Achter vele maskers schuilt Hugo Claus, in
vele schaduwen staat Helena [Leen] van Dijck. Een hommage aan de maskerman en
de schaduwvrouw.
De derde
woensdag van de maand maart van het jaar 2008 is een belangrijke dag in mijn
leven. Woensdag 19 maart van dat Christelijke jaar werd ik ontslagen uit het
UZGent na een verblijf van drie maanden wegens een ingreep die er verder niet
toe doet. Nauwelijks een uur thuis of ik word gebeld. ‘Hugo Claus is een uur geleden overleden. In een Antwerps
ziekenhuis. Euthanasie.’ Een paar radertjes in het hoofd gaan draaien. Het uur
dat ik het ziekenhuis verliet voor het leven ging Hugo Claus erin voor de dood.
Hilde van Mieghem |
Tien
jaar later zijn er links en rechts herdenkingen, met als uitschieters twee
exposities. Een tentoonstelling in BOZAR,
samengesteld door Marc Didden en een
veel uitgebreidere in het Antwerps Letterenhuis,
opgezet door een team dat gestuurd en aangevuurd werd door Hilde van Mieghem. De eerste tentoonstelling is aardig, de tweede
volwaardig. Tot zondag 1 juli van dit jaar blijft de expo te bezichtigen en
geloof me, Hugo Claus is er aanwezig met vlees en bloed, in droom en beeld. Het
lijkt wel of hij niet dood is, maar elk moment uit een of andere prent,
document zal stappen en op zijn typische, met een licht ironische toon zal
zeggen: ‘Had je niet verwacht, hé! Mijn dood was een mooi stukje theater, vind
je niet?’
Meteen
bij binnenkomst is het raak. In de traphal schittert Claus je tegemoet. Hij
blijft schitteren, in alle ruimten waar hij en zijn werk, literair en
plastisch, zijn uitgestald. De bezoeker betreedt een huis dat tussen leven en
werk staat, tussen nacht en nevel, dag en dauw. Voor wie Claus van nabij gekend
heeft is het een warm wederzien, voor wie hem slechts van naam kent een
kennismaking met het rijke leven van een verlicht man.
Hugo Claus was een zondagskind, een oplichter van het genre Felix Krull, nu eens gul dan weer gierig, strak en streng voor zichzelf als er moest gewerkt worden, maar losbandig en gulzig in zijn vrije tijd. Dat allemaal was al geweten maar wordt eindelijk ten volle bevestigd, het stalt zich voor de bezoeker uit, een leven plooit open, een leven dat het best vertaald wordt als ‘Geboorte en Dood: Theater!’
Hugo Claus was een zondagskind, een oplichter van het genre Felix Krull, nu eens gul dan weer gierig, strak en streng voor zichzelf als er moest gewerkt worden, maar losbandig en gulzig in zijn vrije tijd. Dat allemaal was al geweten maar wordt eindelijk ten volle bevestigd, het stalt zich voor de bezoeker uit, een leven plooit open, een leven dat het best vertaald wordt als ‘Geboorte en Dood: Theater!’
Hugo
Claus was een artiest in de volle betekenis van het woord. Hij was onze Vlaamse
Pablo Picasso. Niet te beroerd om
mee te stappen in nieuwe genres, hij creëerde er desnoods, om aan de verveling,
de vervelling van de traditie en de routine te ontsnappen. Claus was geen
kunstenaar, laat dat duidelijk wezen. Hij was een ‘artiest’. Ik denk dat die
titel hem meer aanstond dan die van ‘kunstenaar’. In elke creatie van zijn hand
en tand – of het nu een gedicht, een cyclus, een roman, een toneelstuk dan wel
een plastische schepping is, zit zijn DNA. Het DNA van een Vlaming ‘in ’t
gevang van zijn complexen’, zoals Wannes
Van de Velde het zo prachtig verwoordde in zijn lied ‘Pieter Breughel in
Brussel.’ Claus was tegelijk Reinaert de Vos, Tijl Uilenspiegel en Mariken van
Nieumeghen.
De
expositie toont zich als een liefdesverklaring en de verantwoordelijke voor die
verklaring is de vrouw die Claus goed gekend heeft en door Hugo ooit in een
lift gekust is, als eerbetoon, Hilde van
Mieghem. De liefde was al bekend, de intimiteit ervan heeft ze in een
expositie gestopt. Waardig, op intelligente wijze en met stijl heeft Van
Mieghem zich van haar curatorschap gekweten. Zonder in adoratie te vervallen
heeft ze getuigenis afgelegd van een jarenlange amoureuze vriendschap. Zij
verdient er ons aller respect voor.
Het
enige wat er aan de expositie van een vriendschap ontbreekt is het wegcijferen
van de relatie van Hugo Claus met Freddy
de Vree, het wijzen op het belang van Dorothea van Male / SCHOLA NOSTRA in
zijn oeuvre en het ontbreken van Claus als anonieme vertaler van romans in zijn
eerste jaren als auteur van De Bezige
Bij, ‘om den brode’, zoals hij me ooit gezegd heeft. Aha! Wist je dat, my
dear Hilde? En jij, professor Georges
Wildemeersch, die meegewerkt hebt aan deze prachtexpo en al zoveel publiceerde
over Hugo Claus, is jou dat bekend? Dat vader Claus, Jozef, heiligen verzon en
hun verhaal door zijn zoon Hugo liet uitschrijven, ze te drukken om vervolgens
als prijsboekjes in grote getale te verkopen aan moeder-oversten van de nonnenscholen
van West-Vlaanderen.
Maar goed, overal is wat. De expositie mag dan geen catalogus hebben [het geld
was op], er is een extra dik nummer van ZACHT
LAWIJD, het literair-historisch tijdschrift integraal gewijd aan het ‘Groot
Verdriet van België’, zoals Hugo door zijn vader genoemd werd. Bijzonder
boeiend nummer, vlot geschreven artikels, zeer informatief.
De
expositie ACHTER VELE MASKERS gaat door in het Letterenhuis. Het was een stoffig instituut met af en toe een
uitstalling van literaire waren. De sterveling liep er voorbij, voorbij het
AMVC, het Archief en Museum van het Vlaamse Cultuurleven zoals het aanvankelijk
heette. Met de haar kenmerkende drift heeft huidige hoofdconservator Helena [Leen] van Dijck van bij haar
aantreden een nieuwe wind en stroming door het gebouw gejaagd. De oude naam
moest wijken voor een nieuwe, meer passend bij de tijd en de focus, de
letterenwereld in de brede betekenis van het woord.
Helena [Leen] Vvn Dijck |
Het Letterenhuis is onder leiding van Leen van Dijck de Nationale Bank van de Vlaamse Literatuur geworden. Bekroning van
haar verblijf als eerste consul is de lopende expositie. Geen goedkope, dat ziet een kind. Dat die mogelijk was, komt door de tomeloze inzet
van Leen van Dijck. Zij heeft van het Letterenhuis een open huis gemaakt, levend,
actueel en fris. Kortom, een beleid met een onblusbare passie en een gedreven kennis.
Als de koning dit jaar strooit met titels en medailles, verdient mevrouw Van
Dijck die van barones.
Niet onvermeld mag blijven dat Leen van Dijck oog had voor de marginalen van de literaire wereld. Zij wist duivels goed dat de goden op een schild gedragen worden door vele halfgoden. Ook zij werden door haar niet verwaarloosd. De huidige rijkdom van het Letterenhuis zit hem niet enkel in de verworven nalatenschappen, maar ook in de vele aanvullingen. Samen maken zij het verhaal van een beweging, een auteur, een tijdvak. Het complete is aan haar te danken. Goed, het complete blijft incompleet, maar wat Leen Van Dijck bereikte was dat de rijke collectie zijn franje kreeg. Vergelijk het met het pak van een advocaat. De toga verliest aan waarde zonder de bef.
Dit
weekend, zaterdag 26 mei, neemt Leen van
Dijck afscheid van het Letterenhuis. Eén juni gaat ze met pensioen. Tijd
voor een eerbetoon. De huldiging zal
gebeuren in alle stilte, voor een beperkt gezelschap. Typisch mevrouw Van
Dijck, de schaduwkant te zoeken tot de laatste seconde van haar consulaat. Het
wordt een huldiging in het huis dat haar dierbaar is, waar zij een literair
paleis van heeft gemaakt, en tussen de uitgestalde geschriften en documenten
van Hugo Claus, de belangrijkste Vlaamse schrijver van de tweede helft van de twintigste
eeuw.
Mevrouw,
Leen, en dame Hilde, voor jullie buig ik hoofs het hoofd.
guido lauwaert
gent, 2018-05-24
gent, 2018-05-24
ACHTER VELE MASKERS | Hugo Claus –
Letterenhuis Antwerpen – nog tot 1 juli 2018 – www.letterenhuis.be
ZACHT LAWIJD – Literair-historisch tijdschrift, jaargang
17 – nr. 1 – maart 2018 – OMTRENT HUGO
CLAUS - geen www – wel: info@garant.be
mooi en aanstekelijk
BeantwoordenVerwijderenSterk stuk, zoals vaak interessant en informatief.
Verwijderen