIA


Thomas More [schilderij Hans Holbein de Jonge] 

In het Leuvense Museum M loopt tot half januari 2017 de tentoonstelling Op zoek naar Utopia, n.a.v. het feit dat een half millennium geleden Utopia van de Britse rechtsgeleerde en politicus Thomas More verscheen. 

Eerste druk UTOPIA [kelderrestant] 

Dat de viering in de stad van de katholieke universiteit doorgaat is niet verwonderlijk. Hoewel het is opgedragen aan de Antwerpenaar Pieter Gilles, werd de eerste druk verzorgd door de Leuvense drukker Dirk Martens. Dat Thomas More bovendien eerder katholiek dan anglicaans gezind was, heeft ongetwijfeld meegespeeld dat Leuven de ‘viering’ binnenhaalde. Daarenboven was More sterk bevriend met Erasmus van Rotterdam, alweer een katholiek. Erasmus had enkele jaren voordien, in 1511, zijn satire Lof der zotheid aan Thomas More opgedragen. Beide literaire juweeltjes kunnen als één geheel gezien worden. More en Erasmus deelden dezelfde soort humor en waar Lof der zotheid de idiote maatschappij op de korrel neemt, gaat Utopia de andere richting uit: het stelt de ideale maatschappij voor. Simpelweg gezegd: de wereld van Erasmus is een last, die van More een lust. 

De tentoonstelling
Een pracht van een initiatief van Museum M, helaas blijkt dat de bezoeker onbevredigd het pand verlaat, waarover meer aan het eind van dit hoofdstuk.
 ‘Meer dan 80 topstukken van Vlaamse meesters en andere kunstenaars’ staat er in de folder om bezoekers te ronselen. Naar waarheid en werkelijkheid is een groot aantal van de kunstwerken van de hand van navolgers. Artiesten – vaak anoniem – die schilderden à la manière de grand-père  Jheronimus Bosch, kopieën of werken die afkomstig zijn uit het atelier van Hans Holbein de Jonge en Albrecht Dürer, al moet gezegd worden dat van beide grootmeesters enkele originele werken te zien zijn. De mooiste zijn de tekeningen. Het is echter goed mogelijk dat leerlingen het eindwerk uitvoerden en de grootmeester na voltooiing keek, keurde en bij tevredenheid signeerde. De meeste indruk – door hun scherpe warmte – maken de schilderijen van Jan Gossaert en Quinten Metsys.
Het meest aantrekkelijke van de hele tentoonstelling zijn de hemel- en wereldkaarten [met als absolute topper de wereldkaart gemaakt door de Normandische cartograaf Pierre Desceliers], de astronomische instrumenten en de drie Besloten Hofjes, vervaardigd door Onze-Lieve-Vrouw-Gasthuiszusters Augustinessen van Mechelen. De Tuin van Heden als het Aards Paradijs zoals dat er zal uitzien in het Eeuwig Leven. De assemblagekunst van Marcel Duchamp, Marcel van Maele, Vic Gentils, Panamarenko, Jean Tinguely heeft duidelijk voorlopers.
Het geheel oogt mooi, de moeite van een bezoek waard, maar mist vormgeving. Een zaal met tapijten, met schilderijen, met beelden en instrumenten, allemaal keurig opgehangen en uitgestald, zonder dat ook maar één ogenblik een historisch verband te vinden is. Gidsen trachten daaraan te verhelpen, maar hun verhaaltjes vertellen enkel wat al geweten is, door wie het verstandelijk niveau van Sven Gatz overstijgt en wie er onder zit gaat nooit naar een museum. Ze doen hun best, de gidsen, zonder dat oost en west van Thomas More, de kunst en wetenschap van de vijftiende en zestiende eeuw een historische samenhang krijgen. Daarbij komt dat Erasmus in geen velden of wegen te bekennen is. En daarom, beste lezers, verlaat de bezoeker het pand onbevredigd. 

De catalogus 
Een lijvig boekwerk. De afbeeldingen zijn netjes afgedrukt, al missen ze soms scherpte waardoor het dieptebeeld aan kwaliteit inboet. Elke afbeelding van een manuscript, schilderij, hofje, kaart, houtsnede, beeldhouwwerk wordt uitvoerig becommentarieerd, al te vaak echter vanuit een hautaine, pedante houding. Door die instelling is het lezen ervan vechten tegen de vaak, of wekt het ergernis op. Een verklarende tekst bij een afbeelding moet een extra etage hebben. Moet meer vertellen dan wat je al ziet, en wie het niet ziet heeft geen nut aan de wetenschappelijke benadering omdat hij best tevreden is met de schoonheid en verlekkerd is op het enigmatische. 

Kortom, de catalogus is te veel een naslagwerk en te weinig een historisch verslag van de reformatie. Utopia van Thomas More is een niet onbelangrijk bewijs van die christelijke stroming. Waar het de tentoonstelling aan ontbreekt had de catalogus kunnen verhelpen. Jammer genoeg doet die dat niet. Het absolute minpunt is dat elk commentaar een persoonlijke toets van de opsteller mist. Te sterk lijken de toelichtingen op knip- en plakwerk uit de bibliotheek van nonkel Wiki. En dat is, op één procent na, saaie kost. 

Conclusie
Wie in Op zoek naar Utopia op zoek gaat naar de meerwaarde van Thomas More’s beroemdste werk – want het was niet enkel een spielerei maar bovendien een sociaal pamflet – komt bedrogen uit. Toch is een visite aan te raden. Voor wie wat hij al weet bevestigd wil zien. Altijd leuk en mooi meegenomen. Een aanrader tevens voor scholen, in zoverre er i.p.v. een gids een docent met bovenwijsheid de leerlingen heeft voorbereid en begeleid. En voor wie slechts een tijdsbeeld verlangt met als uitgangspunt Utopia, voelt zich niet bedrogen. Geen temps perdu
Salut... 
met als afscheidscadeau een gedichtje dat door sommigen toegeschreven is aan John Skelton die in Oxford en Cambridge de titel 'gelauwerd dichter' had gekregen en hofdichter was onder King Henry VIII.  

Utopia heet ik, het land waar niemand heen wil gaan,
en toch kan ik met Plato's Staat de vergelijking aan;
ik win misschien zelfs wel, want die bestaat slechts uit papier
en loze praat, terwijl het allemaal wel echt is hier!
Mijn wetten zijn het allerbest, mijn volk is rijk en blij:
Eutopia, land van geluk, die naam past meer bij mij!

[vertaling:Paul Silverentand] 

guido lauwaert
gent, 2016-11-14 

OP ZOEK NAAR UTOPIA – M – Museum Leuven – tot 17.01.2017 – www.utopialeuven.be – catalogus, Davidsfonds - € 59,95


vrijdag 11 november 2016

LEONARD COHEN | THIS IS IT






En ook in november komt de dood. De dood die nu eens hier, dan weer daar opduikt. Vandaag in de persoon van Leonard Cohen, maar zo levendig blijft dat hij zijn schaduw werpt over de hele wereld en iedereen laat rillen. Iedereen die de muziekjes van de poëzie kent en zich daar aan optrekt bij dagen dat hij denkt dat het leven een kermis is met een draaimolen en met een achtbaan die helemaal geen acht is. 

Zijn heengaan stond eraan te komen. Hij was erop voorbereid en ik ook [net als zovelen]. En toch word je er stil van, dool je door je geheugen. Je slentert naar je pc en duikt in je archief tot je halt houdt bij een gebeurtenis. Een artikel was er het gevolg van. Ik kopieer het en zend het via deze blog de wereld in. Dat mag. Dat moet. Goede herinneringen kunnen herhaald worden. Zonder aan kracht in te boeten. 

Leonard Cohen in Gent 

Zaterdag 11 augustus 2012. Na de ochtendthee slenter ik naar mijn bibliotheek en kies een dichtbundel. Een uitgave van Penguin: Book of Longing. 230 pagina’s met gedichten en tekeningen van Leonard Cohen. Publicatie: 2006. Opgedragen aan Irving Layton, een collega dichter en schrijver, overleden op 4 januari van datzelfde jaar.
Irving Layton werd in 1981 genomineerd voor de Nobelprijs Literatuur, maar Elias Canetti ging met de buit lopen ‘voor werken,’ om de centrale zin uit het juryrapport te plukken, ‘die gekenmerkt zijn door ruimdenkendheid, vindingrijkheid en artistieke kracht.’ 

De bundel verdwijnt in een envelop en ik meld me wat later aan bij de balie van het hotel waar hij logeert. Drie stofvrije baliebedienden staren mij aan als ik de envelop en mijn kaartje in hun richting duw.
‘Wij mogen niets aanvaarden,’ zegt de middelste van het drietal.
Ik dring aan. Stijve stilte, blanke blik.
‘Goed, dan zijn wij uitgepraat, vermoed ik?’ 

Ik draai mij om, ga zitten in de lobby en bestel een café latte. Op dat moment passeert Leonard Cohen. ‘Good morning, mister Cohen,’ zeg ik. ‘Please, will you sign your book of poems?’
'Sure,’ antwoordt hij zonder aarzeling. ‘Where is it?’
Hij signeert
 op het opdikkend papier. Elke letter is een schildering. 



Hij heeft gesigneerd op een pagina met een van mijn favoriete gedichten. Hij ziet twee met potlood onderstreepte versregels. Een vinger gaat naar het blad. ‘Why these lines?’ 
‘I find them strong.’
‘O, I prefer the next two.’
Ik lees ze. ‘Yes, indeed, they are stronger. But the stronger ones need to draw attention to the weaker.’ 

‘Are you coming to the concert?’, vraagt hij.
‘I will, sure, but it’s sold out, I hear.
Full house.’
Leonard wenkt een struise man die vanuit de verte toekijkt.
‘Give Guido a ticket,’ zegt hij. En zich naar mij wendend.
‘One or two?’ Voorzichtig opper ik dat het morgen de verjaardag is van mijn vriendin. ‘It would be a nice birthday present.’
‘Make it two,’ zegt hij tegen de kerel.
‘Which day?  

‘Tuesday!’  
Hij maakt aanstalten om te vertrekken maar wordt opgehouden door een koppel. De man vraagt om een foto. Cohen, een frêle man en naast hem een Amerikaan, mooi in het vet. Een foto vragen was ik niet van plan, maar de lef van de man verdrijft mijn aarzeling. De balieman wordt erbij geroepen. Hij maakt met mijn eenvoudig mobiel toestel een foto. 



‘Nice stay in Ghent,’ zeg ik ten afscheid. 
Handen worden geschud. ‘Thank you, Guido.’
Aanvankelijk was het niet de bedoeling het gesprek openbaar te maken, maar een gedachte kreeg beeld. A tribute to the most gently man I ever meat… en waar de stijl en de klasse onmerkbaar van af druipt. Moet kunnen. Mocht niet verloren gaan.

Dinsdag 14 augustus. Stipt om acht uur, onder een licht-bewolkte hemel en in een zoete warmte zoeken de muzikanten en drie vocals hun plek. Leonard Cohen sluit de rij en begint zonder intro aan zijn eerste lied, Dance me. Het begin van een vier uur durende performance. De 78-jarige dichter en zanger lijkt de hele duur van het concert 50 jaar jonger. Wat me ook opvalt is een totaal gebrek aan valse gevoelens. De klassieker The Partisan, wordt gebracht alsof hij even voordien de bezetter omzeilde en verslag uitbrengt bij de leiding, het gemoed nog geschonden door het verlies van strijdmakkers en de dood van de oude vrouw die hen verborg, she died whithout a whisper.
Derde sterkte: Cohen geeft de muzikanten en de zangeressen ruimte om te soleren, terwijl hij opzij gezeten de vinger op de pols houdt. Zijn eeuwige hoed zet hij af als zij de hoofdrol overnemen. De opbouw van de belichting sluit naadloos aan bij het breken van het licht. Natuur en cultuur versmelten. Na anderhalf uur sluit hij het eerste deel af met Anthem. Een pauze van een half uur. Achtduizend mensen zoeken wat ze willen vinden. Het toilet, een drankje, een broodje. Bekende ontmoet vreemde. Ze worden vrienden. Praten met elkaar. Ieren, Engelsen, Nederlanders, Duitsers, Belgen uit de negen hoeken van het land verliezen hun nationaliteit maar niet hun identiteit. Idealisme wint het van provincialisme.

Het tweede deel start met een lied, waarvan het indringendste vers luidt: ‘I said to Hank Williams: how lonely does it get? / Hank Williams hasn't answered yet / But I hear him coughing all night long / A hundred floors above me / In the Tower of Song.'
Het is intussen nacht geworden. Toch blijft het brandend braambos jong licht uitstralen. De bindteksten lijken wel vredesboodschappen, zonder een spoor van cliché, de geur van paté. Cohen is een diplomaat zonder jezuïetenstreken. En het gaat maar door. Het hele palet van moderne muziekvormen komt aan bod. Elke golf is verschillend en toch vormen ze een hechte vloed. Even over elf uur volgt Take this Waltz. De ideale afsluiter. Maar het applaus is nauwelijks begonnen of hij begint aan de bisnummers. Zeven! Het publiek mompelt de tekst mee van Marianne en Closing time. Als hij I tried to leave you inzet, een monkel om de mond, begint het publiek te lachen. Een breekbare lach. Want langzaam maar zeker is het concert een vredesmanifestatie geworden, een pleidooi voor meer democratie met minder politiek. Cohen heeft alle muren gesloopt… en iedereen begrijpt de reden waarom hij, 78 jaar oud, keer op keer de barricaden opklimt 'Cause don't forget who's taking you home / And in whose arms you're gonna be / So darling, save the last dance for me / Save the last dance for me / Save the last dance for me…

Bij het verlaten van het Sint-Pietersplein ontmoet ik de Israëlische ambassadeur. Hij is met politiebegeleiding voor en achter zijn wagen gearriveerd, maar staat in zijn eentje tussen het langzaam afdruipend publiek. Lurkt rustig aan zijn pijp.
‘It was even high-minded as a classic concert,’ zeg ik. Hij corrigeert me, een trekje van zijn pijp nemend en starend naar het verlaten maar niet lege podium: ‘It was a synagogue.’ 

Terug naar 2016 Leonard Cohen: The man, his songs and poems are one.
This is it, luidt de titel van een gedicht. De bundel heb ik opnieuw uit de kast gehaald en lees:
‘This is it / I’m going to sleep now darling / Don’t try to stop me / I’m going to sleep / I’Il have a smoot face / and I’m going to drool / I’Il be asleep / whether you love me or not / … ‘. 


De eerste maal dat ik naar New York trok, logeerde ik in het Chelsea Hotel. Om dicht te zijn bij de geesten die mijn poëtische kunstzin vorm en inhoud gaven. Waaronder...  





guido lauwaert - gent, 11 november 2016 

woensdag 9 november 2016

God bless Europe 


2016 

[de ochtend na de Amerikaanse presidentsverkiezingen] 

Dag van de schaamte, dag van domheid en van dollar,
Dag van dood en leven om het even,
Dag om te schrappen uit het jaar,
Dag waar geen Bach of Proust troost kan bieden,
Dag waarop de blote kont een vuile mond werd
Zure dag, die men later zal gedenken
als een dag van schande en van krenken
Dag waarop massa’s mensen met een stem
minder waard dan die der koeien –
loerend waar de melker blijft – stemden
voor een ijstijd in het nuchter denken
Dag dat Donald Duck The White House
ten geschenke kreeg
om naar hartenlust in te schelden
Dag dat de as en het stof van Lincoln, Washington,
Franklin Roosevelt, Thomas Paine en Patrick Henry,
van Marthin Luther King en Hiawatha,
van John Paul Jones en Samuel Adams
in hun graf vernederd werden
Dag waarop in de Nieuwe Wereld de Verlichting doofde
en geen weldenkend mens nog in hoop geloofde
Dag dat The American Dream een vloek werd,
omsloeg in een Nightmare vol met bloed en wonden
Dag dat Poetin en Erdogan hun ereplaats verloren
als moordenaars naar eigen wet en orde,
ten koste van een man die leeft van bluf en poker,
volksdans voor ballet aanziet 

Dag van de mens die vindt dat schieten
een kunst is dat applaus verdient,
Dag van hij die op water lopen kan
en miserie modder vindt
Dag dat geen duizend bloemen bloeien
Dag van Kriegsgericht en hakenkruis,
afgestoft, gekust en den Here opgeheven
Dag van Duivel en van God
Dag van Aftocht en van Ramp
Onthoofde dag, verwenste dag, vervloekte dag,
verloren dag, versleten dag, bedorven dag,
vermolmde dag, verrekte dag, funeste dag,
verkwiste dag, gekloven dag, verdoolde dag,
verkoolde dag, verdwaalde dag...
Dag van de Litanie der Ontheemden. 

Het is de dag waarop ik aan mijn kinderen denk,
en aan de kinderen van hun kinderen,
en aan de kinderen van mijn vrienden,
en aan de kinderen van mijn vijanden,
en aan de kinderen op de vlucht,
met in hun blik de lucht van buskruit en napalmzondag
en vrees dat zij gaan denken, later,
als zij in volvette bagger graven...
waar is het fout gegaan, door hen, voor ons? 


guido lauwaert
gent, 2016-11-09 

cartoon: Johan Baele 

maandag 7 november 2016

GENT BLOEDT DOOD


Stadsschouwburg Gent, thuishaven van NTGent 


Steven Van Watermeulen, als acteur vast in dienst bij NTGent, vertrekt aan het eind van het seizoen en treedt toe tot het gezelschap van Toneelgroep Amsterdam. Het is het zoveelste teken van het verval van Gent als – op toneelvlak – artistieke hoofdstad van Vlaanderen. 

Gesteld kan worden dat acteurs, directeurs, stafleden regelmatig moeten verhuizen, om wakker te blijven. Maar… het vertrek van Van Watermeulen heeft een andere oorzaak dan een vers bed voor nieuwe pret.
Maandagochtend 7 november is acteur Benny Claessens ontslagen, net als Sophie Cocquyt, directeur Communicatie & Marketing. Eerder dit seizoen had intendant Johan Simons laten weten tot 2018 enkel nog twee regies per seizoen te doen, maar door de explosie vanochtend denkt hij eraan met onmiddellijke ingang de samenwerking te beëindigen. Elsie de Brauw wil zich dit seizoen op toneel voor kinderen richten, en dat buitenshuis. Op een paar herhalingen van oudere producties na zal zij niet meer te zien zijn op en rond het podium van het NTGent. Bert Luppes en Pierre Bokma zijn volop aan het rondbellen om elders onderdak te vinden. 

Het eens zo roemruchte gezelschap staat op instorten. Ruzies rollen het Sint-Baafsplein op. De ene is nog niet uitgebold of de andere wint aan snelheid. Ze overlappen, doorkruisen, bevruchten elkaar. De zenuwen staan bij iedereen - van hoog tot laag - zo gespannen dat een verkeerd woord het teken is om zich op elkaar te storten. Het woord moet niet eens verkeerd zijn; enkel de schijn al is goed om het gescheld zo hoog te laten oplopen dat het gebouw dreigt te imploderen.
De aard van deze situatieschets lijkt overdreven maar is het allerminst. Luc Van den Bossche, voorzitter van de Raad van Bestuur, heeft al enkele malen het hele personeel streng toegesproken. Als studenten voor een examen stonden de stafleden in de gang nagelbijtend en elkaars blik vermijdend te wachten om op rapport te verschijnen. 

Zakelijk directeur Kurt Melens wilde als Georges Danton de totale macht grijpen om de revolutie de kop in te drukken, maar dat werd door de rest van het personeel verhinderd. Hadden ze elk dezelfde reden voor verzet zou hij de strijd hebben kunnen aangaan, maar iedereen protesteerde uit eigenbelang. Daar valt niet tegen aan te tornen. Eén barricade kan je aan, desnoods twee, maar niemand drie dozijn. 

Bekijk het programma op de website van het NTGent en wat zie je? Niks opzienbarends. Geen productie waar je nieuwsgierig naar bent, op één na. Sneeuw, naar de gelijknamige roman van Orhan Pamuk. En dan voornamelijk omdat Luk Perceval de regie verzorgt en de bewerking en dramaturgie van de hand is van de immer geduldige, zachtmoedige en altijd bescheiden Steven Heene. 

De nieuwe productie van Alain Platel, i.s.m. Berlinde De Bruyckere – rasechte en gerenommeerde Gentse kunstenaars, Nicht Schlafen, is / was te zien in Antwerpen [deSingel], Brussel [De Munt], Brugge [Concertgebouw], Leuven [Stadsschouwburg]… in Italië, Frankrijk, Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk, Spanje, maar niet in Gent. Een regelrechte schande. Niet in de Stadsschouwburg, maar ook niet in de Vooruit, of de Floraliënhal, wat de ideale plaats geweest zou zijn. De voorstellingen in de Jahrhunderthalle van Bochum toonden dat ontegensprekelijk aan. 

De nieuwe productie van Jan Fabre, Nachtschrijver, toert door heel Vlaanderen en Frankrijk, staat zelfs in de culturele centra van Tielt, Roeselare, Torhout, Heusden Zolder, in de Bourlaschouwburg en de stadsschouwburg van Kortrijk maar speelt niet in Gent.
De prachtige productie van Ivo van Hove en zijn gezelschap Toneelgroep Amsterdam, Over de dingen die voorbijgaan, naar de roman van Louis Couperus, reist maar houdt niet halt in Gent. De grote theaterzaal van de Vooruit zou daar de ideale locatie voor zijn geweest.
De met lovende kritieken overladen productie Geld van Luk Perceval, gepuurd uit drie romans van Émile Zola… Gent? Nu niet en nooit niet.
De nieuwe productie van Jan Lauwers en zijn Needcompany, De blinde dichter, wil de Gentenaar die zien kan hij kiezen uit Brugge, Antwerpen, Toulouse, Wenen, Athene, Basel, te veel om op te noemen.  
Dat is momenteel de situatie in Gent. Niet enkel het NTGent verliest aan waarde en inhoud, maar alle gezelschappen en theaters. De schuld kan naar de overheid doorgeschoven worden, besparingen!, en daar hebben ze een punt, maar slechts ten dele. De schepen van Cultuur, Annelies Storms, is een fijne dame, maar het ontbreekt haar aan een vuist, een ruggengraat en de strenge stem van een onderwijzeres anno 1950. Nee, de grootste verantwoordelijkheid moet in eigen huis gezocht worden. Er is ook geen samenwerking tussen de verschillende toneelhuizen. Wie solo gaat, gokt op zero en dat [onecht] getal heeft al voor menig failliet en dood gezorgd. 

De spanning is om te snijden, het gefluister waart rond, alsof Woland, de specialist in zwarte magie uit de roman De Meester en Margarita van Michail Boelgakov, met zijn trawanten in de Arteveldestad is neergestreken. Niemand met een hart van peperkoek en marsepein voor toneel is nog gerust in Gent. 


guido lauwaert
gent, 2016-11-07