donderdag 31 mei 2018

EEN ZEER FIJN NEVENASPECT VAN DE ECONOMIE



Koffiebranderij Vandekerckhove - Gent 

Een Gents restaurant – waar in de bovenzaal ooit Eduard Douwes Dekker een voordracht gaf, en na diens dood zijn pseudoniem, Multatuli, aannam – heeft naast de kassa op de toog een bokaal staan. 

De klanten mogen er na de afrekening van het verschuldigde bedrag een snoepmuntje ter verfrissing van de mond uit nemen. Helaas is het restaurant sinds kort die bokaal kwijt. De politie werd erbij gehaald maar zonder snoepje viel er niets te beginnen. De uitbater vindt het zeer jammer, net als de klanten, die het bij bosjes lieten afweten nu er geen snoepje meer af kon, maar een nieuwe bokaal komt er niet. Hij verantwoordt de beslissing als volgt: ‘Er zijn grenzen aan de goedheid. Wat er niet allemaal verdwijnt. Asbakken minder, sinds de invoering van een rookverbod in de horeca, maar servetten, bestek, glazen, kandelaars, zelfs stoelen, meneer. Voor het terras hadden we tot voor kort in geval het te fris is plaids met het logo van de stad in verwerkt. Het was een cadeau van de stad. Op één na zijn ze allemaal spoorloos.’ 

Een dag later merk ik dat in zowat de oudste en de bekendste koffie- en theezaak van de Arteveldestad, Koffiebranderij Vandekerckhove, Brabantdam, waar je sinds een paar jaar ook koffie of thee kan degusteren, naast de kassa op de toog een bokaal staat, waar de klanten na de afrekening van het verschuldigde bedrag een snoepmuntje ter verfrissing van de mond kunnen nemen. De bokaal stond er tot voor kort niet. 

De handelaar, wiens Rimbaud-mélange grote aftrek kent en een groot liefhebber is van het Franse chanson, verantwoordt de beslissing als volgt: ‘Een kleine attentie kan nooit kwaad. Mensen vinden appreciëren het zeer sterk dat ze iets gratis krijgen. Al is het een snoepje. Het idee komt van een collega, al zal hij het ook ergens anders vandaan gehaald hebben. Als ik mij niet vergis, en dat doe ik zelden, is de eerste snoepbokaal verschenen op de toog van Café Einstein, Unter den Linden in  Berlijn, in het interbellum.' 

Van de gelegenheid maakt hij gebruik om zijn beklag te maken. 'Waar we wel moeten voor opletten is dat ze niet overdrijven, de klanten, en met de helft van de bokaal aan de haal gaan. Je wilt iets goed doen en het wordt meteen misbruikt, zie je. Wat er niet allemaal verdwijnt: kopjes, bestek, toiletreiniger, handdoeken, servetten, al zijn ze dan van papier, met stapels tegelijk verdwijnen ze. 
Sinds kort hebben we een terras. Is het te fris dan kunnen de klanten een plaid met het logo van de stad in verwerkt lenen. Mooie geste, toch? De klanten appreciëren het, maar een dankwoord kan er niet vanaf. Ze vinden het niet meer dan normaal. Erger! Voor één stoel hebben we echter nog geen plaid, en daar klagen de mensen over. Maar binnenkort zal dat niet meer kunnen. Er wordt aan verholpen. Waar we echter vooral voor opletten moeten is dat een plaid geen vleugels krijgt.’  

Dergelijke zaken zijn een zeer fijn nevenaspect van de economie. Ze gebeuren dagelijks, maar men moet een scherp inzicht hebben om het te zien. Enige eigen ervaring in het leven van de handel is een probaat hulpmiddel. 

En elke afwijking, al mag die van dubieuze aard zijn, heeft ook zijn goede kanten. Al vertaalt dat zich slechts in een kort verhaal. 

guido lauwaert 

gent, 2018-05-31  

Voor Anna en Louis Vandekerckhove – en zijn moeder Lydiane, als dank voor de jarenlange warme vriendschap en prima service. En koffie of thee in tijden van armoede. 

1 opmerking:

  1. Sterk woordballet, Guido - al moet ik toegeven dat ik hun koffie allesbehalve lekker vind. Everyone to his taste.

    BeantwoordenVerwijderen