Vanochtend belandde in mijn brievenbus een aanmaning om
mijn jaarlijks lidmaatschap ten bedrage van 75 euro van het Willem
Elsschot Genootschap [WEG] te betalen. Geen haar op mijn hoofd denkt eraan dat te doen. Voor
genootschappen op hun retour en die enkel nog bestaan om geld uit de mensen hun
zakken te kloppen, pas ik. Bovendien heb ik gedurende jaren mijn uiterste best
gedaan om het genootschap een stevige basis te bezorgen.
Dat doe je omdat Willem Elsschot, pseudoniem van Alfons De Ridder, je dierbaar is, maar dan mag je toch verwachten dat je daar met de jaren iets voor terug krijgt. Je doet het er niet voor, maar het is leuk dat je af en toe een schouderklopje krijgt. In de vorm, bijvoorbeeld, van een voorstelling van mijn monoloog Lijmen.
De opvoeringen hebben aardig wat opgebracht, maar een
bijkomende reden om de monoloog op te zetten was om mijn enthousiasme met
anderen te delen en de interesse voor het literair werk van Elsschot levendig
te houden. Dat aanprijzen van mijn monoloog heb ik in mijn eentje gedaan;
eenmaal in het circuit van het Amsterdamse Shaffy
Theater [†] kwam er ook hulp langs die kant.
Het WEG echter heeft nooit een voorstelling gepland, zelfs geen goed woordje opgehoest of een bestuurslid naar een voorstelling gestuurd, om in een van hun vele omzendbrieven de monoloog aan te prijzen. Dat hebben ze wel gedaan voor collega’s die Kaas of Het Dwaallicht speelden. De laatste novelle werd gespeeld door de zus van de voorzitter, Cyriel Van Tilborgh. Voor haar werd de grammofoon van de publiciteit op volle kracht gezet, voor ondergetekende werd hij niet eens bekeken.
Dat mijn geld maar niet mijn monoloog welkom was heeft
een driedubbele reden. Cyriel van
Tilborgh en het overgrote deel van het bestuur tolereerden mij, maar vonden
me maar een rare vogel. Dat klopt, maar is het niet juist van hen dat originele
initiatieven en hun manier van aanpakken moeten komen? Begrijpen ze dat niet
hebben ze het werk van Willem Elsschot
slecht gelezen. In elke roman / novelle is een rare vogel de sleutelfiguur die de schrijver aan het schrijven [tikken] zette.
Om het met Elsschot te zeggen:
‘Toen heb ik mezelf betrapt bij ’t sluipen naar den zolder waar ik mijn staf heb opgezocht in stof en spinrag. En nu zullen mijn klanten wachten en niets zien komen. Die nog niet betaald hebben kunnen stikken in mijn geld. Ik heb eerst met de keel een toonladder geschraapt en dan met zijn kraaien ingestemd. En mijn beenderen jeuken. Kom, jongen, vooruit is de weg.’ [Opdracht KAAS]
Om het met Elsschot te zeggen:
‘Toen heb ik mezelf betrapt bij ’t sluipen naar den zolder waar ik mijn staf heb opgezocht in stof en spinrag. En nu zullen mijn klanten wachten en niets zien komen. Die nog niet betaald hebben kunnen stikken in mijn geld. Ik heb eerst met de keel een toonladder geschraapt en dan met zijn kraaien ingestemd. En mijn beenderen jeuken. Kom, jongen, vooruit is de weg.’ [Opdracht KAAS]
De tweede reden dat het WEG geen spat sympathie voor ondergetekende en zijn Elsschot-initiatieven
ophoestte, is Ida De Queecker, kleindochter van Willem Elsschot. Haar moeder, Ida
de Ridder, jongste dochter van Willem Elsschot, nam het mij kwalijk dat ik
nooit een deel van mijn honorarium voor de opvoering aan de erven overmaakte.
Daar is echter een reden voor. Tweeledig. Eén: een jaar lang droeg ik
keurig tien procent af, zoals afgesproken met Walter De Ridder, oudste zoon van Willem Elsschot. Tot ik ermee
ophield wegens financiële problemen. Bij mijn laatste bezoek aan Walter, kort
voor zijn dood, bekende ik hem dat ik de erven nog geld schuldig was. ‘Heb je
geld teveel?’ vroeg hij. ‘Nee, helemaal niet, integendeel.’ – ‘Wel dan? ‘ en
hij haalde zijn schouders op. Die ‘Wel dan?’ had dezelfde waarde als ‘Et alors?’
van de Franse president François Mitterand
toen hem de vraag gesteld werd of hij een dochter bij een andere dan zijn
wettige vrouw had.
Ida De Ridder heeft dat Walter altijd kwalijk genomen en
na zijn dood haar ergernis naar mij overgeheveld, tot op de dag van vandaag. Na
haar dood heeft haar dochter Ida jr.
de ergernis overgeërfd en flink aangedikt. Tot ergernis zelfs van de overige
leden van de erven, waaronder Jan Maniewski
[Tsjip], Walter De Ridder jr. en Willem
Dolphyn, de schilder die vorig jaar overleed. Kort voor zijn dood had hij
me beloofd zowel Jan als Ida aan te
pakken om deze nare zaak op te lossen. Zijn weduwe kan dit getuigen.
De nare verstandhouding met Ida en de laffe houding van het WEG hebben verdere opvoeringen van Lijmen niet in de weg gestaan. Tot op de dag van vandaag [en die van morgen] zal ik de monoloog blijven spelen. Meestal is dat in kleine zalen en in een gebied waar men de grote trom niet bovenhaalt maar tevreden is met de tamtam.
De derde reden waarom ik het vertik nog langer lidgeld te
betalen is de groeiende financiële gulzigheid van het WEG. Het werk van Willem
Elsschot is herleid tot een bijkomende reden om jaarlijks een Elsschot-diner op te zetten en een paar
brunchen Lezen op zondag. Initiatieven
waar telkens in een ander stad bekende literaire coryfeeën auteurs interviewen.
Geen onaardige dialogen, maar het levert slechts wijsheid op met een beperkte
levensduur. Deze initiatieven zijn lucratief, want niet goedkoop. De Vlaamse
hogere klasse - ministers, bankiers, bedrijfsleiders et cetera laten zich zien.
Ze zijn literaire hoogdagen geworden met een hoog m'-as-tu vu gehalte. Extra aantrekkingselement is
dat de gastsprekers de hoofdredacteur van De Standaard, een minister of
bisschop is. Op de website van het WEG [ www.weg.be]
vindt de lezer hun namen. Bij het verlaten van de zaal krijgt de bezoeker een
tas met boeken cadeau. Het zijn restanten waar uitgevers mee bleef zitten en
dringend kwijt willen. Opslagruimte is duur. En de titels mogen dan ronken maar de
goede lezer heeft ze al of wil ze niet.
Nu was Willem Elsschot [en Alfons De
Ridder] ook niet vies van geld, om even terug te komen op de geldhonger van het
WEG en vooral zijn voorzitter. Ten bewijze weer een roman van de meester erbij
gehaald, Lijmen, hoofdstuk De levering. Hoofdpersonage Karel
Boorman tegen het chic heertje, “Jean de Liederkerke, avocat près la Cour d’Appel”,
dat probeert de bestelling van de Firma Lauwereyssen, waarvan de bestelbon
getekend is door mevrouw Lauwereyssen,
ongedaan te maken met grote woorden en een hautaine houding:
‘Zij zal be-ta-len, mijnheer, tot den laatsten stuiver. Maar als u niet terugkomt, dan zal ik de twaalf clichés iets kleiner maken. U bent daar misschien nog niet van op de hoogte, maar die zijn per vierkanten centimeter gecontracteerd, zooals u op het ’t bonnetje zien kunt, en daar kan ik dus veel in geven of nemen. Breng hun dat maar aan ’t verstand, want ik twijfel er niet aan of zij ’t wel weten, dan heeft uw bezoek toch tot iets gediend, is ’t niet? En jaag die menschen nu niet op kosten, met processen of zoo, want hun bestelling is op zichzelf al erg genoeg.’
‘Zij zal be-ta-len, mijnheer, tot den laatsten stuiver. Maar als u niet terugkomt, dan zal ik de twaalf clichés iets kleiner maken. U bent daar misschien nog niet van op de hoogte, maar die zijn per vierkanten centimeter gecontracteerd, zooals u op het ’t bonnetje zien kunt, en daar kan ik dus veel in geven of nemen. Breng hun dat maar aan ’t verstand, want ik twijfel er niet aan of zij ’t wel weten, dan heeft uw bezoek toch tot iets gediend, is ’t niet? En jaag die menschen nu niet op kosten, met processen of zoo, want hun bestelling is op zichzelf al erg genoeg.’
Het WEG mag wat mij betreft stinkend rijk worden met zijn
plunderingen, maar geen cent krijgt het meer van mij, geen druppel zweet los ik
er voor. Omdat Willem Elsschot misbruikt wordt. En de voorzitter verworden is
tot een schertsfiguur, vergelijkbaar met de kloostermoeder uit de roman De Verlossing,
hoofdstuk XXI. Mits een gram verbeelding zal de lezer het klooster zien als het
Genootschap:
‘’t Is wel jammer dat je alleen bent om te bidden. Hier in ’t klooster heb je veel meer kans, want met je eigen gebeden zouden die van honderd twintig zusters en twee honderd veertien oude mannetjes opgezonden worden … Bedenk eens wat welk een machtigen invloed wij zodoende op ’t hart van Maria ten bate van uwen armen vader zouden kunnen oefenen. Want Maria is onze patronesse en je weet immers dat zij van de Heer álles kan verkrijgen. Uit haar verlangen put hij zijn wil.’
‘’t Is wel jammer dat je alleen bent om te bidden. Hier in ’t klooster heb je veel meer kans, want met je eigen gebeden zouden die van honderd twintig zusters en twee honderd veertien oude mannetjes opgezonden worden … Bedenk eens wat welk een machtigen invloed wij zodoende op ’t hart van Maria ten bate van uwen armen vader zouden kunnen oefenen. Want Maria is onze patronesse en je weet immers dat zij van de Heer álles kan verkrijgen. Uit haar verlangen put hij zijn wil.’
Nou, van mij krijgt het WEG, zijn bestuur en zijn
kloostermoeder mijn kont te zien. Maar ik zal niet ophouden Lijmen
te blijven opvoeren, na afloop te incasseren, en de opbrengst aan mij en de
mijnen te besteden. En dit met het slot van de toespraak van Boorman uit het
hoofdstuk Business uit Lijmen voor ogen:
‘Houd vooral moed, ook al loopt het je weken lang tegen. Betrouw niet op God, de Mattos. Wees beleefd tegen je klanten, want het zijn je vijanden, vergeet het niet. Zij laten slechts los wat je ze ontwringt en behouden alles waar je niet voor opkomt met je leven.´
‘Houd vooral moed, ook al loopt het je weken lang tegen. Betrouw niet op God, de Mattos. Wees beleefd tegen je klanten, want het zijn je vijanden, vergeet het niet. Zij laten slechts los wat je ze ontwringt en behouden alles waar je niet voor opkomt met je leven.´
guido lauwaert
gent, 2016-04-29
gent, 2016-04-29
Groot gelijk. Maar het doet wel een beetje pijn. Want je verdient daar meer dan een ere-plaats.
BeantwoordenVerwijdereneen oordeel vellen is moeilijk; toen lijmen van robbe uitkwam heeft dat genootschap nog 500 explaren van de extra-bijlage van F en TV gekocht; we waren toen blij. Maar dat is ook al zo lang geleden, die laatste film van Robbe. En Ida is ook niet langer de muze van Robbe. Times have changed. Guido zal zoveel jaar na datum wel gelijk hebben. Bovendien maken gevestigde organisaties graag hun trouwe troetelkinderen af. Ik kan er van meespreken. Maar klein krijgen doen ze ons nooit, Guido.
BeantwoordenVerwijderen