DE GEUS - aprilnummer 2019 |
Zonet verscheen het aprilnummer 2019 van DE GEUS, het Magazine Vrijzinnige Actualiteit - Oost-Vlaanderen. Boeiende artikels, als naar gewoonte, sterk aan de actualiteit gebonden. Bekende en zeer bekende denkers werken wisselend mee aan de inhoud, zoals Willem Elias, Frederik Dezutter, Linde Waeyaert en Karim Zahidi. Maar ook Dirk Verhofstadt, Jean Paul Van Bendegem en Johan Braeckman. Van de laatste verscheen een bespreking van een boek dat me na aan het hart ligt, want van eigen hand.
Professor Johan Braeckman is met de jaren een goede vriend geworden. Het is niet om die reden dat hij het boek bespreekt. Had het hem niet aangestaan zou hij er niet over geschreven hebben.
IJdelheid is des mensen en toegestaan, zolang die geen raar geurtje krijgt. Enfin, bij deze wat hij denkt van ALVORENS ALLES VERVAAGT.
De memoires van Guido Lauwaert
Er gebeurde weinig in
literair Vlaanderen de voorbije vier tot vijf (!) decennia of Guido Lauwaert
had er van ver of van dicht iets mee te maken. Ik kreeg lang geleden al de
indruk dat Lauwaert meerdere levens tegelijk leeft. Als ik geen scherpzinnige
recensie van een roman, een poëziebundel of een theaterstuk van zijn hand las,
dan zag ik zijn naam wel ergens op een affiche staan, of declameerde hij elders
gedichten op een podium. Lauwaert lijkt onvermoeibaar en perst alles uit het
leven wat er uit te halen valt.
Ook nu hij al een eind in de
zeventig is en twee harttransplantaties onderging, kan niets of niemand zijn
rusteloosheid bedwingen. Als er een slak voorbij kruipt die hem niet bevalt,
strooit hij er zout op. Hij verlegde niet een of twee, maar honderden stenen.
Sommige waren misschien beter blijven liggen waar ze lagen, maar voor veel van
zijn inspanningen moeten we hem bijzonder dankbaar zijn. Recent publiceerde hij
zijn memoires. Een eerste deel wel te verstaan, al telt het net geen
vierhonderd pagina’s. Het boek stopt wanneer hij veertig is, er vallen dus nog
veel meer ondernemingen en avonturen te beschrijven.
Geslaagd script
Ik las dit eerste deel van
zijn memoires in een ruk uit. Het is meeslepend, grappig tot hilarisch, soms
scherp maar hier en daar ook zalvend en in een directe, heldere taal
geschreven. Het geeft een inkijk in alles wat met literatuur en poëzie te maken
heeft in Vlaanderen en deels ook Nederland vanaf de jaren zestig. Of alles
historisch helemaal betrouwbaar is, kan ik moeilijk inschatten. Hoewel Lauwaert
aangeeft ‘materialen en bronnen’ te gebruiken, doet hij ook vaak beroep op zijn geheugen of op
dat van anderen, zonder ondersteuning van brieven, dagboeken of andere teksten.
Het geheugen is niet erg betrouwbaar, en ik vermoed dat Guido Lauwaert het eens
is met de boutade dat de waarheid zich niet altijd en overal moet bemoeien met
de manier waarop een goed verhaal verteld wordt. Maar ook al zouden kenners
aantonen dat allerlei beschrijvingen niet helemaal kloppen – het voorval vond
plaats in een andere maand, in een ander café, met iemand anders zijn minnares,
het was een ander gedicht, in een andere theaterzaal – het maakt
niet zoveel uit. Guido Lauwaert geeft ons zijn kijk op de dingen, hij brengt ons zijn
waarheid en hij vertelt ze zoals hij dat wil. Op pagina 199 geeft Lauwaert een
deel van de verklaring waarom hij zoveel levens tegelijk kan beleven: ‘Ik stond
als naar gewoonte om 6 uur op. Laat erin en vroeg eruit, een usance sinds ik op
eigen benen sta. Ik ben een ochtend- en avondmens. Bij spannende momenten is er
verhoogde energie. Dips ken ik niet, hips daarentegen wel.’ Die zinnen staan
ergens in zijn spannende relaas van de organisatie van de Nacht van de Poëzie,
in Vorst Nationaal. Het is een typisch Guido Lauwaert verhaal. Idealistisch
gedreven, het hogere doel – de poëzie – voor ogen, steevast geldgebrek en soms
onverwachte financiële meevallers, vol vrienden en vijanden, politieke
strubbelingen (communautair gekibbel, de zeer francofone burgemeester van Vorst
wou een ‘zuiver Nederlandstalige manifestatie’ in zijn gemeente verbieden),
arrogante schrijvers en dichters met kapsones, tussendoor nog een bomalarm, en
dat gaat zo maar door.
Never a dull moment in Lauwaerts leven en
memoires. Zijn boek zit vol met scènes die zich als miniverhalen laten lezen,
alsof ze bedoeld zijn om te worden verfilmd. Niet dat ik hem op ideeën wil
brengen, maar Lauwaert heeft het intuïtieve talent om de structuur van een
geslaagd script te bedenken: er is een held, die heeft een missie, hij wil kost
wat kost slagen, onderweg zijn er vele obstakels, hij kent mede- en
tegenstanders, tussendoor slaat het noodlot toe, maar uiteindelijk loopt alles
goed af. En zelfs als het slecht gaat, sleept de onverwoestbare optimist in
Guido Lauwaert toch iets positiefs uit de brand. Zelfs na een absoluut
dieptepunt in Lauwaerts leven, de drie maanden die hij in de gevangenis van
Merksplas doorbracht (hij is merkwaardig karig met informatie erover), volgen
er meteen vrolijke dagen en weken, in legendarische literaire cafés, en nieuwe
avonturen met beroemde figuren, waaronder Gerard Reve, Frans Verleyen, Johan
Anthierens en Roland Van Campenhout.
Ondanks de vele tegenslagen
die onze held moet verwerken, is de humor nooit ver uit de buurt. Ik ga even
terug naar de weken waarin Lauwaert zich te pletter werkt om de eerste Nacht
van de Poëzie in elkaar te boksen. Na uren slopende besprekingen met politici
en vele contractuele beslommeringen, lijkt alles in kannen en kruiken. Er zijn
voorschotten betaald en verzekeringen afgesloten. Lauwaert fietst tevreden naar
zijn kantoor, maar daar zit een man op hem te wachten. ‘Klein postuur. Slecht
zittend pak. Zenuwachtig type. Een deurwaarder, dacht ik. Veel erger, iemand
van Sabam.’ Het is een typische Lauwaertgrap. Uit de rest van de discussie met
de man van Sabam kan ik overigens afleiden dat er sedertdien op dat vlak nog
niet veel is veranderd.
Er zitten niet alleen veel
literaire histories in het boek, ook de Vlaamse politieke geschiedenis komt aan
bod. Hij beschrijft het leven zoals het was in zijn jonge jaren: overwegend
harder en lastiger dan in onze tijd. Van de Britse schrijver Leslie Hartley is
deze uitspraak afkomstig: The
past is a foreign country; they do things differently there. Dat
klopt. Het leven dat Lauwaert beschrijft in de jaren vijftig en zestig is
herkenbaar, maar toch ook helemaal anders dan het leven in onze tijd. Hij
schrijft, voor zover mogelijk, objectief over zijn familie en hun belevenissen.
Een deel ervan collaboreerde. Lauwaert zoekt geen excuses, spaart niemand, maar
boort ze ook niet gratuit de grond in.
Zoals overal in het boek staan ook in
dit deel zowel mooie, ontroerende als grappige zinnen, zoals (over zijn broer
Michel): ‘Michel was/is een echte Dejonckheere. Hij leek op mama’s broer
Gilbert en met het ouder worden werd het nog uitgesprokener. Het lijkt wel dat
als iemand sterft een ander zijn fysionomie overneemt.’ Of: ‘Alle mannen zaten
in de bak wegens heulen met de vijand en te uitgesproken flamingantisme,
terwijl hun vrouwen Frans spraken onder elkaar. Dat kwam natuurlijk door
Bobonne. Ze weigerde Nederlands te spreken, al heeft mijn vader vaak beweerd
dat ze het wel verstond. Naar eigen zeggen heeft hij een paar maal de proef
gedaan. ‘Ligt daar in de hoek geen stuk van vijf frank?’ Meteen keek ze die
richting uit.’
Schelmenroman
Het is onmogelijk om in een
korte recensie recht te doen aan de rijkdom van Guido Lauwaerts memoires. Op
vele plaatsen maakt hij er een heuse schelmenroman van – hij leert twaalf
stielen en heeft dertien ongelukken, steelt sigaretten en betaalt de rekening
niet van een hotel in Rome, dat soort dingen. Hij brengt merkwaardig veel tijd
door in banken en in het gezelschap van bankiers. Vaak vecht hij tegen
windmolens en moet hij tegen wil en dank menige jonkvrouw redden. En passant
ontmoet hij bijzondere karakters, van Hugo Claus tot William Burroughs en
Salvador Dali, John Massis en Eddy Wally. Hij schrijft met liefde over zijn
leermeesters en mensen die hij oprecht bewondert, zoals Luc Philips en Julien
Schoenaerts.
Nooit wordt het boek saai of belerend, soms windt hij zich op over
het verraad of de onwil van iemand, maar nergens misbruikt hij zijn memoires om
een rekening te vereffenen. Hij trapte in de loop van zijn leven ongetwijfeld
op meerdere tenen en liet krassen na in enkele zielen, maar hij schrijft er
eerlijk over en zoekt nooit flauwe excuses.
Lauwaert sleurt je in
sneltreinvaart mee door zijn leven. Alle verzet er tegen is nutteloos. Zijn
leven weerspiegelt wat hij zelf schrijft over de eerste Nacht van de Poëzie:
‘(…) een initiatief met een niet voor de hand liggende structuur. Dankzij een
georganiseerde chaos brandde er op alle vlakken een echt vuur. Ik wist dat het
me voor een hoop problemen zou stellen, maar liever dat dan een gestroomlijnde
organisatie, want waar was er dan plaats voor verbeelding, verrassing?’
Zo is dat. Ik kijk uit naar
deel twee.
Johan Braeckman
Docent Wijsbegeerte
UGent
Guido
Lauwaert, Alvorens alles vervaagt. Memoires. Uitgeverij Houtekiet, 2018, 400 p. / ISBN 9789089246899 - www.houtekiet.be
Geen opmerkingen:
Een reactie posten