vrijdag 29 juni 2018

JAZZ IN BIJLOKE & MIDDELHEIM























Juli en augustus zijn de maanden van de jazz. Door twee festivals die met het jaar aan waarde winnen. De reden leest u hier.  

Als geen ander genre van de muziek als kunstvorm, is jazz datgene wat geen directe verklaring heeft. Tenminste niet in de betekenis zoals we die kennen van de literatuur. Al komt poëzie in de nabijheid ervan. Poëzie kan een boodschap meegeven, maar evengoed een impressie die zuiver in de compositie te vinden is. 

Het beste voorbeeld in onze contreien is de late poëzie van Paul van Ostaijen, gebundeld in de Nagelaten Gedichten. Hij bevestigde dit standpunt met zijn essay Gebruiksaanwijzing der lyriek, gepubliceerd in het tijdschrift Vlaamse Arbeid, januari-april 1927. Een fragment.
‘Gedichten zijn slechts de uiterlike tekenen van de aanwezigheid des dichters, zoals b.v. de inkt in sommige gevallen de inktvis verraadt. De geschreven gedichten moet men lezen afhankelik van een gansheid, die nooit zichtbaar of op enig andere wijze toegankelik werd. Deze lyrische gansheid is van enig ander standpunt noch verklaarbaar, noch excuseerbaar, noch zelfs raakbaar.’ 

Het was dus niet, volgens Paul van Ostaijen, het verhaal, de dichter of voor wie of wat het gedicht geschreven is, of aan wie of wat het opgedragen is dat de muziek van het gedicht schreef maar de muziek zelf. 
Wat voor de poëzie geldt, nogmaals volgens Paul van Ostaijen, geldt tevens voor de jazz. Met enige goede wil kan men daarom stellen dat poëzie en jazz binnen de literatuur en de muziek als kunstvormen het nauwst met elkaar verwant zijn. De lyrische betekenis is authentieker dan de woorden of de noten die gebruikt worden om een gedicht  te maken of een compositie te spelen. Impressionisme wordt bij jazz expressionisme. Dat gaat niet enkel op voor de componist of de dichter, maar tevens voor de uitvoerder, de lezer / de luisteraar. Kortom, iedereen haalt eruit wat hij eruit wil halen. Wat hij eruit haalt kan vandaag verschillen met wat hij morgen of gisteren eruit haalde. 

Het autonome van jazz als muzikale ervaring staat de mens met een zowel complexe als complete vrijheidsdrang wel aan. Het sluit aan bij zijn wil om een mens te zijn zonder wet en orde, zonder die wet en orde helemaal te weren. Wet en orde mogen geen dwang meer zijn, slechts een benadering om in een sociale context zelfstandig en in gemeenschap te functioneren. Het uit zich meer en meer, vooral in de westerse beschaving die momenteel zoekt naar een nieuwe invulling van de democratie. Zoals jazz [schijnbaar] een chaotische orde is in eeuwige beweging, is democratie [in wezen] een ordende chaos die zich voortdurend moet en wil heruitvinden. 

Muziek en democratie hebben nog andere raakpunten. Zoals democratie een perpetuum mobile is, is muziek ook steeds op zoek naar nieuwe vormen en binnen een nieuwe vorm naar variaties. Goed voorbeeld hiervan is Bach en zijn beroemde Des wohltemperierte Klavier. Via het instrument geeft Bach zijn compositie de vrijheid, en wat is totale vrijheid in de muziek anders dan [free] jazz. Ook Beethoven rook jazz. Het valt het meest op met zijn late pianoconcerten. Het klavier ging met hem op de loop, niet hij met het klavier. 

Het instrument is voor Bach en Beethoven wat het madeleinekoekje is voor Marcel Proust. Het koekje activeerde het geheugen van de schrijver, in de jazz activeert het instrument de verbeelding van de componist en in bredere zin die van de uitvoerder. In extreme mate wanneer de uitvoerders zulke grote eenheid bereiken dat ze aan het jammen slaan, het improviseren, wat op zich weer leidt tot creatieve invallen en variaties van de compositie. Jazz is, net als democratie, in uitvoering een perpetuum mobile. 

Binnen de maatschappelijke afspraken zoals we die kennen in een democratisch stelsel is er een versnelde neiging naar een grotere vrijheidsdrang. Die wordt onder meer gestimuleerd door de gevaren die ons systeem bedreigen, zoals de sousmission van de Islam. De westerse wereld heeft zich bevrijd van Rome, het wil niet de onderdrukking van Mekka. Trop is te veel.
Die verhoogde wil tot een bredere en diepere vrijheid uit zich in alle kunstvormen. Voorbeelden zijn makkelijk te vinden en liggen voor de hand. De opheldering ervan binnen de muziek is de jazzmuziek. En daarom is jazz en zijn festivals zo in trek. Niet alles wat er gespeeld wordt, wie er optreedt valt te vatten onder jazz als muziekgenre of jazzmuzikant, maar ze leunen er sterk tegenaan en soms kantelen ze er in. Ook de toehoorder heeft een jazzgevoel bij wat er ook gebeurt. 

Een tweede aspect van het succes van de jazzfestivals, in onze contreien Gent Jazz en Jazz Middelheim, is een sterke organisatie. De verantwoordelijke hiervoor is Bertrand Flamang. Zijn organisatorische kunde heeft gemaakt dat hij na het tot bloei brengen van Gent Jazz bij wijze van spreken Jazz Middelheim opgedrongen kreeg.
Bertrand Flamang is een koppigaard in gunstige zin. Ben je dat niet is het onmogelijk een festival succesvol te maken. Door het organisatorisch en artistiek talent van de general manager en zijn groeiende betekenis binnen de jazzwereld winnen beide festivals jaar na jaar aan waarde. Dat valt op te maken aan het programma. Gevestigde namen willen maar al te graag optreden, zowel in Gent als in Antwerpen, en beginnende jazzgroepen zien beide festivals als wat de Koningin Elisabethwedstrijd is voor klassieke muzikanten: een springplank naar de internationale doorbraak. 

Een derde aspect van het groeiend succes van beide jazzfestivals is dat ook de meer gecultiveerde burger een terrasje wil doen met compagnons de route, zich niet [meer] schaamt om met vrouw/man en kind op het gras te zitten, m.a.w. socialer geworden is.
Maar dat is een heel ander verhaal. 

Het programma en de inkleuring van beide jazzfestivals is te vinden op hun respectievelijke website. We zien elkaar, nietwaar, op de Belgische versie van de Europese Jazz Republiek? Iedereen is er rentenier. 

guido lauwaert
gent, 2018-06-29 

GENT JAZZ FESTIVAL – Bijlokesite – 29 juni t/m 8 juli – www.gentjazz.com 

JAZZ MIDDELHEIM – Park Den Brandt – 9 t/m 12 augustus – www.jazzmiddelheim.be


dinsdag 26 juni 2018

BEETHOVEN IN BOZAR


Ludwig van Beethoven [gezien door de ogen van Stanley Kubrick] 



Minstens eenmaal de negende van Ludwig horen en zien scheelt een zwik op de mikmak van het leven. 

Aanstaande zaterdag, 30 juni, is er opnieuw de kans een bezoek aan de dokter te vermijden. Het symfonieorkest en het koor van de Munt, i.s.m. het Nationaal Orkest, brengen de beroemde compositie in vol ornaat en spagaat in het centrum van het centrum van Europa, de zaal Henry Le Boeuf van het Paleis voor Schone Kunsten [BOZAR], Brussel. 

Paleis voor Schone Kunsten - zaal Henry Le Boeuf 
Akoestisch behoort de concertzaal tot de vijf beste van de wereld, een extra reden om erbij te zijn. De concerten van de Koningin Elisabethwedstrijd vinden er plaats en heel wat beroemde musici stonden op de dirigententrede. Onder meer Misha Mengelberg, Vladimir Horowitz, Sergej Rachmaninov, Johann Gottfied Walther, Yehudi Menuhin, Leopold Stokowski, Sergej Prokofiev en Igor Stravinski. 

Voor wie zich afvraagt waarom de zaal naar monsieur Henry is vernoemd, het antwoord is simpel: hij was niet enkel advocaat en bankier, maar tevens mecenas en melomaan. De combinatie van deze factoren maakte dat een smak van zijn overschot besteed werd aan de inrichting en uitrusting van de zaal. 

De componist
Ludwig van Beethoven, geboren met Vlaamse roots, vandaar de ‘van’ en niet de ‘von’, waste zich zelden en liep er als een sloddervos bij. Dat kwam zijn composities ten goede. Had hij zijn uiterlijk op zijn innerlijk laten voorgaan, zou hij niet brons gehaald hebben op de wereldkampioenschappen Componeren. Voor de muzikale sportliefhebbers met beperkte voorkennis: Bach haalde goud en Mozart zilver

Ludwig van Beethoven werd 57 jaar oud en stierf niet in zijn geboortestad Bonn, maar in Wenen. Het sterfproces duurde enkele dagen en ging gepaard met veel show. Toen een priester de sterfkamer betrad om Beethoven het laatste sacrament toe te dienen, bekeek hij de man en zei tot de omstaanders: ‘Plaudite amici, comedia finita est!’ Op de vraag welke komedie nu afgelopen was, gaf Beethoven geen antwoord. Door een antwoord verliest een opmerking aan waarde en weelde. Enkele uren later werd hem een voortreffelijke wijn aangeboden – Rüdesheimer; 1806. Hij bekeek de fles en zei: ‘Jammer, jammer, te laat!’ en geraakte vervolgens in coma. 
Dodenmasker Ludwig van Beethoven 

Iets na vijf uur op maandag 26 maart 1827 breekt er een onweer los. Een scherpe bliksemschicht en stevige donderslag laten Beethoven ontwaken. Zijn ogen gaan wijd open, hij komt overeind, heft de rechterhand op en balt de vuist. Dan valt hij neer, zijn blik breekt, zijn hart valt stil en hij blaast de adem uit. Het is kwart voor zes. 

De negende
De eerste drie delen zijn vrij zwaar van toon en teneur. Muziek moet voor zich spreken maar enige sociale betekenis heeft ook zijn plaats en teken. Ze geven de gemoedsgesteldheid weer hoe Beethoven dacht over het lot van de wereld. Dat wordt bevestigd aan de hand van de notities in de marge van het voorspel van de finale. De thema’s van de eerste twee bewegingen worden tintellicht hernomen en afgewezen. Alsof Beethoven zoekt naar een verlossing, voor zichzelf en de wereld. Eén: ‘O, nee, dit niet. Ik verlang iets anders, iets aangenamer.’ Twee: ‘Ook dat niet. Het is allemaal gekheid.’ Pas bij de derde vindt hij enig soelaas: ‘Jawel, dit is het. Dat is de gezochte vreugde.’ 
Compositieblad - 9de symfonie  Ludwig van Beethoven 

Die vreugde komt er niet meteen. Vanuit een verbrokkeling – een fanfare van de verschrikking – komt hij tot een opbouw die leidt naar de explosie van het tweede deel van de vierde beweging, door sommigen het vijfde deel genoemd. Er is echter een laatste aarzeling alvorens het vat ontploft. Ze wordt weggewerkt met een zelf geschreven opmerking, gezongen door de bariton:
O Freunde, nicht diese Töne! / Sondern laßt uns angenehmere / anstimmen und freudenvollere./ Freude! Freude!’ Waarop meteen het gedicht van Friedrich Schiller volgt, ‘An die Freude’. 

Loon naar werk
Heer Ludwig droeg zijn Negende symfonie op aan Frederik Willem III van Pruisen, in de hoop loon naar werk te krijgen. Die kwam er in de vorm van een diamanten ring. Wat Beethoven ontstemde; hij hield niet van juwelen. Meteen ging hij die verkopen en wat bleek? De steen was van vulgair glas. Hij kreeg er de som van driehonderd gulden voor, een schamel bedrag voor het manuscript dat vandaag de status heeft van ‘Werelderfgoed van de Mensheid’.
Veel meer plezier en bevrediging vond Beethoven bij de eerste uitvoering. 

De première
Vrijdag 17 mei 1824 was het zover. Toen klonk voor het eerst de symfonie der symfonieën. De zaal bood plaats aan tweeduizend man [m/v]. Er waren meer mensen, want de perikelen van de repetities en voorbereidingen hadden de interesse aangewakkerd. Ook het praatje deed de ronde dat het geen muziek was die men zomaar uit zijn mouw schudde. Bovendien was de componist een man die voor heel Wenen een levende knuffelbeer was, al bleef het bij de intentie, gezien zijn slordige uiterlijk. 

Beethoven was doof – en had bij momenten een verminderd zichtvermogen, wat nauwelijks geweten is. Hij kon door die anderhalve handicap niet dirigeren. Maar hij zag nog goed genoeg om te zien hoe het orkest en het koor zich gedroeg. Hij stond tussen de dirigent en het publiek de muzikanten en zangers op te zwepen. Gevolg: gelach en gejoel bij de toeschouwers. Maar wat een triomf! Al na het tweede deel brak er een stevig applaus los. Beethoven hoorde het niet, stond met zijn rug naar het publiek, tot iemand hem aan de mouw trok. Hij wist zich geen houding te geven, zo verbaasd was hij. Na het slotdeel scheen de zaal te ontploffen. De toeschouwers applaudisseerden wild en zwaaiden met hoeden en witte zakdoeken. Beethoven moest vijfmaal terugkeren om te groeten, wat hij zonder poeha deed. 

Finale
Volgende zaterdag dus. In de grote zaal van BOZAR, door het orkest en het koor van de Muntschouwburg. Naar ik hoorde zijn zo goed als alle kaartjes de deur uit maar… ‘den ijzeren weg´ staakt, misschien dat er mensen niet opdagen. Wie alsnog erbij wil zijn… grote kans dat het lukt. Want zoals de legendarische Nederlandse cabaretgroep Farce Majeur in de jaren zestig tot tachtig van de vorige eeuw zong: 

Het geluk is altijd voor de lepen,
Ja, daar zit ’m nou net de kneep. 

guido lauwaert 

AN DIE FREUDE
Ludwig van Beethoven – 9de symfonie
Muzikale leiding: Alain Altinoglu
Productie DE MUNT / LA MONNAIE & Nationaal Orkest
Co-presentatie BOZAR MUSIC
zaterdag 30 juni, 20 u – Paleis voor Schone Kunsten, Brussel
info@demunt.be - www.demunt.be 

Extra aanrader in de 3de macht:
BEETHOVEN – Een biografie – Jan Caeyers – De Bezige Bij 







donderdag 14 juni 2018

TERUG!



REIN DECOODT - Foto: Fred Debrock 

Het zal je maar overkomen. Overvallen worden door een bacterie die je hersens beschadigt en daar een voorstelling over maken. Retrograde. Ter herstel. Rein Decoodt doet het! 

In 2009 volgt de jonge actrice Rein Decoodt een theatercursus in New York. Tussen twee sessies door heeft ze vijf maanden vrij en beslist een reis te maken naar Mexico, het land waar Ferdinand Max en de Belgische prinses Charlotte, dochter van koning Leopold I, als keizerpaar een nachtmerrie beleefden. Zo ook Rein Decoodt. 

Een bacterie bezet het lichaam van de jonge actrice. Haar hersens raken ernstig beschadigd, een flink deel van haar geheugen is ze voor goed kwijt. Een moeizame weg terug. Het spreken hervinden, opnieuw de controle verwerven over de motoriek. Een carrière als actrice kan ze vergeten. Toch is de opleiding en het kunsthuis niet tevergeefs geweest. Ze grijpt ze aan om er weer bovenop te komen. Ziekte en theater worden met elkaar verweven tot therapie, uitmondend in een monoloog. 

De monoloog is gebaseerd op aantekeningen van Rein Decoodt, met als coach Dirk Pauwels. De juiste keuze. 
Dirk Pauwels [fotograaf niet bekend] 
Hij was lid van de legendarische theatergroep Radeis, kent de balans tussen joke en serieux om de spanning erin te houden, en heeft een jarenlange werking achter de rug met jonge mensen in het Gentse theatercircuit. 
De monoloog valt door zijn coaching uiteen in drie delen. Het verhaal van de aanslag, dat van de behandeling en de zoektocht naar het nieuwe functioneren. De chaos als orde zorgt voor een coherent geheel zodat de aandacht bij het publiek scherp blijft. 

Een stoel op een leeg speelveld, een projectiescherm en een muzikaal intermezzo, daar moet Rein Decoodt het mee doen. En zij doet het, sober en nuchter, net als een dokter die een patiënt aan de hand van lichtbeelden uitlegt wat zijn mankement is en wat hij mag verwachten voor de toekomst. Haar verhaal is puur informatief. Hooguit een dunne laag gevoel. Door tempo, cadans, motoriek, die soms blijft haperen, zoals wanneer de beeldband vooruit loopt op die van het geluid. Wat niet stoort. Het versterkt net wat zij bedoelt. De poging tot een wederopstanding om weer te functioneren als voordien. 

De monoloog van Rein Decoodt kan ook opgevat worden als een les voor de mensen in de zaal. Dat in de tegenslag moet gezocht worden naar wat voordelig kan zijn, wat je ook overkomt.
In Terug! zit geen politieke boodschap maar wel een sociale. 
Er kan echter een extra dimensie aan deze bescheiden maar wijze productie gegeven worden. Wat lichtelijk in de vergetelheid is geraakt: de geheugenkunst. De hersenbeschadigde actrice wil die kunstvorm bij haarzelf in ere herstellen. Terecht. Het geheugen van de mens is zijn geschiedenis. 

Simonides van Keos, de Griekse dichter, kwam tijdens de voorstelling in beeld, met de volgende anekdote. Hij was als entertainer te gast op een bruiloftsmaal. Nadat hij zijn gedicht had voorgedragen, werd Simonides weggeroepen. Hij ging naar buiten, en tijdens zijn afwezigheid stortte het dak van de feestzaal in. Alle gasten werden gedood. De slachtoffers waren zo verminkt dat hun familieleden hen niet konden identificeren. Maar Simonides, die precies wist waar iedereen had gezeten, kon dat wel. Simonides wordt daarom de uitvinder van de geheugenkunst genoemd, de mnemotechniek, later een van de vijf onderdelen van de retorica. Simonides realiseerde zich dat de ordening van beelden, gekoppeld aan woorden, een krachtige geheugensteun vormt. De ordening van de plaatsen, de loci, garandeert de ordening van de dingen. 

En dat is waar Rein Decoodt mee bezig is. De opruiming van de bovenkast om een systeem te vinden die haar toelaat te worden wat ze dolgraag wil zijn, een actrice... die als zodanig ook erkend wordt.
De voorstelling kan gespeeld worden in een zaal, maar evengoed in een huiskamer. Deze theatervorm is zo oud als de retorica. 

guido lauwaert
gent, 2018-06-14 

TERUG! een monoloog
Spel: Rein Decoodt
Tekst: Rein Decoodt & Dirk Pauwels
Coaching: Dirk Pauwels
Info & boekingen:
sabine.strubbe@skynet.be 




dinsdag 5 juni 2018

DE MAN DIE IN HET THEATER WOONT

Omslagbeeld: Jan Versweyveld 



In de epiloog van het boek ‘IVO VAN HOVE – Theater van de Lage Landen tot Broadway’ zegt de geportretteerde wat hem drijft: ‘Theater is altijd een zoektocht en dus vernieuwing.’ 

Het belangrijkste woord uit zijn statement is ‘dus’. Wat verder in de epiloog detailleert Ivo van Hove zijn credo: ‘In een museum, schouwburg of bioskoop wil ik ondergedompeld worden in chaos. Ik wil verward worden, bang zijn, hoop hebben. Kunst moet ons een kijk in onze zwarte ziel geven. Kunst doet ons naar onszelf kijken. Kunst biedt remedies voor mensen, voor samenlevingen in nood.’
Wat ‘dus’ wil zeggen: Vanuit de verwarring, de chaos wil Ivo van Hove zijn boodschap zo meegeven dat de mensen – toeschouwers van zijn voorstellingen – zelf op zoek gaan naar het verfrissen van hun eigen mening, overtuiging in samenhang met het dagelijks gebeuren in onze directe en indirecte omgeving. Kunst, en in het geval van Ivo van Hove theater in het bijzonder, is het breken van het brood en het geven aan de tafelgenoten, de toeschouwers. 
David Bowie & Ivo van Hove - foto Jan Versweyveld 

VAN HOOGSTRATEN TOT BROADWAY
Ivo van Hove wordt zestig op 28 oktober. Goede gelegenheid om de man te huldigen die zijn producties in alle continenten gespeeld weet. Die het als gepassioneerde regisseur heeft gebracht van het jongensinternaat in Hoogstraten tot Broadway, New York. Samenwerkte met o.m. Juliette Binoche, Jude Law en David Bowie. Hoe kan de huldiging beter geschieden dan met de uitgave van boeken over wie hij is en wat hij deed, doet en zal [hoopt te] doen? Het meest complete boek is van de hand van de Nederlander Emile Schra. Vlot geschreven, nuchter, ter zake doende. Met een heldere evolutie bovendien, vertrekkend vanuit – in theatertaal – vier bedrijven met elk een aantal scènes. Elk bedrijf wordt ingeleid met een citaat, geplukt uit de vele gesprekken tussen de interviewer en de geïnterviewde. Het is bovendien gelinkt aan het inhoudelijke van het bedrijf.
Voorbeeld:
I. DE VLAAMSE JAREN – Kwaadmechelen – Hoogstraten – Antwerpen – Brussel – Gent – Eén ding was duidelijk: ik wilde écht weg! Ik wilde overal weg. Weg uit dat dorp! Weg uit België! Weg! Weg! Weg! Ik wilde kunnen roepen: hier ben ik! Ik ben mezelf! Een waanzinnige illusie natuurlijk, maar toch. Ik wilde iets, ik zocht iets, maar ik vond het nog niet.’ 

DE TOTALE OVERGAVE
Het portretboek - rijkelijk geïllustreerd - schetst Ivo van Hove ten voeten uit. Bij een persoonlijke ontmoeting komt hij gereserveerd over, met stijl en klasse, vrij van stof en vlek. Door het boek leer je de gevoelens van Van Hove kennen. Wat hem dreef, wat hem bezielt, wat hij steeds weer opnieuw bereiken wil: de eeuwige zoektocht in de voortdurende vernieuwing, perpetuum mobile horizontaal en verticaal. Hij levert zich ten volle over aan de interviewer, en via hem aan de lezer, zonder de gereserveerdheid prijs te geven. De totale overgave is voorbehouden aan het theater, om precies te zijn, de repetitieruimte. Vanaf zijn eerste regie in 1981 tot zijn meest recente blijkt dat het oord van het gesproken woord zijn huis en thuis is. Waar hij ook tafel en bed staan heeft, ze zijn maar voorportalen van de werkelijke woning van de straks zestigjarige. 

ALLES IS TOEGESTAAN
Eigenlijk is al dat al zo van vóór zijn eerste regie, van toen hij lid werd van de schooltoneelgroep. Emile Schra [blz. 29]: ‘… het theater wordt op zijn beurt weer een ommuurde wereld binnen die van het internaat. Maar dan geen beperkende wereld, geen gevangenis, maar omgekeerd: een oord waar het veilig, warm en goed toeven is. Van Hove: “Ik werd me er daar van bewust dat, als eenmaal de deur van de repetitieruimte is gesloten, alles is toegestaan. Je kunt uiting geven aan iedere fantasie en obsessie. Het is een totale vrijheid van geest, van leven.”’ 

DE GODEN VAN HET THEATER
Wat valt er verder nog te leren van dit boek, dat gaat over de man die in het theater woont? Zeer veel, maar het belangrijkste is wel dat Ivo van Hove als volbloed theaterman de regisseur naast de auteur heeft gezet. Niet dat hij de tekst van de auteur – of het nu Sofocles, Ingmar Bergman dan wel Margeurite Duras is of Luchino Visconti – wil beschadigen of minimaliseren voor eigen gewin, maar ten voordele is van de acteur als personage en mens. Voor Van Hove zijn de acteurs de goden van het theater en is elke acteur, met een grote of kleine rol, even belangrijk om het concept tot leven te wekken, te laten bloeien. Citaat [blz. 63]: ‘Theater is in essentie samenwerken. Er ontstaat niets vanuit één persoon. Ik geloof niet in het soort regisseurstheater dat bepaalt dat alle ideeën voor een voorstelling uit één hoofd kunnen komen. Je moet je als theatermaker openstellen voor alle impulsen tijdens de repetitiefase, zeker ook voor die vanuit de acteur. Ik ben er niet in geïnteresseerd om datgene wat ik toevallig in mijn hoofd heb op een acteur over te planten.’ 

TOTAALSPEKTAKEL 
Het belang van de acteur in het functioneren van Ivo van Hove als theatermens valt ook op te maken uit het gezelschap dat hij tot zowat het belangrijkste van de wereld [geen grootspraak] heeft gemaakt. Toneelgroep Amsterdam [vanaf augustus 2018 INTERNL THEATER AMSTRDM] is geen bont gezelschap. Het is een groep met een strak gehouden familieband, gegrondvest op passie voor de handel en onderling geloof in de wandel. De extra couleur wordt verzorgd door het gebruik van camera’s voor projecties op groot scherm en het extra stofferen met buitenopnames. Elke productie wordt zodoende een totaalspektakel met een vijfde wand. Het inzetten van moderne technische middelen is al langer gaande. Ivo van Hove heeft die verfijnd, in de samenwerking een logica gestoken, met behulp van Jan Versweyveld, Van Hoves vaste scenograaf.
De samenwerking heeft met de jaren geleid tot de voorstellingen die wereldwijd vertoond werden / worden. Met – althans wat mij betreft – als kroonjuweel de Romeinse tragedies. De zes uur durende voorstelling is gebaseerd op Coriolanus, Julius Caesar en Antonius & Cleopatra van William Shakespeare, drie stukken die gaan over het politieke spel in al zijn facetten. 

ELKE BURGER IS POLITICUS
D’accord, er zijn andere legendarische voorstellingen signatuur Van Hove/Versweyveld – Kings of War, The Fountainhead, Na de repetitie/Persona en de trilogie Louis Couperus, maar Romeinse tragedies vindt zijn keizerlijke allure in het feit dat de toeschouwer betrokken wordt in het spektakel. Hij is letterlijk figurant én figuurlijk participant. Hij is mede verantwoordelijk voor de tragedie[s]. Ivo van Hove wil met zijn concept als het ware zeggen: elke burger is politicus. Steek de handen niet in de lucht en zeg niet ‘Wir haben es nicht gewuβt’. Romeinse tragedies is van alle tijden. Gebaseerd op de Romeinse tijd, verwerkt in de Elizabethaanse periode [Engelse renaissance], en naar de twintigste eeuw gebracht, want al zijn we al aardig in de 21ste, we leven in gedachte en daad met de sporen, het actueel verleden van de 20ste eeuw. 

Foto Jan Versweyveld 
FABULEUZE PRESTATIE VAN DE ACTEURS
De intussen tienjarige voorstelling wordt voor de laatste maal hernomen. In het raam van het Holland Festival 2018 wordt Romeinse tragedies van 15 t/m 21 juni in Amsterdam gespeeld. Het  zal de vierde maal zijn dat ik de voorstelling consumeer, meer zal ik zien, wijzer worden, meer vrede vinden voor mezelf en vanuit mezelf voor de andere mens. Het theater is een aula en de voorstelling een driedimensionaal filosofisch traktaat.
Er zijn nog kaarten – de dag dat dit artikel verschijnt – maar het gaat snel. Tot slot nog aan toevoegen dat er wel hoofdrollen zijn, maar dat alle, ALLE acteurs op zeer hoog niveau presteren. De voorstelling is een ervaring die je met verstomming slaat en je voor de rest van je leven meedraagt. 

guido lauwaert
gent, 2018-06-05 

IVO VAN HOVE – Theater van de lage landen tot Broadway
- Emile Schray – Polis – www.polis.be - 
Paperback ISBN 978-94-6310-216-2 - € 22,50

ROMEINSE TRAGEDIES – Toneelgroep Amsterdam -
Koninklijk Theater Carré –
www.tga.nl & www.carre.nl