donderdag 18 april 2019

ACHTERWAARTS VOORWAARTS 0,001





Van zwarte gat tot wit vierkant  

Ruim een week geleden is er heel wat te doen geweest rond het zwarte gat. Waarom er zoveel heisa over werd gemaakt, ontgaat mij compleet. Het bestaan van het zwarte gat is al lichtjaren geleden door de Azteken, de oude Egyptenaren, de Indianen, de Chinezen beschreven. 

Enkel in Europa is het zwarte gat pas ter sprake gekomen nadat Galileo Galileï een licht was opgegaan. Na hem zijn duizenden wetenschappers gevolgd die omhoog keken. De bekendste van de voorbije eeuw zijn Albert Einstein en Kazimir Malevitsj. Over de tweede zo meteen meer. Einstein keek een minuut in zijn verrekijker, meer was er niet nodig om de beroemdste zin van het tweede millennium van de lippen te laten rollen: Alles ist relativ

Is het niet verwonderlijk, alweer bij wijze van spreken, dat slechts wat niet verklaard kan worden onsterfelijkheid bezorgt? Het leven en het werk van William Shakespeare zweeft in een relatieve lege ruimte. Welnu… eeuwige roem. De Sfinx van het plateau van Gizeh is een pracht van een beeld, maar tevens het grote raadsel als beeld. Resultaat… eeuwige roem. Niet zozeer dat de duizend beelden van het Paaseiland er zijn levert ze eeuwige roem op, maar de vraag waarom ze, op zeven na, met hun rug naar de zee staan. 

De zekerheid van deze stelling – wat onverklaarbaar is, is onsterfelijk - dankt zij in de eerste plaats aan het tegendeel. Wat niet weerlegd kan worden is geen lang leven beschoren. Voorbeeld. De kunst van Kris Peeters om dolken in de rug te steken. De mens die daaraan twijfelt moet nog geboren worden. Eenmaal de geest gegeven zal Kris Peeters verdwijnen in het zwarte gat van de geschiedenis.
Tweede voorbeeld, want op één been kun je niet lopen. Iemand de laatste jaren nog gehoord van Pater Damiaan. Enkel een student van de Leuvense universiteit die verlegen zit over een onderwerp voor zijn thesis en professor Rik Torfs aanspreekt. Enig sadistisch trekje is de hoogleraar niet vreemd. 

Maar keren wij, alvorens de weg te verliezen, terug naar ons uitgaanspunt: het zwarte gat. Niet alleen in het heelal maar ook in de zeven kunsten – of zijn het er intussen negen in de derde macht? – is het zwarte gat ten eeuwige dage aanwezig. De bekendste beeldend kunstenaar met een zwart gat is Kazimir Malevitsj. Het zwarte gat van de foto van de week is min of meer rond. Malevitsj daarentegen hield het op vierkantig. Schijnbaar simpel van vorm lokt het Zwart Vierkant van Malevitsj’s een oneindige discussie los. Let wel, aanvankelijk niet zozeer om het schilderij zelf, aha, maar op de plaats die hij het gaf op de expositie waar hij het voor het eerst tentoonstelde: de bovenhoek van de woonkamer waar de modale Rus een religieus icoon hangt. Het valt te vergelijken met de vervanging van het kruisbeeld in de kerken door een opgezet aapje. Daar lust geen pilaarbijter steen van. 

Malevitsj ontketende met die daad een mediarel. Die gaat maar door. De bovenhoek is mettertijd overwoekerd geraakt door de diepte van het zwart vierkant. En de tint van het zwart, want zwart is niet altijd zwart. En of het vierkant een toegangspoort dan wel een afsluiting is. En of het ‘kunstwerk’ provocatief, constructief, extensief, explosief, evocatief of een mélange van alle ief-en is, en wat voor soort mengeling dan. Volgens Sjeng Scheijen in zijn pas verschenen boek ‘de AVANT-GARDISTEN – de Russische revolutie in de kunst 1917-1935’, heeft het Zwart Vierkant zijn eeuwigheidswaarde te danken aan het feit dat Malevitsj een geniale autodidact was. Zou best kunnen. Genialiteit zit hem in de uitersten. Hij was zo dom dat hij gedoemd was een vernieuwer te worden. 

Om af te ronden gooien draaien we het zwart gat om en wat zien we dan? Een wit gat. Een foto van een wit gat in de ruimte is er nog niet, dat is speculatief, temeer daar zij de tweede wet van de thermodynamica lijkt te overtreden. In de schilderkunst is er al wel een wit gat waargenomen, om precies te zijn een Wit Vierkant, en wel vlakbij. In Machelen-aan-de-Leie. De schepper ervan is Roger Raveel. Haast geen plastisch werk van hem zonder wit vierkant. Er ligt er zelfs een op zijn graf. 

In 2021 is Raveel honderd jaar geleden geboren. Dat zal gevierd worden. Het Wit Vierkant zal ons om de oren vliegen. Op T-shirts, handdoeken, pennenzakken, boodschappentassen et cetera. Chantal Pattyn is van plan om door haar slaven enkele programma’s rond Raveel te laten maken. Hoe deze aan de luisteraars te verkopen is haar nog niet zo duidelijk. Nochtans, zo moeilijk is dat niet. Je vraagt aan Jean Paul Van Bendegem om, net als voor de Maand van de Filosofie, geen reclame te maken voor de Maand van het Wit Vierkant. Wat hij zal doen. Publiekelijk geen reclame maken, is reclame maken. Toch? 

guido lauwaert 


Zwart vierkant - Kazimir Malevitsj 



maandag 8 april 2019

DOOD IN VENETIË Sterven door schoonheid

Foto [e.v.] Jan Versweyveld 


Als er iemand getracht heeft de ultieme schoonheid in proza te vatten, is het de Duitse schrijver Thomas Mann. 

Hij leefde - en het verband met het onderwerp van zijn boek ligt voor de hand - in een periode waarin de maatschappij niet alleen op moreel, sociaal en politiek vlak een enorme wasbeurt meemaakte, maar ook op cultureel en artistiek gebied. 

Slapende homoseksualiteit 
In het begin van de twintigste eeuw en aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog is de wasbeurt in volle gang en verschijnt in 1913 de publieksuitgave van Der Tod in Venedig.
Het verhaal gaat als volgt: auteur Gustav von Aschenbach beschouwt zijn talent als een roeping, zit met een schrijfkramp en om uit de impasse te geraken besluit hij rust te zoeken in het prestigieuze Grand Hotel des Bains van Venetië. Hij wordt er geconfronteerd met tiener Tadzio die hem overtuigt dat de mannelijke schoonheid bestaat. Dat elke andere kunstvorm er onderdanig aan is. In zulke mate dat het zijn slapende homoseksualiteit laat ontwaken.
Dat gegeven grijpt Mann aan om de roman te schrijven waarin de opperste schoonheid uitgebeeld wordt in proza. 
  
Extra laag 
Met de vele complexe lagen die elkaar beïnvloeden en de roman vorm en inhoud geven, ging regisseur Ivo van Hove aan de slag. Geen eenvoudige klus, want Ramsey Nasr transformeerde niet simpelweg de roman naar het toneel, maar gooide een extra laag op het gegeven. Hij confronteert de schrijver meermaals met het hoofdpersonage. Voorbeeld: kort voor het slot, terwijl de schrijver toekijkt, legt het hoofdpersonage zich te slapen in een glazen kist en droomt een tedere, haast intieme scène met Ladzio [tot de dood erop volgt].
Gelukkig heeft zowel Nasr als Van Hove er geen seksuele aspect aan toegevoegd. Het is kantje boord, maar de grens tussen aanraken en bezitten wordt niet overschreden. De schoonheid van de jongen wordt niet lichamelijk maar geestelijk geconsumeerd. In zulke hoge mate dat hij het gevaar op besmetting door een choleraepidemie aan zijn laars lapt, niet vertrekt maar blijft, om zo lang mogelijk van de schoonheid te kunnen genieten. De kwade ziekte is er door Thomas Mann aan toegevoegd om de nadruk op de consumptie van de schoonheid te versterken. 

Verfijnde regie
Het decor, de projecties, de kostumering en de gestileerde motoriek zijn zo verfijnd geregisseerd dat het oog meer geniet dan het oor. De extra laag, zoals eerder aangestipt, is daar voor de helft verantwoordelijk voor. De andere helft valt ten laste van het orkest. Geen kwaad woord over het Koninklijk Concertgebouworkest. Helaas verdrukt de uitvoering van de muziek bij momenten de dialogen. Niet zelden kijkt de toeschouwer naar de [Engelse] boventiteling om na te gaan of hij goed begrepen heeft wat hij hoorde. Of wat hij niet verstond alsnog te begrijpen. 

Muzikale aandeel
Nu het aandeel van het orkest en de muziek ter sprake komt, dient gewezen op de geraffineerde keuze van de gebrachte muziekstukken. Van J.S. Bach tot Nico Muhly. Belangrijkste muzikale aandeel staat echter op naam van Arnold Schönberg, Anton Webern en Richard Strauss. Door hen zijn muziek en verhaal twee handen op één buik. Het verbroederen van deze componisten met de vertoneelde roman van Thomas Mann verhoogt de weelde aan schoonheid van deze productie. Het hoogtepunt wordt bereikt met twee liederen van Richard Strauss uit de cyclus Vier Letzte Lieder. Vooral het lied Im Abendrot, gezongen door countertenor Yuriy Mynenko, laat een verpletterende indruk na. 

Hogere beeldtaal 
Hoewel de voorstelling een toneelbewerking van een roman is, haalt hij zijn waarde vooral uit het beeld. De betere toneelminnaar is vertrouwd met de stilistische kwaliteiten van Ivo van Hove en scenograaf Jan Versweyveld. Toch blijven ze voor verrassingen zorgen. Elke nieuwe productie is een ontdekkingsreis naar het middelpunt van de beeldvorming van beide heren, die met elke productie aan waarde en diepgang wint. 

Sublieme lichaamstaal
In dit schitterende beeldspel wordt minimalistisch geacteerd. Wat gevoelsmatig in de voorstelling gestoken is, moet de toeschouwer zelf ontdekken. De sublieme lichaamstaal van de acteurs is mathematische logica. Het vraagt concentratie van de toeschouwer en zo die er is vergeet hij tijd en plaats. De kijker belandt in het verhaal en vindt zichzelf weer als logé van het hotel, goed honderd jaar geleden. Dat mogelijk te maken is enkel de goden gegeven. Daar heeft zowel het Internationaal Theater Amsterdam als het Koninklijk Concertgebouworkest geen gebrek aan. De samenwerking van beide clubs maakt waar wat verwacht werd: een bovenzinnelijke ervaring.  

guido lauwaert 

DOOD IN VENETIË              ***** 

naar Thomas Mann
tekst Ramsey Nasr
regie Ivo van Hove
scenografie, licht & video Jan Versweyveld
dirigent David Robertson
acteurs Aus Greidanus jr., Marieke Hebbink, Achraf Koutet, Ramsy Nasr, Steven van Watermeulen
productie Internl Theater Amstrdm & Koninlijk Concertgebouworkest
tot 13 april Koninklijk Theater Carré
info en docu ital.nl & concertgebouworkest.nl







woensdag 27 maart 2019

DE ONVERMOEIBARE WANDELAAR



Geniet vooreerst van de prachtprent die ZAK maakte naar aanleiding van de nakende 777ste etappe van mijn zwerftocht… en lees dan verder. 

ZAK, in het Gentse bevolkingsregister ingeschreven op 4 mei 1948 als Jacques Moeraert, was aanvankelijk klerk op de financiële dienst van de VTB [Vlaamse Toeristen Bond], tot hij gek werd van cijfers en tabellen. Na zich ontdaan te hebben van het kasboek is zijn beroepsmatige tekencarrière begonnen bij De Zwijger zaliger. Het satirische weekblad heeft de droom van wijlen stichter en hoofdredacteur Johan Anthierens nooit helemaal waar gemaakt, maar nogal wat rakkers zijn er hun carrière als schrijver, journalist en tekenaar begonnen. 

De bekendste zijn Kamagurka, Quirit, Tom Lanoye, Herman Brusselmans en dus ZAK, al had de laatstgenoemde al enige stappen gezet bij het weekblad Knack, waar de broer van Johan, Karel Anthierens, chef-redacteur was. Toen de organisatie van De Zwijger een puinhoop bleek, is Karel halsoverkop van Knack naar De Zwijger overgestapt en heeft wat vrienden, waaronder ZAK, meegenomen. 

Sinds jaar en dag is ZAK de huistekenaar van De Morgen, de beste krant van de wereld want in vijf minuten ben je er doorheen. De om zijn satirische stijl bekend staande tekenaar levert ook origineel werk voor de Volkskrant, De Tijd en de Groene Amsterdammer. 

De satire van ZAK dankt zijn ontstaan aan een geslaagde combinatie van een kurkdroge lijn en een puntige pen in de tekstballon. Beide samen leveren verrassing en verbazing [zout en peper] op, geboren vanuit een relativering. Het opgeblazen gedoe van een opvallend feit doorprikt hij, tot het leeggelopen zijn ware aard toont. Ik heb altijd gevonden dat ZAK een tekenende historicus is. Zijn taaleigen kan je vergelijken met de schrijfstijl van Laurence Sterne, zijn [hand]tekening met dat van graveur en illustrator Gustave Doré, weliswaar met de haren kortgeknipt. 

ZAK, aanspreektitel Jacques, leeft een teruggetrokken bestaan. Hij is geen reiziger in de letterlijke zin van het woord. Hij bekijkt in zijn hoofdkwartier met een brede blik de wereld zoals die zich aandient vanuit de vele mediakanalen. Als ik hem in Gent passeer doet hij me denken aan Guust Flater, door eenzelfde sloffende stap. 

Goed. De tekening bovenaan als illustratie van een zoveelste verhuis.
Ik ga kleiner wonen. Wat niet meer dan logisch is. Mijn eerste verblijf was een couveuse, mijn laatste zal een kist zijn. Een mens moet zich daarop voorbereiden, naar toe leven. Zich ontdoen van al wat beschouwd kan worden als materiële en geestelijke ballast. In zekere mate blijk ik een soortgelijk parcours te volgen als die van de ons allen geliefde journalist en auteur Joseph Roth [maar dan zonder diens drankprobleem]. 

Eer de kale kist echter bovengehaald wordt, hoop ik in de volgende  [voorlaatste] rit het tweede deel van mijn memoires te voltooien. En tussendoor en nadien nog wat nieuwe projecten te realiseren. Onder andere de permanente openbare tentoonstelling van kunstwerken van bevriende artiesten en de uitgave van een dichtbundel. Het volgende verblijf moet een kleine artistieke tempel worden en een literair salon. 

Het nieuwe adres kan opgevraagd worden door een simpele meel te sturen naar de u bekende meelbak. Een bevooroordeelde commissie bestaande uit het bestuur van de VBVGL zal beslissen wie recht heeft op de locatiegegevens. Je kan nooit voorzichtig genoeg zijn. De vijand loert nu eens vanuit de hemel en dan weer vanuit de hel. De voorzitter heeft om die reden vetorecht. 

Mooie lentedagen gewenst en hoop u snel te mogen verwelkomen in het verse nest. 

Tot slot wil ik nog iedereen bedanken die mij bijgestaan heeft bij mijn zoektocht naar een nieuw palazzo en zal helpen met het schikken en ordenen van mijn inboedel. 

guido lauwaert





maandag 25 maart 2019

ALVORENS ALLES VERVAAGT



DE GEUS - aprilnummer 2019 

Zonet verscheen het aprilnummer 2019 van DE GEUS, het Magazine Vrijzinnige Actualiteit - Oost-Vlaanderen. Boeiende artikels, als naar gewoonte, sterk aan de actualiteit gebonden. Bekende en zeer bekende denkers werken wisselend mee aan de inhoud, zoals Willem Elias, Frederik Dezutter, Linde Waeyaert en Karim Zahidi. Maar ook Dirk Verhofstadt, Jean Paul Van Bendegem en Johan Braeckman. Van de laatste verscheen een bespreking van een boek dat me na aan het hart ligt, want van eigen hand. 
Professor Johan Braeckman is met de jaren een goede vriend geworden. Het is niet om die reden dat hij het boek bespreekt. Had het hem niet aangestaan zou hij er niet over geschreven hebben. 
IJdelheid is des mensen en toegestaan, zolang die geen raar geurtje krijgt. Enfin, bij deze wat hij denkt van ALVORENS ALLES VERVAAGT. 

De memoires van Guido Lauwaert 

Er gebeurde weinig in literair Vlaanderen de voorbije vier tot vijf (!) decennia of Guido Lauwaert had er van ver of van dicht iets mee te maken. Ik kreeg lang geleden al de indruk dat Lauwaert meerdere levens tegelijk leeft. Als ik geen scherpzinnige recensie van een roman, een poëziebundel of een theaterstuk van zijn hand las, dan zag ik zijn naam wel ergens op een affiche staan, of declameerde hij elders gedichten op een podium. Lauwaert lijkt onvermoeibaar en perst alles uit het leven wat er uit te halen valt. 

Ook nu hij al een eind in de zeventig is en twee harttransplantaties onderging, kan niets of niemand zijn rusteloosheid bedwingen. Als er een slak voorbij kruipt die hem niet bevalt, strooit hij er zout op. Hij verlegde niet een of twee, maar honderden stenen. Sommige waren misschien beter blijven liggen waar ze lagen, maar voor veel van zijn inspanningen moeten we hem bijzonder dankbaar zijn. Recent publiceerde hij zijn memoires. Een eerste deel wel te verstaan, al telt het net geen vierhonderd pagina’s. Het boek stopt wanneer hij veertig is, er vallen dus nog veel meer ondernemingen en avonturen te beschrijven. 

Geslaagd script
Ik las dit eerste deel van zijn memoires in een ruk uit. Het is meeslepend, grappig tot hilarisch, soms scherp maar hier en daar ook zalvend en in een directe, heldere taal geschreven. Het geeft een inkijk in alles wat met literatuur en poëzie te maken heeft in Vlaanderen en deels ook Nederland vanaf de jaren zestig. Of alles historisch helemaal betrouwbaar is, kan ik moeilijk inschatten. Hoewel Lauwaert aangeeft ‘materialen en bronnen’ te gebruiken, doet  hij ook vaak beroep op zijn geheugen of op dat van anderen, zonder ondersteuning van brieven, dagboeken of andere teksten. Het geheugen is niet erg betrouwbaar, en ik vermoed dat Guido Lauwaert het eens is met de boutade dat de waarheid zich niet altijd en overal moet bemoeien met de manier waarop een goed verhaal verteld wordt. Maar ook al zouden kenners aantonen dat allerlei beschrijvingen niet helemaal kloppen – het voorval vond plaats in een andere maand, in een ander café, met iemand anders zijn minnares, het was een ander gedicht, in een andere theaterzaal – het maakt niet zoveel uit. Guido Lauwaert geeft ons zijn kijk op de dingen, hij brengt ons zijn waarheid en hij vertelt ze zoals hij dat wil. Op pagina 199 geeft Lauwaert een deel van de verklaring waarom hij zoveel levens tegelijk kan beleven: ‘Ik stond als naar gewoonte om 6 uur op. Laat erin en vroeg eruit, een usance sinds ik op eigen benen sta. Ik ben een ochtend- en avondmens. Bij spannende momenten is er verhoogde energie. Dips ken ik niet, hips daarentegen wel.’ Die zinnen staan ergens in zijn spannende relaas van de organisatie van de Nacht van de Poëzie, in Vorst Nationaal. Het is een typisch Guido Lauwaert verhaal. Idealistisch gedreven, het hogere doel – de poëzie – voor ogen, steevast geldgebrek en soms onverwachte financiële meevallers, vol vrienden en vijanden, politieke strubbelingen (communautair gekibbel, de zeer francofone burgemeester van Vorst wou een ‘zuiver Nederlandstalige manifestatie’ in zijn gemeente verbieden), arrogante schrijvers en dichters met kapsones, tussendoor nog een bomalarm, en dat gaat zo maar door. 

Never a dull moment in Lauwaerts leven en memoires. Zijn boek zit vol met scènes die zich als miniverhalen laten lezen, alsof ze bedoeld zijn om te worden verfilmd. Niet dat ik hem op ideeën wil brengen, maar Lauwaert heeft het intuïtieve talent om de structuur van een geslaagd script te bedenken: er is een held, die heeft een missie, hij wil kost wat kost slagen, onderweg zijn er vele obstakels, hij kent mede- en tegenstanders, tussendoor slaat het noodlot toe, maar uiteindelijk loopt alles goed af. En zelfs als het slecht gaat, sleept de onverwoestbare optimist in Guido Lauwaert toch iets positiefs uit de brand. Zelfs na een absoluut dieptepunt in Lauwaerts leven, de drie maanden die hij in de gevangenis van Merksplas doorbracht (hij is merkwaardig karig met informatie erover), volgen er meteen vrolijke dagen en weken, in legendarische literaire cafés, en nieuwe avonturen met beroemde figuren, waaronder Gerard Reve, Frans Verleyen, Johan Anthierens en Roland Van Campenhout. 

Ondanks de vele tegenslagen die onze held moet verwerken, is de humor nooit ver uit de buurt. Ik ga even terug naar de weken waarin Lauwaert zich te pletter werkt om de eerste Nacht van de Poëzie in elkaar te boksen. Na uren slopende besprekingen met politici en vele contractuele beslommeringen, lijkt alles in kannen en kruiken. Er zijn voorschotten betaald en verzekeringen afgesloten. Lauwaert fietst tevreden naar zijn kantoor, maar daar zit een man op hem te wachten. ‘Klein postuur. Slecht zittend pak. Zenuwachtig type. Een deurwaarder, dacht ik. Veel erger, iemand van Sabam.’ Het is een typische Lauwaertgrap. Uit de rest van de discussie met de man van Sabam kan ik overigens afleiden dat er sedertdien op dat vlak nog niet veel is veranderd. 

Er zitten niet alleen veel literaire histories in het boek, ook de Vlaamse politieke geschiedenis komt aan bod. Hij beschrijft het leven zoals het was in zijn jonge jaren: overwegend harder en lastiger dan in onze tijd. Van de Britse schrijver Leslie Hartley is deze uitspraak afkomstig: The past is a foreign country; they do things differently there. Dat klopt. Het leven dat Lauwaert beschrijft in de jaren vijftig en zestig is herkenbaar, maar toch ook helemaal anders dan het leven in onze tijd. Hij schrijft, voor zover mogelijk, objectief over zijn familie en hun belevenissen. Een deel ervan collaboreerde. Lauwaert zoekt geen excuses, spaart niemand, maar boort ze ook niet gratuit de grond in. 

Zoals overal in het boek staan ook in dit deel zowel mooie, ontroerende als grappige zinnen, zoals (over zijn broer Michel): ‘Michel was/is een echte Dejonckheere. Hij leek op mama’s broer Gilbert en met het ouder worden werd het nog uitgesprokener. Het lijkt wel dat als iemand sterft een ander zijn fysionomie overneemt.’ Of: ‘Alle mannen zaten in de bak wegens heulen met de vijand en te uitgesproken flamingantisme, terwijl hun vrouwen Frans spraken onder elkaar. Dat kwam natuurlijk door Bobonne. Ze weigerde Nederlands te spreken, al heeft mijn vader vaak beweerd dat ze het wel verstond. Naar eigen zeggen heeft hij een paar maal de proef gedaan. ‘Ligt daar in de hoek geen stuk van vijf frank?’ Meteen keek ze die richting uit.’ 

Schelmenroman
Het is onmogelijk om in een korte recensie recht te doen aan de rijkdom van Guido Lauwaerts memoires. Op vele plaatsen maakt hij er een heuse schelmenroman van – hij leert twaalf stielen en heeft dertien ongelukken, steelt sigaretten en betaalt de rekening niet van een hotel in Rome, dat soort dingen. Hij brengt merkwaardig veel tijd door in banken en in het gezelschap van bankiers. Vaak vecht hij tegen windmolens en moet hij tegen wil en dank menige jonkvrouw redden. En passant ontmoet hij bijzondere karakters, van Hugo Claus tot William Burroughs en Salvador Dali, John Massis en Eddy Wally. Hij schrijft met liefde over zijn leermeesters en mensen die hij oprecht bewondert, zoals Luc Philips en Julien Schoenaerts. 

Nooit wordt het boek saai of belerend, soms windt hij zich op over het verraad of de onwil van iemand, maar nergens misbruikt hij zijn memoires om een rekening te vereffenen. Hij trapte in de loop van zijn leven ongetwijfeld op meerdere tenen en liet krassen na in enkele zielen, maar hij schrijft er eerlijk over en zoekt nooit flauwe excuses.
Lauwaert sleurt je in sneltreinvaart mee door zijn leven. Alle verzet er tegen is nutteloos. Zijn leven weerspiegelt wat hij zelf schrijft over de eerste Nacht van de Poëzie: ‘(…) een initiatief met een niet voor de hand liggende structuur. Dankzij een georganiseerde chaos brandde er op alle vlakken een echt vuur. Ik wist dat het me voor een hoop problemen zou stellen, maar liever dat dan een gestroomlijnde organisatie, want waar was er dan plaats voor verbeelding, verrassing?’ 

Zo is dat. Ik kijk uit naar deel twee.  

Johan Braeckman

Docent Wijsbegeerte UGent 


Guido Lauwaert, Alvorens alles vervaagt. Memoires. Uitgeverij Houtekiet, 2018, 400 p. / ISBN 9789089246899 - www.houtekiet.be 

zaterdag 23 maart 2019

Il papa di Blokka e di Roma

Ben Crabbé en Blokken - foto VRT-archief 

Een tip voor de quizmaster van Blokken, grossierend in muffe grappen en zijn dagelijkse intelligentie afleest van het blad: ‘Is er meer dan één paus?’ Hoewel zowat iedereen zich tegenwoordig uitgeeft voor paus, is het antwoord even kort als dat van de dertigste vraag van de Mechelse Catechismus: ‘Neen, er is maar één paus.’  

Ter verduidelijking; de benaming paus is afkomstig van het Oudgriekse pappas, wat vader betekent. Volgens tante Wiki daarentegen is het een acroniem, een letterwoord. In dat geval, en wat volgt is niet bedoeld voor Ben Crabbé, of ze moeten de opname meermaals overdoen, en daar is geen tijd voor, vijf opnames per dag als er zijn, staat het acroniem paus voor: Petri apostoli potestatem accipiens. Bij de latinisten gaat meteen een licht branden. Wie op school echter geen Latijnse naamvallen in koor heeft gezongen… dé vertaling: ‘Van de apostel Petrus de macht ontvangend.’  

De paus is een man. In Vaticaanstad wonen echter heel wat twijfelaars die het voor het zeggen hebben. Om er dus zeker van te zijn dat hij een volwassen mens was van het mannelijk geslacht, werd tot halverwege de 20ste eeuw aan de uitverkorene gevraagd op een hoefijzervormige stoel plaats te nemen. Drie Vaticaanse homo sapiēntēs wierpen vervolgens een blik op de blote kont en het naakte front van de verkozene. De nieuwbakken paus mocht zich pas naar het balkon begeven na de uitspraak ‘Testiculos habet et bene pendentes’, wat wil zeggen, ‘Hij heeft testikels en ze hangen goed’. 

Na de dood van paus Pius XII is deze schone gewoonte in onbruik geraakt en je ziet hoever het gekomen is: niemand in Vaticaanstad weet nog wie mannen bemint en wie vrouwen. Wie voor Altiori sacramentum gerunt is en wie kiest voor Caelesti Masturbationem

Terzijde: het is niet toevallig dat de eerste zoon van Hugo Claus genoemd is naar de apostel die twijfelde of Christus was verrezen. Er was een dubbelganger nodig om Thomas op andere gedachten te brengen. Bij Hugo Claus pakte die lijm niet. Hij bleef tot zijn dood niet in het gedoe van God of de leer van diens zelfbenoemde zoon geloven, maar wel in de vrouw met haar heidens altaar. 

Ritorno a Roma e al Vaticano. Is er ooit een vrouwelijke paus geweest? Ja, in de negende eeuw. Na gevlucht te zijn voor menig minnaar, vermomde een zekere Johanna zich als man en trok naar Rome. Ze wond de ene na de andere kardinaal om haar vinger en meer. Ze moeten daar aardig van genoten hebben, want ze verkozen haar tot paus. Dat gaf haar een onschendbare status. Lang heeft haar pontificaat niet geduurd. Twee jaar na haar uitverkiezing beviel ze van een zoon. Dat zou in de Roomse doofpot zijn geraakt, ware het niet dat de boreling ter wereld kwam tijdens een processie. 

Johanna – pausennaam Johannes – overleed aan een regen van Roomse stenen en wat later werd het verhaal afgedaan als een sprookje. Iets waar kerkleiders zeer sterk in zijn. Net zoals verzinsels heilig verklaren. Want, zoals mijn moeder vaak zei: Les extrêmes se touchent. Het beroemdste heilig verklaarde verzinsel is de verschijning van de mama van Jezus aan Bernadette in Lourdes. 


Bernadette en Maria 
Het celibaat, of de bewuste keuze ongehuwd te blijven, is een Roomse wet. Daar is een heel simpele reden voor. Mocht een relatie toegestaan zijn, dan bestaat de mogelijkheid dat iemand die tot paus werd verkozen een vrouw meebrengt en ja, misschien zelfs kinderen. Dat zien vooral de curiekardinalen niet zitten. Het zijn oude mannen die liefst overdag patience spelen en ’s avonds naar Thuis kijken. Eén dag per week wijden ze zich aan kerkelijke zaken. Ook dan is voor hen de gedachte aan joelende kinderen op prehistorische Vespa’s in de Vaticaanse gangen een gruwel. 
Nochtans is het al voorgevallen en niemand had er last van. Veel meer ellende hadden ze met hun vader, paus Alexander de zesde, en met zijn dochter Lucrezia, haar moeder en de meiden. Ze hadden het nochtans kunnen weten, de curiekardinalen. In de zuidelijke landen is het de gewoonte je familie mee in huis te nemen. Ze verhuizen pas als een ander lid van de familie een hogere positie bekleedt en vaart op een nog bredere geldstroom. 

Balkon  Verona 
Balkon Vaticaanstad 
We eindigen waar we begonnen zijn, bij Ben Crabbé. En met een nieuwe vraag voor zijn quiz: ‘Welke zijn de twee beroemdste balkons van Italië?’ Ik zal het antwoord geven, beste Ben, dan moet je het niet opzoeken: Dat van de paus en dat van Romeo en Julia. 

Het eerste bestaat werkelijk. Het tweede is een verzinsel van William Shakespeare. Ook hij wist er een aardig aantal bij elkaar te sprokkelen. Over de Engelse bard buigen we ons een andere keer… tot nut van het algemeen. 

Kijk, we zijn in een gulle bui. Een derde vraag krijgt heer Ben, zonder dat er een stofzuiger, beeldscherm of kookpot aan verbonden is: ‘Wat heeft het pausdom reëel bekeken bijgedragen aan het verlichten van de geest?’
Antwoord: ‘Châteauneuf-du-Pape!’ 

guido lauwaert


zondag 17 maart 2019

BLACK is onvoldoende zwart




Luk Perceval 


Het goede nieuws is dat Luk Perceval terug is in het Vlaamse theater, het slechte dat zijn eerste productie rammelt. 

Waar de beroemde en internationaal zeer gewaardeerde regisseur met BLACK psychologisch naartoe wil, is duidelijk. Jammer dat de boodschap rommelig gebracht wordt, en dat ondanks een sterk spelersveld. De acteurs zijn de slachtoffers van een lijkt wel opgedrongen verhaal: het in kaart gebrachte misbruik van Congo. Niet enkel door de Belgische koning Leopold II, maar later ook door de opeenvolgende Belgische regeringen, en, in de mainstream ervan, de hele Belgische bevolking met zijn centen en gebeden. 


Fragmentarisch verhaal 
De jaren na de onafhankelijk van Congo blijven buiten schot. De uitbuiting, zoals die binnen de lijst van de voorstelling zit, vertrekt van de getuigenissen van William Henry Sheppard, een van de eerste Afro-Amerikaanse missionarissen die naar Congo vertrok en daar geconfronteerd werd met het gewelddadig optreden van de Belgische militaire en burgerlijke overheid, maar ook van de kerkelijke. Bekeren tot de Roomse God was de inheemse bevolking met stokslagen en de machete ontluizen van zijn eigen culturele waarden. Uit de verslagen van Sheppard werden fragmenten tot een verhaal gebundeld. Althans dat was vermoedelijk het plan. 


Foto NTGent 
Weinig vlees aan de botten 
Omdat het resultaat weinig vlees aan de botten had, werden er wat verwante elementen aan toegevoegd. Onder meer uit William Shakespeares zwartste komedie, De Koopman van Venetië: ‘Heeft een jood geen ogen, geen handen, geen ledematen, geen zintuigen, hartstochten, genegenheden?’ – Voor de duidelijkheid: ‘Jood’ werd binnen de context van de voorstelling vervangen door ‘neger’. – Ook uit het werk van andere klinkende en botsende namen werden teksten geknipt en gevoegd bij het basisverhaal. Dramaturg Steven Heene moest er een naadloos geheel van maken. Helaas, sommige extra’s zijn overbodig en dus storend.
Wanneer vervolgens het laatste half uur van de voorstelling bestaat uit het nogmaals ophoesten van de schanddaden van België in Congo, die oppoetsen met een flinke dosis moralistische smeer, bevordert dat de geeuw en de jeuk. De truc van de kunst is altijd, voor eender welk genre, de moraal van het verhaal door de consument te laten vinden. Pas dan overstijgt het kunstwerk zijn wereldlijke waarde. 

Geen ondermaatse voorstelling
Deze jammerklacht wil niet zeggen dat BLACK een ondermaatse voorstelling is. Het decor is prachtig. De proloog, wat te uitgerekt, wordt vóór het voordoek gespeeld. Het is een sterk uitvergrote kaart van Congo, en daarvoor is men even op bezoek gegaan bij het
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Uit de vele namen die het museum van Tervuren in de loop van zijn bestaan heeft gehad, kan men de groei van Belgische schaamte opmaken. Aanvankelijk heette het museum Koloniënpaleis en toonde het enkel de roofkunst van het geboefte in dienst van opperschurk koning Leopold II. 




Foto NTGent 
Extra cachet dankzij onder meer Tarzan 
De vele lange touwen moeten het oerwoud met zijn lianen verbeelden, een paar maal vliegt Tarzan heen en weer, een gigantisch biljart is zowel een tafel als een podium op een podium. Extra’s zijn de zoete geur die men opsnuift bij de intrede van de zaal en een lichte mist hangt vier-vijfde van de voorstelling in de ruimte. Indrukwekkend zijn de paar tropische stortbuien, ze leveren extra cachet aan de schoonheid van de voorstelling.  
Niet onvermeld mag blijven zijn de lange stiltes. Ze verwijzen naar de nachten in de wildernis en de sfeer tussen zwoele hittegolf en fikse regenbui. Dat duistere spanningsveld levert bij zowel zwarten als blanken in Afrika een angst op die naar de keel grijpt. Goed van Luk Perceval dat hij de angst opriep. 

Droomcast 
Regisseur Luk Perceval wist een droomcast te vergaren rond het eerste deel van de trilogie die hij van plan is te maken voor en in het NTGent. Want de titel van de voorstelling slaat niet enkel op de huidskleur van de Afrikanen, maar ook op de linkse kleur van de Belgische vlag. De andere voorstellingen zullen de twee overige kleuren in de titel krijgen. Maar goed… de inbreng van de spelers!
Hun concentratie is uitermate sterk, het samenspel puntgaaf, de stemmen en de motoriek draaien en zingen even soepel als de naaimachine van Floris Jespers in het Huldegedicht aan Singer, van Paul van Ostaijen.
Drummer en toetsenist Sam Gysel verdient een stoel in de hemel en als hij liever in de hel zit, een eeuwig brandend kampvuur. Hij laat van zich horen zonder opdringerig te worden en zijn interpretatie van de Chill-out muziek is nu eens opzwepend en dan weer rustgevend.  

Conclusie
Verdient de voorstelling BLACK een lang leven? Zeer zeker, indien…
Indien Luk Perceval een paar ingrepen uitvoert. Een lied schrapt, de al te pedante momenten decimeert – vooral irriterend in het laatste halfuur, en de vierde wand behoudt. Het publiek mag aangesproken, maar niet verzocht worden te participeren in het spel. In een vaudeville… ja, in een komedie… soms, maar niet in een drama. De wetmatigheden van dat genre laten dat niet toe, wil men de illusie er eigen aan niet doorbreken. Alle wetten mogen sneuvelen, maar niet de grondwet. Respecteert Luk Peceval die, dan zal zijn BLACK zwarter zijn dan dat van het vierkant van Kazimir Malevitsj. 

guido lauwaert 

BLACK – The Sorrows of Belgium I: CONGO
Regie: Luk Perceval
Spel: Chris Thys, Peter Seynaeve, Tom Dewispelaere, Andie Dushime, Yolanda Mpelé, Animata Demba, Nganji Mutiri en Frank Focketyn
Muziek: Sam Gysel
Dramaturgie: Steven Heene
Scenografie: Annette Kurz
Productie: NTGent
Info, speeldata & tickets: ntgent.be




maandag 11 maart 2019

AMNE[I]S[T]IA: SAY SORRY




De gastvoorstelling Say sorry van het NTGent is een boeiende voorstelling. Met slechts één puist. 

De Vlaamse theaterwereld is momenteel in de ban van excuusvoorstellingen. De toeschouwers worden verzocht, met zachte dwang, zich te excuseren voor de rassen- en vreemdelingenhaat, de toestand van het klimaat, het politieke verleden van het land et cetera. Terwijl het net de theaterbezoekers zijn die zich al ten volle bewust zijn van de wantoestanden en er daadwerkelijk wat aan doen. Aan hen vragen zich publiekelijk op de borst te kloppen, is even ridicuul als aan een hond vragen of hij een hond is. 

De passie voor theater wordt op een nog andere manier beschadigd. Het is de laatste jaren de gewoonte geworden wat teksten bij elkaar te rapen en daar een voorstelling rond te brouwen. Een brief uit de nalatenschap van oma, een artikel gevonden in een boek op de rommelmarkt, een foto van de koning met een dictator, en meer van dat. Het repetitieproces wordt voor de helft gevuld met puzzelen. Een verhaallijn is in geen velden of wegen te bekennen, tenzij men het ontbreken van een verhaallijn ziet als hét verhaal. 

Het publiek opzadelen met de schavuitenstreken van machthebbers en wetenschappers, tot daar aan toe. Het medeverantwoordelijkheid opdringen, kijk, dat is een brug te ver, een sprong te veel. Dat het productiehuis een wandaad aankaart, bravo, maar laat het publiek zelf beslissen hoe te reageren. Het verwerkingsproces activeren is meer dan voldoende. Een theater is geen school. Althans, niet eentje met de uitstraling van een pedantenclub. 

Dit soort van voorstellingen dus verwekt bij uw theaterspion jeuk aan het lichaam en deuk in het hoofd. Uitzonderlijk is er eens eentje die deze lasten niet veroorzaakt. Dat is het geval met AMNE[I]S[T]IA: SAY SORRY. Regisseur Chokri Ben Chikha werd verzocht door het Institut del Teatre van Barcelona om een voorstelling te maken met een groep jonge afgestudeerden. Na tientallen discussies kwam men tot een idee. Na flink schudden met de bestanddelen had men een concept. Het valt het best te vergelijken met een groentesoep. De ingrediënten verschillen inhoudelijk grondig van elkaar en hebben toch wat gemeen; een oordeel met een luchtje aan. 

Om precies te zijn: waarom wordt de ene veroordeeld en de andere opgehemeld, terwijl ze beiden wreedheden tegen de mensheid begingen? Om het merg uit het gebeente te halen: Léon Degrelle, de leider van het Waals Legioen tijdens de nazitijd, werd na WOII niet vervolgd. De Belgische regering was maar al te blij dat generalisimo Franco hem asiel en luxe bezorgde, terwijl terugkerende Islamstrijders wel vervolgd worden. En wat te denken van de Congopolitiek van het Belgische hof? Is het verwijderen van standbeelden van Leopold II voldoende om zijn familie in Laken te laten wonen tot in lengte van dagen, en Filip geen huur ervoor te laten ophoesten? Ja, zelfs nog geld toe te stoppen! 

De voorstelling AMNE[I]S[T]IA: SAY SORRY rakelt dit en nog veel meer op. Een beetje teveel van het goede, pardon het slechte, zou je denken. Het gekke is, de groentesoep smaakt verrassend heerlijk. Dankzij een lekker tempo, het spelplezier, de sobere maar kleurrijke scenografie en de wilde choreografie van Laura Neyskens. Wat een heerlijke danspartijen! Er zit een georchestreerde anarchie in de voorstelling, typisch aan de producties van wijlen de Internationale Nieuwe Scène en die van François Beukelaers in Studio Herman Teirlinck. Ik denk hier in het bijzonder aan De vogels van Aristofanes in een vertaling en bewerking van Johan Boonen

AMNE[I]S[T]IA: SAY SORRY is in zijn totaliteit een moderne operette. Het enige wat stoorde was – zoals eerder aangegeven – het betrekken van de toeschouwers. Ze met z’n allen ‘Sorry!’ te laten roepen en ze vragen om dan en zo te applaudisseren, excuseer, maar daar doe ik niet aan mee. Het is de dictatuur van de manipulatie. 

Maar… op die puist na, wat een mooie voorstelling. Met veel waarheid en jeugdig enthousiasme. Duidelijk valt op dat jongeren ook via het theater hun punt willen maken. Jammer dat deze productie maar eenmaal in Gent kampeerde.  

guido lauwaert

AMNE[I]S[T]IA: SAY SORRY
regie Chokri Ben Chikha
choreografie Laura Neyskens
productie Institut del Teatre Barcelona
partners NTGent & Theater Rotterdam


donderdag 28 februari 2019

DUEL JOHAN BRAECKMAN & GUIDO LAUWAERT




Alvorens alles vervaagt 
guido lauwaert 


Alvorens voor enkele maanden naar Trumpland te vertrekken wordt ondergetekende op de rooster gelegd door een gedegen lezer en criticus, professor Johan Braeckman. Na afloop is er kans op een gezellige nababbel en zal de auteur zijn boek signeren voor de liefhebbers
[indien  die er nog zijn na het kruisverhoor] 

Muzikaal wordt het gebeuren vooraf en nadien opgefleurd door het duo PAS DE PANIQUE 
Het brengt chansons van Georges Brassens. 
Logisch dat het optreden begint met diens prachtige lied: 
La mauvaise réputation. 

Vrij vlug gevolgd door 
Les copains d'abord. 

Logisch, toch? 

HALLO! HALLO  ! 
Cinema!!!!!! Na de klik!!!
Björn Soenens vanuit Washington 


- vrijdag 1 maart om 20.00:  Johan Braeckman in gesprek met Guido Lauwaert  over deze laatste zijn boek "Alvorens alles vervaagt". 

Muzikale omkadering "Pas de panique" brengt Franse chansons. 

Inkom adk: gratis - Inschrijven via franky@decorridor.be   

Plaats van de veldslag: 
DE CORRIDOR 
Olmenlaan - 9230 Wetteren 

ATTENTION ! OPGELET! 
In de Olmenlaan geldt er parkeerverbod. Parkeren kan gratis op de parking van de Carrefour, zuidlaan 115, Wetteren. Vandaar twee minuten wandelen naar De Corridor.