Het voordeel van een eigen blog is totale persvrijheid.
Er kijkt niemand meer over je schouders mee. Tot eind van de jaren zeventig,
zeg maar het begin van de krant De Morgen
in 1978, was er nog leedvermaak in de pers. De kranten en weekbladen waren zo
verzuild dat het een plezier was de collega’s op fouten te wijzen. Dat is heden
ten dage niet meer het geval. Alle
populaire persuitgaven schurken zo dicht tegen elkaar aan dat ze elkaar sparen.
Er mag geen kwaad woord meer worden gezegd over een collega. Zelfs de
pulpbladen kunnen hun gang gaan, zonder dat een persmuskiet zich druk maakt
over hun praktijken die aanleunen tegen afpersing en uitbuiting.
Het is zover gekomen dat de ‘zelfbenoemde
kwaliteitskranten’ [een uitdrukking van ondergetekende en nadien door anderen
overgenomen zonder bronvermelding], roddels uit pulpbladen voor waarheid
publiceren. Blijken het verzinsels of ronduit [kwaadwillige] leugens te zijn,
waarvan redacteurs, eindredacteurs én hoofdredacteuren zich al bij de opmaak van
hun blad bewust zijn, maalt men daar niet om. ‘Morgen plaatsen we een
correctie,’ zeggen ze op de dagelijkse redactievergadering, ‘dat levert ons
weer extra lezers op’. Alles voor de leescijfers,
zelfs de moord op het geweten.
Een tweede voordeel van een eigen blog is dat je geen
toestemming hoeft te vragen een artikel te schrijven over een onderwerp dat je
raakt, zoals de poëzie. Zowat alle bladen hebben poëzie tot de stille dood
veroordeeld, op recensies van bundels van vriendjes en vedetten na, zoals Tom
Lanoye, Leonard Nolens en Stefan Hertmans. Hoe
kan een dichter doorgroeien als hij geen aandacht krijgt? Een recensie
stimuleert, doet hem nadenken, hij wordt zelfkritisch. Hij wordt beter of geeft
er de brui aan. Een criticus, ja ook een theaterrecensent, staat op de laagste
sport van de literaire ladder, maar het vreemde is dat hij door de pr-mensen
gelezen wordt en dat er gehengeld wordt door de dichter, theatermaker [m/v]
naar zijn komst en uitgekeken naar zijn mening.
Een derde voordeel is dat je namen mag noemen. Achter de
schermen wordt gezegd dat de weduwen van Hugo Claus en Herman de Coninck
krengen van mensen zijn, maar het schrijven, o nee. Beleefd blijven, meneer.
Een valse, laffe beleefdheid.
Redacteurs
van De Standaard en De Morgen vinden de column van vooral
vrouwelijke auteurs / acteurs waardeloos, maar ze zijn zo Sweet & Seksie
dat ze hun gang mogen gaan. Het mooiste voorbeeld is Halina Reijn, iemand waar
ik een ontzettende waardering voor heb – als mens en als actrice, maar een
bijzonder slechte columniste vind. Wat een gezever ze bij elkaar pent. Typisch
lectuur thuishorend in bladen van de middenschool. Hetzelfde geldt voor de
column van Bernard Dewulf. De verhaaltjes over zijn familie zijn melig en
passen bij de pastoorsstijl. Was het celibaat na het 2de Vaticaans
concilie afgeschaft, Dewulf zou het al zeker hebben geschopt tot bisschop.
De reden dat zoveel mensen met een uitgesproken mening
een eigen blog beginnen is dat de media, de geschreven en gesproken pers,
flippen op de kijkcijfers en de hoofdredacteur een meid / knecht van de manager
is, of een combinatie van beide. Wat bijvoorbeeld het geval is voor de,
hoofdredacteur van NRC H. De
overgrote meerderheid van de redactie kan zijn bloed wel drinken. De nickname van Peter Vandermeersch op de
redactie is Voldemort. Marketeers beslissen over wie, over wat en hoe er
geschreven wordt. Wat doet denken aan Citizen
Kane. Als de redacteur [Joseph Cotton] een vernietigende kritiek wil
schrijven over een show waarin de minnares van de eigenaar/manager [Orson
Welles] de hoofdrol speelt, schuift de laatste hem opzij en schrijft zelf een
lovende kritiek.
Bovendien zijn heel wat van de hedendaagse redacteurs valsspelers
en hoeren. Indertijd werd Het verdriet
van België van Hugo Claus in het Frans vertaald en uitgegeven. Het werd
breed uitgemeten. Wat niet gezegd werd was dat de Franse uitgever pas toehapte
na een flinke subsidie van het Fonds voor de Letteren. En is er sinds de
uitgave in 1985 een tweede druk verschenen? Hetzelfde geldt voor de boeken van
‘jonge’ auteurs. Een vertaling is enkel
mogelijk door subsidiëring als gevolg van vriendjespolitiek. De enige
auteur die regelmatig herdrukt wordt, en dan nog met mate, is Tom Lanoye. Dat
komt omdat hij vooral toneelauteur is en zijn werk in andere landen opgevoerd
wordt. Het levert hem flink wat publiciteit op. De werken van Willem Elsschot
zijn in vele talen vertaald, alweer dankzij subsidie, maar exemplaren zijn er
nauwelijks van verkocht.
Waarom zijn kritieken nog steeds een gegeerd genre, als
critici / recensenten op de onderste sport van de boeken- en theaterwereld
staan? Omdat ze in wezen niet meer doen dan het overnemen van de
promoteksten van de uitgevers /
theaters, na enkele zinnen in een andere vorm te hebben gegoten. Ze zijn zo
geschreven dat er met gemak een quote uit kan worden gelicht om in de
persladder van de uitgever / theatergezelschap te zetten. Boekbesprekers en
recensenten schrijven met dat doel voor ogen. Ze willen belangrijk worden
gevonden. Komt daarbij dat ze helemaal geen vrijheid van schrijven hebben. Als
Chantal Pattyn, een vrouw die ik als mens ten zeer waardeer, een goeie kritiek
geeft over een productie [De Welwillenden]
van Guy Cassiers, artistiek directeur van het Toneelhuis, komt dit omdat ze
kort voordien een deal heeft gesloten met het Toneelhuis om een promodag te
organiseren van Klara in de Bourla, het ouderlijk huis van Toneelhuis. Ons kent
ons, en voor wat hoort wat, en graag gedaan, en als je wat nodig hebt weet je
mij wonen.
Op 25 maart stond er een kort artikel in De Standaard. Ziehier een kopie:
Wat een gestuntel! En slordig. De waarheid is dat Gerrit
Komrij met zijn vriend, Charles Hofman, in 1984 emigreerde naar Portugal.
Ze kochten een kast van een huis, een breed
uitgemeten palazzo in Alvites, in de bergen van Trás-os-Montes. Over het dorp met nauwelijks honderd
inwoners schreef hij puntige columns, met telkens een inwoner als kapstok. Ze
wekten de haat op van de dorpsbewoners en de pastoor deed er nog een schepje
bovenop door een haatcampagne te ontketenen tegen Gerrit en Charles, met hun
aard als inzet. Ze werden werkelijk weggepest. De verkoop bracht heel wat
minder op dan de aankoop, door de bemoeienis van de pastoor. Ze verhuisden in
1988 naar Villa Pouca [in] da Beira, een voormalige bankierswoning. Gerrit
schreef de verbittering over hun vlucht en financiële aderlating van zich af in
1990. Als roman, Over de bergen.
Het artikel van DS klutst het leven in twee dorpen en evenveel huizen bij elkaar en is zo geschreven dat het geen enkele journalistieke waarde meer heeft. Het is eerder een advertentie van een immobiliënmakelaar.
De huidige generatie journalisten zijn lafaards. Waar men tot eind van de jaren zeventig
niet gaf om de mening van de bazen, bibberen heden ten dage de jongeren.
Medeoorzaak is het nieuwe burgerlijk bestaan. Voor men dertig is, is men
getrouwd, heeft men kinderen, een huis gekocht en [vaak] twee auto’s. Dat kost
een pak geld, maar een bourgeoisbestaan mag wat kosten. Ze zijn als de dood zo
bang die status te verliezen en zijn dus heel manipuleerbaar. Ze geven meteen
toe, als hun positie nog maar in de richting van de helling loert. Het maakt
dat de kranten nauwelijks het niveau van
een advertentieblad met wat slordige artikels zijn geworden. Het Laatste Nieuws is het parochieblad
van de VTM en schaamt zich daar niet voor, en Het Nieuwsblad, Gazet van Antwerpen, Belang van Limburg trachten
ook die richting uit te gaan, met matig succes. Wat echter triest is, is de
ronduit ondermaatse kwaliteit van De
Standaard en De Morgen. Het ergst
van al is dat ze werkelijk afficheren dat ze werkelijk beter zijn dan de
andere. Met de bedoeling om er financieel als moreel voordeel uit te slaan.
De
enige krant van waarde in Vlaanderen is De
Tijd. Een financiële krant, inderdaad, maar de zaterdagse
editie is werkelijk stijlvol, vlot geschreven, to the point, en heeft
boeiende artikels over kunst & cultuur. Wat niet van De Standaard en De Morgen
gezegd kan worden. De lezer mag al blij zijn met een artikel waar men geen jeuk
en pukkels van krijgt. En zijn het er twee verantwoordt dat nog niet de
verkoopprijs.
Tot begin van de jaren tachtig zocht de lezer een krant
naar zijn hand en tand. Die werd gemaakt door de redactie [de hoofdredacteur en
de kroonjournalisten]. Halverwege de jaren tachtig keerde het tij. De redactie
zocht – via de marketeer – naar een lezer en schreef naar diens hand en tand.
Ze brengen het nieuws dicht bij de mensen, zoals dat heet. Het resultaat is
meer amusementswaarde. Zorgt dit voor een hogere oplage?
Als de oplage stijgt komt het door een flinke ramp [ontsporing Wetteren], een groot schandaal [Panama Papers], seksuele escapades van sterren en kronen, gegoten in een sfeer van entertainment. Voor zijn zelfdoding kreeg Wim Brands meer aandacht dan hij ooit in zijn leven voor zijn poëzie heeft gehad. En hij was niet eens een zondagsdichter.
De tijd dat een krant, een weekblad scherp en kritisch
was, is definitief voorbij. Tenzij er een nieuwe oorlog komt met een
binnenlandse bezetting, wat Beëlzebuub en zijn makkers mogen verhoeden.
Een eigen blog is… desnoods met behulp van enkele compagnons de route… vrij van leescijferdruk en bijhorende paniek. En de nieuwe verzetskrant.
guido
lauwaert
gent, 2016-04-09
gent, 2016-04-09
Geen opmerkingen:
Een reactie posten