Olivetti - Praxis 48 |
Beste lezer,
Bij het opruimen van onze zolder, een typische vakantieklus, vond ik een kist met, naast kartonnen dozen gevuld met z/w-foto's met getande randen en plaatjesalbums van Liebig en Jacques, mappen met korte verhalen. Eén ervan wil ik u niet onthouden. Getikt op een Olivetti, nog steeds in mijn bezit, maar ik kan mij niet herinneren het te hebben bedacht. Nochtans, het is een recent verhaal, gezien de inhoud.
guido lauwaert
BEKENTENIS UIT HET HIERNAMAALS
1
Sinds ik geen dief meer ben, zit ik met een probleem. Een
halve eeuw lang was ik een succesvol schrijver, werd overladen met prijzen
waaraan een flink geldbedrag was verbonden. Ik zou nog meer prijzen hebben
gekregen had ik die zonder geldbedrag ook aanvaard. Je schrijft namelijk niet voor
de jury van een letterkundige vereniging die – zoals elke auteur die naam
waardig weet, zelf beter wil worden van je bekendheid – maar om je brood, kaas
en wijn te verdienen, je de luxe van wereldreizen en om de vijf jaar een ander
huis te permitteren, en vrouwen in je bed te krijgen zonder dat je er achteraan
hoeft te gaan. Zulke vrouwen zijn er bij de vleet. Hoe beroemder je bent en hoe
meer geldprijzen je hebt gekregen… enfin, om die redenen en om de reden dat je
er soms één moet weigeren, met veel pump
and circurstance om de media te halen, heb ik mij beperkt tot het
aanvaarden van geldprijzen. Ik heb goed geboerd en hoef mij geen zorgen te
maken over een oude dag, die voor de deur staat te trappelen.
Net als een grutter heb ik mij ingekocht bij de uitgever
toen die nog maar net zijn zaak had opgestart, in het laatste oorlogsjaar. De
kerel heeft niet slecht geboerd. Hij wist tijdig welke jonge buitenlandse
schrijvers veelbelovend waren en de meeste hebben een internationale
carrière uitgebouwd. Zelden heeft hij zijn broek gescheurd, integendeel; heel
wat dure broeken en wat er bij past kunnen kopen. Aangezien ik naast auteur van
zijn fonds tevens aandeelhouder was, had ook ik dure broeken, en wat er bij
past. Tien jaar geleden is hij met pensioen gegaan, naar Ierland vertrokken,
heeft in een atelier een typodrukkerij geïnstalleerd, die hij een kwart eeuw
voor zijn pensionering op de kop had weten te tikken [met als pronkstuk een
degelpers van Heidelberg], en amuseerde zich met het uitgeven van kleine
boekjes met gedichten en verhalen, bibliofiele uitgaven, genummerd en beperkt
in oplage. Handwerk, van start tot eindmeet. Er was een markt voor, geen
commerciële maar een private zodat de fiscus er niet aan te pas kwam. De
opbrengst was een niet onaardige aanvulling op zijn al ravissant aardig
pensioen. Ook mij heeft zijn liefhebberij baat gebracht. Een paar maal per jaar gaf hij
een kortverhaal uit, of anderhalf dozijn gedichten die ik als cyclus
presenteerde. Door dit alles begrijpt u dat hij mijn vriend was, in die mate
dat we niet dagelijks bij elkaar over de vloer kwamen, eigenlijk was dat zelden
het geval, maar een intense verweven commerciële en literaire band hadden.
Vijf jaar heeft die alternatieve uitgeverij bestaan.
Kanker velde hem in enkele maanden. Vrouwen, alcohol, tabak en casino's hebben nooit een plaats gehad in zijn bestaan. Gokken tast de zenuwen aan, zei hij, en vreemd gaan levert je over aan mysteries en miseries. Hij was een heer van stand, stond meticuleus op netheid, een gezonde keuken – thuis of op restaurant [wat zelden
gebeurde], had altijd een nagelknipper bij de hand en gebruikte nooit de verkeerde shampoo. Nog geen twee jaar na zijn
overlijden of de uitgeverij werd overgenomen door een multimediaal bedrijf. Ik
werd uitgekocht en met dat bedrag heb ik een huis gekocht in een land dat niet
tot de EG behoort, zelfs een afkeer heeft van die politieke constructie, zodat
de fiscus het nakijken had.
Heidelberg - Degelpers |
2
Een zorgeloos leven had ik, ware er dat probleem niet.
Niemand, geen professor – een enkel door de overheid erkende wetenschapper –
evenmin als een zelfbenoemd kenner of een literaire journalist heeft ooit
geweten dat ik niet eens een ordinair schrijver ben. Ordinaire hebben fantasie, die heb ik allerminst.
Alles wat ik geschreven heb, en zowat alle genres heb ik beoefend, was jatwerk.
Geen Griek, Romein, Verlichter, Elisabeth-aan, Rus of moderne auteur was veilig
voor me. Ik ben een leenman, met ruime voorsprong een groter letterdief dan
Voltaire, William Shakespeare, Bertolt Brecht en Arthur Miller. Daar schaam ik
mij niet voor, ik beken het zonder zweem van schaamte. Au contraire. Ik ben er
eerlijk gezegd fier op en mijn hele literaire carrière heb ik mij verkneukeld
in het besef dat niemand mij als een dief zag, iemand ooit de link wist te
leggen naar een collega uit een ver of nabij verleden.
Zelfs toen ik mijn memoires schreef, elf delen, zo u
weet, waren ze evenveel malen naar de stijl van nochtans veelgelezen en daarom
bekende biografen, zoals Winston Churchill, Pierre Assouline, Peter Ackroyd en
u kent er beslist zelf een dozijn. Bovendien heb ik heel wat van hun
belevenissen naar mij overgeheveld, wat
aan gesleuteld, aangepast aan het dorpse karakter waarin ik heb geleefd – zelfs
in de stadscultuur, en waaraan ik heb geparticipeerd, zodat mijn denken en
bestaan naar een hoger niveau werd getild. Talent heb ik nooit gehad. Hooguit
kun je spreken van een zekere mate van kunde. Een klusser met een materiaalkist. Dat niemand dit ooit door had
bewijst dat de literaire kenners en professoren de horizon van
een kip hebben. Bij journalisten is het nog erger gesteld: zij hebben een vage kennis van drukletters en kijken vreemd op als je het hebt over een letterkast.
Letterkast [met uitgeschoven lade] |
Met elk boek, was het een toneelstuk, een dichtbundel of
roman, hoopte ik dat eindelijk iemand zou zeggen of schrijven bij wie ik langs
was geweest voor de idee, het plot en de structuur. Telkens, na het
verschijnen van een nieuw werk waarmee ik de hemel in werd geprezen, groeide
het genot over het simplisme van de rechters, filosofen en hun woordvoerders.
Bij elke nieuwe generatie maakte de domheid een grote sprong voorwaarts. Tot ik
zalig verklaard werd en kort daarop heilig. Eenmaal zover vond ik dat het
genoeg was geweest en besloot geen letter meer op papier of wat dan ook te zetten. Een plotse
beslissing, te vergelijken met het indrukken of omdraaien van de lichtknop.
Nu bestaat er een hemel van verschil tussen het nemen van
een beslissing en het zich eraan houden. Voortdurend besloop mij de zin om te
schrijven. Telkens ik een roman of een wetenschappelijk boek las vond ik dat ik
het beter kon, het beter wist of dat de schrijver wel iets kon missen. Dat zijn
er niet een klein aantal. Mijn kennis, ook al was die dwaas, zou als een
originele visie op een bestaand, aanstormend probleem of maatschappelijke
evolutie beschouwd worden. Eenmaal je een zekere status hebt bereikt, ben je
niet meer dom of fout. Alles wat je doet dient als voorbeeld en wordt nagevolgd,
toegejuicht. Staande ovatie die wekenlang aanhoudt. Interview op interview. Je
wordt naar de studio gesleept, ze hangen aan je bel, met een tasje in de hand
waarin een fles wijn van een goed jaar zit. Het beperkt zich niet tot de lagere
regionen van de critici, nee, het hele peloton van de intelligentsia staat te
trappelen. Wat één procent uitmaakt van de bevolking. Het is geen massa en toch
werden er dranghekken in mijn straat geplaatst.
Maar... ik hield stand. Zodra mijn besluit ter ore van de mediamuizen kwam, volgde een nieuwe stormloop. Ik was de
meute voor door te verdwijnen. Naar mijn geheime landgoed. Het enige dat ik
meenam was een vrouw. Niet om in de keuken te staan, denkt u dat vooral niet.
Ik hecht enkel waarde aan het leven met een vrouw aan mijn zijde. Ze inspireert
me, veraangenaamt de dag en de nacht. Zelfs al slaap je, er is een verschil in
kwaliteit met of zonder een vrouw. Waar u het met me eens zal zijn, en bent u
het niet, ga dan elders vissen. Het verblijf op mijn landgoed beviel ons
uitstekend. Schitterende natuur, hoge bergpassen in de verte, een boomgaard.
Een boerenzoon uit de omgeving deed niets liever dan de handen uit de mouwen
steken, omdat ik geen baas was in de werkelijke betekenis van het woord. Hij
kwam en ging als het hem uitkwam, kluste, plukte de druiven, vijgen en pruimen,
pluimde de kip wanneer die uitgelegd was, kwam om de tien à twaalf dagen met
een haas die in een strik kermend was gestorven, onderhield het omliggende
terrein en deed de boodschappen. Elke vrijdag betaalde ik hem een vast bedrag.
Mijn vrouw, ze kon mijn kleindochter zijn, was gelukkig, en ik ook. Met de
omgeving, de toestand en het feit dat ik geen dief meer was.
Dat laatste, geen dief meer te zijn, is de reden dat ik
met een probleem zit. Want pak de mens iets af en hij wil meteen iets als
compensatie. Zelfs de man of vrouw die alleen komt te staan, wegens het
overlijden van de partner, zal niet altijd naar een andere op zoek gaan, een
uitzondering daargelaten, maar blaast de fouten weg en pompt de kwaliteiten op,
en aan zulke partenaire immaginaire
trekt hij of zij zich op en leeft verder. Gelukkig zijn heeft zijn keerzijde. Mijn geluk kende geen dip of wip, en toch zat ik met
een probleem. Geluk en probleem raakten elkaar niet, ze liepen als twee sporen
netjes naast elkaar. Geen kans op ontsporing. Het is vreemd, ik wens het u niet
toe [hoewel uw toestand mij een zorg zal wezen], maar tegelijk gelukkig zijn en
met een probleem zitten blokkeert het denken en bevordert de stoelgang. Besluit
u door dit gegeven dat ik met een zowel geestelijk als lichamelijk ongemak zat,
heeft u gelijk. Ik ben optimistisch van aard, dus ik dacht, het zal wel
loslopen, maar het ongemak bleef bestaan.
3
U kent nu mijn probleem, geachte lezer. Geacht omdat ik
achting voor u heb, al is dat relatief omdat ik geen mens hoogacht, wat wil zeggen
afkering noch waardering ken, wegens weloverwogen beperkingen.
Maar waarom kent u mijn probleem? Aha! Ik had toch beslist geen letter meer op papier te zetten en wat ligt er nu te blinken in uw blik? Een kijk op mijn probleem, juist. Wel, u kent mijn probleem omdat ik dood ben. De dood hoeft zich niet te houden aan de beloften van het leven en heeft een afkeer van elke gewoonte en begrip. In deze nieuwe wereld gearriveerd staat het iedereen vrij te doen wat hem of haar het meest logische lijkt. Het meest logische, wat mij betreft, leek me opnieuw te schrijven. Een beschouwing over mijn probleem, namelijk geen dief meer te zijn leek me het meest voor de hand liggend. Je moet ergens beginnen, herbeginnen.
Maar waarom kent u mijn probleem? Aha! Ik had toch beslist geen letter meer op papier te zetten en wat ligt er nu te blinken in uw blik? Een kijk op mijn probleem, juist. Wel, u kent mijn probleem omdat ik dood ben. De dood hoeft zich niet te houden aan de beloften van het leven en heeft een afkeer van elke gewoonte en begrip. In deze nieuwe wereld gearriveerd staat het iedereen vrij te doen wat hem of haar het meest logische lijkt. Het meest logische, wat mij betreft, leek me opnieuw te schrijven. Een beschouwing over mijn probleem, namelijk geen dief meer te zijn leek me het meest voor de hand liggend. Je moet ergens beginnen, herbeginnen.
Dit lijkt me echt een besluit des levens, zult u
zeggen. U heeft gelijk. Ik ben naar schatting vierduizend jaar dood. Al kan het
driemaal zoveel zijn. De dood kent geen tijd. Wat er echter wel is, en daar zullen velen onder u van opkijken, een
overgangsperiode.
Goed, maar hoe is dit traktaat dan uit de dood in het
leven beland, zodat ik het kan lezen, en dit net gedaan hebt, zult u zich
afvragen.
Dat, dat valt niet te verklaren. Wegens de onweerlegbare zekerheid dat er geen solidariteit is tussen het leven en de dood. Het enige wat beide gemeen hebben is het denken, elk op een manier waardoor ze vreemden voor elkaar zijn. Daar moet u het mee stellen. En met de vastigheid dat ik geen dief meer ben, en door dit bericht verlost ben van het probleem.
Mijn naam? Een mens kan niet kiezen voor zijn geboorte, maar wel voor zijn dood. Dat heb ik gedaan op een humane manier. Zoals de wet van de maatschappij het voorschrijft. Zelfdoding zou een vernedering van mezelf zijn geweest. Terwijl de dokter me de fatale injectie gaf, zong de kleindochter van Charles Trenet Le Temps des Cerises.
Dat, dat valt niet te verklaren. Wegens de onweerlegbare zekerheid dat er geen solidariteit is tussen het leven en de dood. Het enige wat beide gemeen hebben is het denken, elk op een manier waardoor ze vreemden voor elkaar zijn. Daar moet u het mee stellen. En met de vastigheid dat ik geen dief meer ben, en door dit bericht verlost ben van het probleem.
Mijn naam? Een mens kan niet kiezen voor zijn geboorte, maar wel voor zijn dood. Dat heb ik gedaan op een humane manier. Zoals de wet van de maatschappij het voorschrijft. Zelfdoding zou een vernedering van mezelf zijn geweest. Terwijl de dokter me de fatale injectie gaf, zong de kleindochter van Charles Trenet Le Temps des Cerises.
Ik heb het lied tot de laatste noot gehoord, want wie denkt dat een dode dood is na de laatste adem, Petrus op waterski’s, die kent het verschil niet tussen… ach, verzin zelf maar wat.
De zintuigen vertrekken eerder dan het denken. Daarover bestaat geen twijfel. Zeker weten. Daar hebben Socrates, Michel de Montaigne, Laurence Sterne en Ludwig Wittgenstein en de toverkol Virginia Woolf me van overtuigd.
Nog dit, om u nog meer in verwarring te brengen, zowat mij liefste spelletje,
ga daar maar van uit. Ik heb in de loop van dit opstel een paar maal gezegd
dat ik geen dief meer ben. Werkelijk! Is dat ook zo? Is dit vreemde verhaal
eindelijk een origineel werk van me? Dat valt te betwijfelen. Eens een dief… dead or alive. En ben ik het nog steeds, ja, dan zit ik, zelfs in het dodenrijk, dat aardig lijkt op de Tuin der Lusten van onze vriend Jheronimus Bosch, nog steeds met een probleem. Wat mij echter een grote troost biedt is dat ik een leugenaar ben. Ik lieg de waarheid.
Jheronimus Bosch - de Tuin der Lusten [detail] |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten