PARTERRE bestaat twee maanden. Tijd om de grenzen te verleggen. De goede kant van mijn karakter heeft besloten dat ook anderen een bijdrage mogen leveren. Van een gedicht over een kort verhaal [liefst absurd], een cartoon, een scherpe mening, een pentekening, een kritische beschouwing, 't geeft niet wat, als het maar niet in de stijl van Griet Op de Beeck, Kristien Hemmerechts en Arnon Grunberg is. Juist, u hebt begrepen wat ik bedoel: geen bandwerk maar gekte in de vierde macht.
Een financiële vergoeding moet niet verwacht worden. De publicatie is een advertentie, van wat u kan, doet. Krijgt u elders uw krolse werken niet kwijt, kan dit op deze blog. Grijp uw kans. Als iemand via deze weg een uitgever vindt, dan is mijn doel bereikt. Ga er echter niet van uit dat Parterre dé springplank is. Hij is niet meer dan een nieuwe kans om uw werk gepubliceerd te krijgen.
Mijn drijfveer nooit op te geven moet ook de uwe zijn. Tot slot een goede raad; van de hand van Louis-Ferdinand Céline: 'Probeer niet de grasmus of de nachtegaal na te doen. Maar als het uw bestemming is te kwaken als een pad, doe dat dan! En met alle kracht! Zodat ze u horen!'
Een voorbeeld van hoe ik kwaak vindt de lezer na deze inleiding. Hij is niet bedoeld als voorbeeld maar als wegwijzer. Veel leesplezier en ik kijk met nieuwsgierigheid uit of mijn oproep gehoord wordt. Wanhoop nooit, hij bezorgt enkel uzelf ellende.
guido lauwaert gent,
+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=+=
EEN SLECHTE
KRITIEK
Twee dagen
gelede n kreeg de
schrijver Herbert Timmermans, wonende
in Gent, Oudburg 13, eerste etage, een slechte kritiek op een dichtbunde l die hij beschouwde
als een nieuw hoogtepunt in zijn haast vijftigjarige carrière.
Hij
besloot geen woord meer te zeggen. Noch te schrijven. Hij zigzagde door de
kamer, wist niet hoe de slechte
kritiek te verwerken tot zijn oog viel op zijn laptop. Hij plooide hem dicht en gooide
hem met een bruuske beweging uit het achterraam, waar hij op het wande lpad van de
Leie belandde .
De laptop
kwam terecht op de rondsluipende hond van de
overburen, constant op zoek naar nieuwe slachtoffers voor zijn niet te stuiten
driften. De keffer met een midde nstuk
van ande rhalve meter ging er jankend en mankend vandoor.
De actie
van Herbert Timmermans was niet naar de
zin van zijn vrouw. Zij stond op het punt te gaan winkelen, waar je
een koffie kreeg als je spulletjes paste [als je niets kocht had je die toch
gratis versierd], naar de kapper te gaan [nog een koffie], in de terugkeer de
buurtwinkels met een bezoek te vereren, en wilde
net vragen wat de grote meester die
avond op zijn bord verwachtte. Vlees
of vis. En wat voor soep? Verse of uit blik? Sigaretten? Shampoo? Een carrè confituurke, misschien? Waren er nog
bananen of heb je ze allemaal opgevreten, aapje van mij?
Toen hij
na lang aandringe n nog steeds de stilte verkoos, haar niet eens een blik gunde, wierp zij een kokosnoot
naar zijn hoofd, die langs zijn hoofd schampte en wat opperhuid beschadigde . Enkele straaltjes bloed glede n over zijn nek
naar zijn borst, waar zij stolden in zijn borsthaar.
De worp
verbaasde hem niet, al heel wat vaat
was door de kamer gevlogen, want zij
waren het vaak oneens tijde ns hun
gezamenlijke maaltijde n, die
zeldzamer werde n naarmate zij oude r werde n
en de erkenning van zijn
dichterschap in de vorm van een ridde rorde uitbleef. Nee, hij was niet verbaasd maar
verbolgen. De kokosnoot had hij de
dag voordien gekocht en haar cade au
gedaan: ‘Ik heb voor jou het nieuwste parfum gekocht van een bekend huis, een harige baseball, maar het is, zoals gezegd wordt in gevallen als de ze,
de inhoud die telt. Daar zal je het
met mij eens over zijn. Strontwijf!’
En terwijl zij het pakje bekeek: ‘Hopelijk.’
En terwijl zij het pakje bekeek: ‘Hopelijk.’
Toen zij de verpakking had verwijde rd
en het cade au om en om had gedraaid,
had hij gezegd dat het Coco Chanel was, de helft van de inhoud een heerlijk
melkbad verzekerde en de ande re
helft de stoelgang bevorde rde ,
volgens een advertentie die hij had gezien in een luxueuze bijlage van een zelfbenoemde kwaliteitskrant, wiens naam we niet gaan noemen
omdat het De Morgen is. Zij vond het cade au
bijzonde r aardig. Echt iets voor
hem. De kokosnoot had een ereplaats gekregen op een schoteltje onde r een lamp op de
tafel, waar het, in tegenstelling tot wat Herbert Timmermans had gehoopt, en de lezer eveneens mag ik veronde rstellen,
nog geen vierentwintig uur bleef liggen.
Coco
Chanel had zijn ruimtevlucht beëindigd tegen een muur, en door de confrontatie met de
wand die van geen wijken of bukken weten wilde ,
een barst opgelopen, was op de grond
gedonde rd, waar de inhoud een plas had gevormd. De kat was er als de kippen bij, had van de
melk gelikt, en kreeg even later de
hik die kort nadien omsloeg in een braakpartij. Uit de
brakke smurrie steeg een vreselijke stank op. De kat had zijn aande el in dit gebeuren nog verhoogd, was het door de stank of door de
melk, hij walste als een schip in een storm, viel om en liet de meest triestige dood in zijn ogen zien die in
eeuwen was vertoond.
Door dit
alles had de dichter zulke afkeer gekregen van zijn vrouw, de kat en diens
dood, de dag, de
wereld, de hele kosmos en alle
theorieën over de plaats van de mens in de
maatschappij en de ze over een
gelukkig huwelijk, dat hij, de
grootste miskende dichter van de ze eeuw, zich opsloot in de
badkamer, waar hij op de pot ging
zitten, plaste, en met zijn broek op zijn enkels bleef zitten en in zichzelf
staarde . Waar hij niets vond en dus
maar bleef staren. Het regende
buiten, maar dat speelt geen rol in dit verhaal. En het was herfst; het seizoen
waarin er, met dank aan onze contreien, meer
regen is dan zon.
De vrouw
van de dichter, heel wat jonger dan
hij, zoals dat de gewoonte is in het
artistiek milieu, trommelde met de knokkels op de
de ur, en toen dit niet hielp met
haar vuisten, smeekte de de ur open te maken, ze had spijt van haar impulsieve
daad, het sneuvelen van Coco Chanel op het slagveld van de
eetkamer, de dood van Virginie [de kat]. Toen dat niet hielp, de
stilte aanhield, schakelde zij over
naar verwijten en verwensinge n. Dat
hij een egoïst was, egocentrisch, een kutdichter met een te kort lulletje, hij niet eens vreemd ging - in tegenstelling tot zijn collega's, dat zij op een
poëzieavond geen bal begreep van zijn gebalk en dat zij juist dáárom verliefd op hem was
geworde n, maar dat ze mettertijd het
waarschijnlijk wel zou begrijpen, als ze wat oude r
en wijzer werd, maar nee, zij begreep, na twintig jaar samenwonen nog steeds
geen jota van zijn kromme gezangen. Zij was in de
val getrapt. Zij haatte hem zoals zij niemand ande rs
haatte, als hij dat maar goed begreep.
‘Zijn het
nu manieren om tot de middag in je
pyjama en je kamerjas vol vlekken rond te lopen! Je oor- en neusharen, hoofdharen knip ik nooit meer, je kan je teennagels zelf knippen, je rug
schrobben, vergeet het, zak, zak! ZAKZAKZAKZAKZAK!! hoor je dat, halfbakken wafel! Ik ben lesbisch, voilà. Verliefd op Pascale
Platel, op Goede le Wachters, op Inge
Vervotte, op Caroline Gennez, en ik moet dringe nd
naar de WC.’
Hij stond
op het punt te vragen of ze ook verliefd was op Joke Schauvliege, maar hield
zich op het laatste moment in, zijn actie indachtig. Zich door een lullige
reactie belachelijk maken, nee, dat nooit.
Dat
eenrichtingsverkeer van bonken en schreeuwen ging nog een hele tijd door, tot
het de buren te gortig werd. De
politie werd gebeld en even later arriveerde
een koppel agenten. Ze klommen de
trap op, hielde n een hand op de holster en belde n
aan. Een tweede keer, een de rde
keer. De huisbaas was hen gevolgd en haalde
zwijgend een reservesleutel te voorschijn. De agenten trade n
binnen, verzochten de huisbaas
buiten te wachten maar de de ur open te laten. De twee agenten betrade n het appartement en vonde n
de
vrouw van de dichter
ineengezakt tegen de badkamerde ur, nog steeds smeekbede s
richtend tegen de zichzelf
opgesloten dichter. Na gevraagd te hebben wat er scheelde ,
klopte de oudste van het stel met de vrije hand op de
badkamerde ur. Hij stelde zich voor zoals het boekje voorschrijft:
‘Politie! Meneer Timmermans… doe de de ur open a.u.b. … meneer Timmermans! Politie! Leeft
ge nog?’
Meneer
Timmermans duwde op de knop van de
spoelbak om te bewijzen dat hij nog leefde, maar zei geen woord.
De
politieman herhaalde zijn verzoek.
De dichter gaf geen krimp.
‘Meneer
Timmermans! Indien uw vrouw toestemming verleent zullen wij hardhandig moeten
optrede n. Moeten wij een
proces-verbaal opstellen dat niet intern blijft maar naar de onde rzoeksrechter
van dienst gaat. Eenmaal zover komt het op de
lijst “Schriftelijke Verklaringe n
van een Opsporingsambtenaar omtrent de
Constatering en de Toedracht van een
mogelijk Strafbaar Feit”. Een dag later weet heel Gent het en staat het in De
Gentenaar. En daar u enige lande lijke
bekendheid geniet, zal misschien Het Nieuwsblad, Het Laatste Nieuws en De
Morgen het overnemen, tuk als ze zijn op pikante voorvallen. Het is de moeite niet waard. Meneer Timmermans.’
Geen reactie.
‘Derde en laatste waarschuwing,
meneer Timmermans. Zo u de de ur niet opent roepen wij de
hulp in van een interventieteam.’
De
dichter, inziend dat zijn actie van slechte kwaliteit was, en hem meer schade dan voorde el
zou opleveren, stond recht, trok zijn broek op, en de
rits, daarbij uitroepend: ‘Moment!’ Even later draaide
het slot om en zwaaide de de ur
open. Met een gezicht waar niets van af te lezen viel staarde hij met wijd opengesperde
ogen voor zich uit.
‘Heeft hij
gespoten?’ vroeg de politieman aan de vrouw van de
dichter.
‘Nee,’
antwoordde zij. Hij spuit al lang
niet meer. Niet in zijn ade rs en al
evenmin in mijn kut. Hij heeft een slechte kritiek gekregen op zijn laatste dichtbunde l.’
‘Vandaar,’
zei de politieman.
‘Is dat nu
zo erg om er een rel rond te maken?’ zei zijn collega. ‘Wij krijgen wij elke
dag bakken vol met kritiek. Het maakt onde rde el uit van de
targets van de commissaris. Als hij
onvoldoende kritieken geeft krijgt
hij van hogerhand een handvol berispingen.’
De vrouw
van de dichter wees met haar ogen
naar de dode
kat en vervolgens naar het open achterraam. Een agent wierp een blik uit het
raam en zag een zwaar beschadigde
laptop liggen.
‘Wij
zullen u een verhoor moeten afnemen, meneer Timmermans. Zullen wij het hier
doen of gaat ge vrijwillig mee naar de n bureau?
Want die dode kat, om maar te
zwijgen van die laptop, verzwaart de
feiten, zoals ge wel zult begrijpen. In het tweede
geval zal het geboeid zijn. Voorschriften zijn nu eenmaal voorschriften.
Daar heeft zelfs de paus zich aan te
houde n. Maar kom, we vergeten die
kat en die laptop… en een huiselijke ruzie… van dat soort hebben we er honde rd per dag, misschien dat uw vrouw een kop koffie
maakt, we maken een standaardverslag op dat u onde rtekent,
en binnen een kwartier is de zaak
rond en zijn wij vertrokken.’
De
politieman haalde een schrift te
voorschijn, een balpen en maakte aanstalten zich neer te zetten in een fauteuil
van Ikea.
‘Een kop
koffie!’ kreet zij. ‘Geen haar op mijn hoofd… Dat hij zelf zijn koffie maakt…
en die van zijn gasten. En als u mijn kat vergeet, en mijn laptop, hoort u dat!
mijn! mijn laptop, bel ik naar de commissaris, én mijn advocaat.’
‘Jij, een
advocaat,’ zei de dichter daarbij
zijn vrouw spottend aankijkend. Je kent niet eens de
naam van het ambtskleed van een advocaat!’
‘En of ik
het weet!’ kreet de vrouw. ‘Toga!
Toga!! TO-GA!!!!’
‘’t Is
waar,’ zei de dichter tegen de politiemannen. ‘Hoe dom van mij. Ze is verslaafd aan kruiswoordraadsels, maar een gedicht van mij lezen, heeft ze
dat ooit gedaan?’
Alvorens
iemand antwoord kon geven antwoordde
hij zelf op de vraag. ‘Nooit! Never!
Jamais! Maar hoe de witte
sjaal heet weet ze zeker niet! Dat zweer ik op het graf van Ramses II.
Doe maar de proef. Vooruit, vraag
het haar! Vraag het!’
‘Meneer,
wij zijn niet gemachtigd…’ begon de
politieagent maar hij kreeg de tijd
niet zijn zin af te maken.
‘Bef!’ riep
de vrouw uit met overslaande stem. ‘Bef! Drie letters’. Ze sprong op en wiep zich op de
dichter. Ze krapte hem, trok aan zijn haar en spuwde in zijn gezicht. In het gewoel botsten ze tegen
een boekenkast, gevuld met werk van eigen hand, onde r
verschillende namen, omdat hij in
momenten van twijfel had gedacht dat zijn naam zijn doorbraak in de weg stond. Geen naam had echter geholpen. Afijn, de kast kreeg zulke flinke klap dat hij er van
duizelde , dreigde om te vallen, maar zich toch staande hield. De inhoud de ed
dat echter niet, waardoor, werk van jaren noeste arbeid op de grond donde rde . Geconfronteerd met zijn verzameld werk op de vloer brak de dijk van opgekropte
razernij en de dichter smeet zijn
vrouw op de tafel en begon de kleren van haar lijf te scheuren. Een mooie borst
vertoonde zich.
Een
politieman probeerde de kemphanen te scheide n
– zonde r de
blote borst aan te raken – de ande re greep naar zijn telefoon, belde de
centrale en vroeg om bijstand.
Buren uit de wijde
omgeving hadde n zich intussen in het
trapportaal verzameld en keken over elkaars schoude rs
en wie op de eerste rij stond wilde van geen wijken weten. Twee minuten later
arriveerde aan hoge snelheid de
opgeroepen bijstand, reed het huis voorbij, remde hevig, reed bruusk achteruit zodat een Opel Kade tt van de eerste generatie met een koppel van de derde leeftijd niet tijdig kon stoppen. Een voor- en een achterbumper kusten elkaar. Twee bijstandteams werde n
opgeroepen: eentje voor de externe botsing en eentje voor de interne.
Tijde ns dit gebeuren had Herbert Timmermans zich
enigszins herpakt, was naar de
slaapkamer getrokken en had zich op bed geworpen. Starend naar het plafond
vertraagde langzaam zijn ade mhaling tot het zijn normale ritme hervond. Zijn
vrouw had gelukkig voor de lezer
besloten hem te blijven kwellen, was even later verschenen, had een koffer van de kleerkast gehaald, beide
spiegelde uren met een ruk
opengetrokken en begon de koffer met
zijn kleren te vullen, zonde r ze
netjes te rangschikken. Toen de
koffer gevuld was en gesloten, kroop zij in de
kast en trok de de uren dicht. Een politieman verscheen en vroeg
Herbert Timmermans waar zijn vrouw was.
‘In de Leie,’ blafte de
dichter. ‘Dat kreupel stuk ongeluk is aan het verzuipen!’
De agent
snelde naar het raam, keek naar de rivier en zag een toeristenbootje voorbij varen,
vol met vrouwen in de overgang. De
gids zei in de microfoon op nasale
toon en zonde r inachtneming van
leestekens dat… ‘rechts tot halverwege de
jaren twintig van de vorige eeuw de coöperatieve bakkerij van de
socialistische partij gevestigd was waarvan de
bede nker en oprichter Edward
Anseele was en links de
schrijver Herbert Timmermans woont op de
eerste verdieping van het pand met de
afbladde rende
achtergevel en dat hij de enige
dichter van zijn generatie is met geen enkel gedicht in een bloemlezing wat
uitzonde rlijk genoemd mag worde n want aan bloemlezinge n
geen gebrek in Vlaande ren en zelfs
wanneer hij geld aanbied aan tijdschriften zonde r
subsidies om toch maar een gedicht in het blad te krijgen de redactie het aanbod afwijst zo meteen zal u aan de rechterkant...’
Het bootje
tufte verde r en de rest van zijn toeristische toelichting was niet meer verstaanbaar.
De rivier
afspeurend verzocht de agent,
telefoon aan de mond, dringe nd om bijstand van de
brandweer. ‘Met rubberboot en twee duikers, Chantal. Er is een vrouw vermist.
Ter hoogte van de Zuivelbrug. En bel
me in uw koffiepauze eens op, op mijn gsm. Ge weet wel voor wat.’
De dichter
sprong op, liep via de woonkamer
naar de gang, waar hij zich tussen de menigte wrong, de
trap op snelde , de ladde r
naar de nooduitgang besteeg en even
later stond hij op het dak waar hij met luide
stem uit eigen werk begon voor te dragen. Een voorbeeld van een gedicht geven
zou het tempo en de stijl van het
verhaal beschadigen en beknoptheid kon Herbert Timmermans niet verweten worde n; dus dat laten we.
Even later
cirkelde een helikopter boven het actieterrein met een cameraman van de regionale
televisie.
De regen had, kort voordien, zoals Frank De Booseere feilloos had voorspeld,
plaats gemaakt voor een weinig enthousiaste zon. Naast hem stond een vrouw die
nota’s nam en af en iets zei in een koptelefoon met aangehechte microfoon.
De vrouw
van de dichter was onde rtussen ongeschonden uit de
kleerkast gekomen, tot teleurstelling van de
politie die op een lekker familiedrama had gerekend. Zij, wiens
naam nog steeds niet bekend is, schikte haar kleren, en zei dat ze regelmatig
bonje hadde n, maar niet zo erg als
vandaag, en het niet meer zou gebeuren. Ze hield van haar Herbert, al bleef hij
schrijven en mokken over miskenning, maar slechts half zo lelijk was als de bultenaar van de
Notre-Dame, niet jaloers, gewoon omdat hij te lui was om jaloers te zijn, veegde zijn voeten bij het binnenkomen en het
buitengaan, had een reservegebit en was tuk op de zelfde pralines die ook zij lustte.
‘Ja, maar
madammeke, ’we zullen toch een verslag moeten opmaken en of dat een staartje
krijgt, zal de onde rzoeksrechter beslissen. Want intussen is het
halve korps in staat van alarm en de
brandweer onde rweg.’ En zich tot
zijn collega wende nd. ‘Jean, bel
vlug naar de brandweer en zeg dat er
geen lijk is. En vraag aan de
officier van dienst of er iemand naar de
poezenboot kan gaan om een nieuwe kat. Zeg dat het voor een goed doel is, dan
krijgt hij een druppel Filliers en een dozeke Kit&Kat. En als ze weigert,
dat hij dreigt met een inspectie van de
gezondheidsdienst, de riviervaart, de drugsbrigade ,
de milieudienst en wat we nog
allemaal of haar af kunnen sturen.’
Zich weer
tot de vrouw de s
huizes wende nd, die zich naar de badkamer had begeven om zich wat te fatsoeneren: ‘Als ge klaar zijt, madammeke, zet dan een pot koffie en hebt ge
nog pralines?’
Terwijl de dichter halverwege zijn oeuvre zat en de daken van Gent dreigde n
door te zakken onder zijn geschreeuw, verscheen de
politieman met een doos pralines. ‘Meneer Timmermans! Zijt een beetje raisonnabel. Hier,
neem een praline en we praten het benede n
uit. Uw vrouw heeft er spijt van. Werkelijk. Ze heeft beloofd alleen nog kleine
scènes te maken. Normale. Ze zijn lekker hoor, uw pralines. Ja, die van Van
Hoorebeke zijn de beste. Goede smaak kunnen u en uw vrouw niet verweten worde n. Jammer dat er zo weinig witte bij zijn, daar
ben ik dol op.’ De agent had al twee pralines op, toen hij een de rde in de mond stak en zijn bemiddelingspoging afrondde .
‘Wat heeft het voor zin? Overal is wat. Denkt ge dat mijn vrouw en ik nooit
eens ruzie maken?’
De dichter
zweeg en keek naar de helikopter die
maar bleef rondcirkelen. In de verte
nade rde
de rubberboot, minde rde
vaart, gooide het roer om en
verdween naar de plaats waar hij te
water was gelaten. Een periscoop met een sticker van de krant Het Laatste Nieuws werd inge trokken.
De wolken
troepten samen en werde n zwarter.
Nog even en het zou opnieuw beginnen regenen. De dichter kreeg het koud, hij
was ook niet meer van de jongste,
aarzelde tot de
bibber in zijn graatmagere lijf ontwaakte en vatte zonde r
de agent aan te kijken de terugweg aan. Eenmaal op de
zolde r werd hij door twee agenten in
strijdtenue ruwweg tegen de muur
gedrukt en geboeid, terwijl een de rde hem met dreunende
stem op zijn rechten wees zonde r
over de rechten van de politie en de
actie een woord te reppen. Waarna hij de
pralinedoos overnam, erin keek en de
laatste in zijn mond stak. De lege doos belandde
in een lege hoek. Ze waren nauwelijks verdwenen of een bataljon muizen koerste
uit alle hoeken naar de doos en
vocht om de kruimels. Ze sleepten de doos naar een achterbuurt van de zolde r,
want een natuurwet voor de mensen
geldt ook voor de dieren: Wat de ene buitenzet pakt de
ande re weer binnen.
In de gang ter hoogte van zijn appartement stond
Timmermans’ vrouw hem op te wachten. Politie en arrestanten daalde n de
trap af. Toen zij op het punt stonde n
de straat te betrede n arriveerde
een politiewagen. Er stapte een agent uit, een kooi in de
hand. Een ros poesje duwde zijn snoetje tegen het traliewerk.
‘O, hoe
schattig,’ zei de vrouw van de dichter. ‘Mag ik het even op de arm nemen en strelen?’
De kooi
werd geopend. De agent nam het katje bij het nekvel. Op dat moment kronkelde het beestje en sloeg de
klauwen van een voorpoot in de hand
van de agent. Hij loste het diertje
en als de weerlicht verdween het
tussen de benen van de buurtbewoners. De vrouw slaakte een kreet en
kreeg een aanval van razernij. Met veel moeite kreeg men haar op de achterbank van de
politiewagen. Herbert Timmermans werd in een ande re
wagen afgevoerd. Het eerste koppel agenten bleef achter.
‘Komaan,
mensen,’ zei de oudste van de twee tegen de
omstande rs. ‘Wegwezen. De cinema is
gedaan. Maak de weg vrij.’
Het volk verzette geen voet. De politieman moest dus een paar maal aandringe n en met zijn matrak zwaaien eer de
straat schoongeveegd was.
Het volk verzette geen voet. De politieman moest dus een paar maal aandr
Einde lijk was de
rust in de buurt weergekeerd. De
politiewagen werd gestart, zette aan, maar kwam een paar meter verde r tot stilstand. De agent op de passagiersstoel stapte uit en liep rond de wagen.
‘Twee
platte bande n, André,’ zei hij. ‘Wat
een klotebuurt. Vraag maar een takelwagen.’ Hij keek op zijn horloge. ‘En over
een kwartier zit onze dienst erop. Dat worde n
overuren, miljaarde . Mijn vrouw zal
niet content zijn.’
Hij hieldde ade m in, een teken dat hij nadacht. ‘Nu, zo erg is
dat ook weer niet. Nee, het ergste is dat ik voor de
zoveelste keer van de maand opgewarmde kost zal krijgen. Jongen, ik krijg daar zo’n
buikpijn van. Gij niet? En darmen die huilen als monsters. Niet te harde n. Ik heb mij al grondig laten onde rzoeken, in het UZ, tevergeefs. Er mankeert mij niets, zeggen de dokters. Maar als
ik iets voel dat niet pluis zit, dan is er toch iets. Ik de nk
dat ik eens naar Sint-Lucas ga, daar vinde n
ze altijd wat. ’t Zit er vol Turken, maar ja, voor zijn gezondheid knijpt een mens een oogje dicht. Geef mij een sigaret, André, mijn zenuwen worde n
warm, ik voel het aan mijn rug.’
Hij hield
Wat er verde r gebeurde
met Herbert Timmermans en zijn vrouw is het vertellen niet waard en kan ik ook niet doen. Ik ben
namelijk niet meegevoerd en ben ze niet achterna gegaan.
Wat ik er wel aan moet toevoegen, op uitdrukkelijk verzoek van mijn vrouw, die overde schoude rs
meeleest en er mij altijd op wijst dat ik elke gelegenheid moet aanpakken om
mijn winkel aan te prijzen, is, dat ik de
huisbaas ben van het pand waar dit bizar avontuur zich afspeelde, en verde rop in de straat een ande r
pand heb, dat er twee appartementen leeg staan die meteen betrokken kunnen worde n. Mijn naam is Van de n
Borre, Karel. Ik ben de jongste zoon van de eigenaar van de
bekende elektronicaketen: ‘Van de n Borre… u hebt goed gekozen…’
Kijk maar in De Streekkrant, onde r
Immobiliën, te koop of te huur. Agence Van de n
Borre, Brabantdam 65. In
het ande re pand is het veel rustiger
dan in nummer 13. Het hele blok is van onde r
tot boven en van voor naar achter twee jaar gelede n
gerenoveerd, van alle comfort voorzien, sleutel op de
de ur, parket in de woonkamer en laminaat in de slaapkamers, er is een onde rgrondse
parking, een kelde rruimte voor elke
huurde r, een dakterras, camera’s op
elke verdieping, onderhoud van de lift door Bosniërs en de gangen door Polen;
kwaliteit dus verzekerd. Vrij van ratten en er huizen geen kunstenaars.
Wat ik er wel aan moet toevoegen, op uitdrukkelijk verzoek van mijn vrouw, die over
Geen opmerkingen:
Een reactie posten