maandag 1 januari 2018

WAT IS LUIHEID?



WAT IS LUIHEID? 
                                                                voor Lizy en Stijn   
             
Het zal u waarschijnlijk verwonderen, van iemand die niet van luiheid houdt, van een werklustige tout court, een en ander over luiheid te vernemen. 

Luiheid: de schrik van de truckers, van de kappers, van de eindredacteurs, van de bekeerders, van de personeelsbazen, van de kippenfokkers, van de heren en dames professoren, van de hoofdverpleegkundigen, van de dieven en speculanten, kortom, van al wie van aanpakken weet. 
Een dergelijk onderwerp is misschien allerminst geschikt om er een serieuze rede over te houden, wat ik dan ook volstrekt niet beoog.
Ik zal al heel tevreden zijn wanneer ik de luiaardij enigszins kan verklaren, het fenomeen een weinig weet te plaatsen.
Dit lijkt me vooral nodig in een land als België, dat, sinds zijn onafhankelijkheid in 1830, aan initiatief haast ten onder is gegaan.
Ik zou overigens pretentieus zijn, wanneer ik in de mening verkeerde, dat het mogelijk zou zijn het mysterie Luiheid wetenschappelijk bevattelijk te maken.
Dit is onmogelijk en zelfs de luiaards niet gelukt, wat me niet meer dan logisch lijkt. 


Luiheid is een lust.
Luiheid is een levenswijze.
Luiheid is een wijze van zijn.
Luiheid verlangt geen doordachte verklaring of doorwrochte analyse.
Luiheid wijst elke logische verwantschap met werklust categoriek van de hand. Er is geen chemische of organische link te vinden tussen luiheid en werklust. Ze kennen elkaar, van horen zeggen [en dan nog]. Elke vraag naar de essentie van luiheid kan dus niet beantwoord worden.
Het antwoord op de vraag ‘Wat is luiheid?’ laat zich slechts kennen door het wezen van zijn bestaan.
Wie meent dat luiheid gelijk gesteld kan worden met staking, wegdromen, langdurig over zee staren zonder een woord te zeggen, afkeer hebben van initiatief, heeft het verkeerd voor.
De verklaring van luiheid in een woordenboek moet als een wanhoopsdaad worden beschouwd.
Luiheid is een begrip dat zich keert tegen een poging haar belang te minimaliseren of te verheerlijken.
Luiheid wil niets.
Luiheid is zelfs tegen het niets, zoals het ook niet is vóór het iets.
Luiheid is niet – in tegenstelling van wat men mag verwachten – nietsdoen. Dat men ook niet denken dat luiheid ‘niets doen’ is.
Luiheid houdt niet van vragen, en zeker niet van antwoorden.
Luiheid is geen cultuurbegrip.
Luiheid heeft geen wensen, daarom wenst het niet onderwerp te zijn van een toespraak als deze. Dat ik het toch doe komt omdat ik van ‘de luiheid’ hou, al weet ik niet wat het is. 

De luiaard, dames en heren, neemt nooit het woord daar het nu eenmaal in de aard van de luiaard ligt te zwijgen. Hij trekt ook niemand voor of stoot iemand af.
De luiaard zal het worst wezen wat de medemens overkomt.
De luiaard heeft geen mening, niet eens de minste overtuiging.
De luiaard is een voorstander van de individualiteit, al zal hij dat nooit ronduit zeggen en schrijven.
De luiaard heeft een afkeer van de massa, het massale. Toch zal je hem nooit zien protesteren, met een bord rondlopen waarop staat ‘Weg met de massa!’ of ‘Verwerp het massale!’
De luiaard ziet de noodzaak niet in om zich tot een bepaalde politieke, culturele of godsdienstige strekking te bekeren. Hij vindt namelijk dat het waardeloze pogingen zijn om het leven enige zin te geven. Het feit dat de luiaard wat ik beweer niet toejuicht of afkeurt, toont mijn gelijk aan voor de strekking dat de luiaard hoegenaamd geen begrip kan opbrengen.
De luiaard vermijdt tevens het streven naar de filosofische erkenning van zijn bestaan.
Voor de luiaard berust het recht van luiheid – zo meen ik althans – op twee dingen: verbeelding en idee.
De drang enige zin aan het leven te geven, is ontstaan, zo heb ik niet zo lang geleden vernomen van een afvallige luiaard – vanuit de drang van de mens zijn bestaan te verantwoorden, te bewijzen dat hij geleefd heeft. Die drang is evenveel waard als een spuitbus gevuld met verse lucht.
Het bestaan is relatief, niet eens dat volgens de luiaard, maar kom, het kind moet een naam hebben.
De luiaard is vermoedelijk, want zeker ben ik niet, ook niet bereid aandacht te schenken aan de snor van Friedrich Nietzsche, het Leninpetje, het kruis van Christus, de halve maan van Mohammed, de Davidster, de passer en de winkelhaak van de vrijmetselaar. Ze zijn symbolen van een symboliek van tijdelijke waarde.
De luiaard gelooft – let wel, hij zweert niet – enkel bij de luiheid daar zij was, is en zal zijn.
De luiaard weet maar al te best, dat men de mens makkelijk voor een kar kan spannen en die laten trekken, er hoeft niet eens een zweep te worden getoond. Wie voor een kar staat heeft de neiging die te trekken. De luiaard zal je dus nooit vóór of achter een kar vinden, want heel wat mensen zijn meteen bereid om een kar te duwen die niet vooruit gaat, al staat er een troep mensen aan te trekken.
De luiaard ziet – nog steeds volgens mijn bescheiden mening – in elk initiatief een vernedering van het recht van luiheid.
De luiaard speelt geen klarinet, is vermoedelijk een liefhebber van de muziek van Steve Reich en Philip Glass, al wil hij niet weten wie die mensen zijn of vragen naar hun muziek.
De luiaard vraagt niets.
De enige vriend van de luiaard is de kat. Voor hem wil hij een blik opentrekken.
Mijn kat heet Henri, ter nagedachtenis aan mijn goede vriend Henri-Floris Jespers.
De luiaard schrijft geen toespraken. Hij laat die schrijven [en houden] door iemand die de luiheid een warm hart toedraagt. Die het schrijven en houden trouwens niet op zijn verzoek gedaan heeft, en hij zal hem er ook niet voor bedanken. 

Luiheid, aandachtige lezer of luisteraar, is de meest directe wijze om de zinloosheid van werklust te bewijzen. Wie niets doet, kan ook niet iets misdoen. De werklust is, zo heb ik door de bestudering van de luiheid in alle continenten geleerd, een uitvinding van de westerse cultuur. Een aanwijzing daarvoor is te vinden in het verschil tussen de westerling en de oosterling. De westerling staat, de oosterling ligt, en als hij niet ligt dan zit hij. De oosterling staat slechts recht voor het afleggen van een korte afstand. De westerling daarentegen heeft zich bekeerd tot de kunst – in zoverre je van kunst kan spreken - van wandelen, slenteren, marcheren, lopen, hollen, sprinten, zwemmen [in het bijzonder baantjes trekken], hink-stap-springen, hoogspringen, verspringen, kogelstoten, discus- en speerwerpen.
Was een Griekse soldaat niet van het slagveld van Marathon naar Athene gelopen, de westerling, hij lag nog. Door het oprukken van de Griekse beschaving, overgenomen en gecultiveerd door de Romeinen, is sinds het bezoek van de Venetiaan Marco Polo aan Perzië, China en Indië, zelfs de oosterling langzaam recht gekropen. Wat de luiaard ten zeerste betreurt, wat ik me goed kan voorstellen. 

Toch kent de luiaard de werklustige enige positieve kwaliteiten toe. Onder meer om elkaar niet alleen letterlijk maar vooral figuurlijk op te eten. Waardoor, volgens de luiaard, ook de werklust zal verdwijnen. Want wie opgegeten wordt kan niet meer werken. Wat is het gevolg? De luiheid overleeft de werklust.
Voorts stelt de luiaard als positieve waarde ‘karakter’, waarmee hij, die het in grote mate verwerft, op een punt belandt dat hij de schouders ophaalt en denkt: ‘Trekt allemaal uw plan, ik doe hier niet meer aan mee.’
Heel wat mensen die dit doen trekken dan de wereld in om te gaan wonen op een zo goed als onbewoond eiland in de zon. Eenmaal daar gearriveerd gaat het fout. Zij slaan aan het timmeren van een hutje, het fabriceren van een parasol, het afbakenen van een terrein en het surfen. Om al snel de genoegens van dit nieuwe leven te willen delen met zijn medemens. De gelukkigste van het stel belt een journalist en staat hem toe verslag uit te brengen hoe goed het nieuwe leven is en dat hij de juiste keuze heeft gemaakt. De journalist heeft een fotograaf meegebracht. Het artikel en de foto’s worden uitgesmeerd in een bijlage, waarna de eerste nieuwsgierige bermtoeristen arriveren. De nieuwe luiaard is een verloren zoon geworden. Dat wordt maar al te duidelijk wanneer hij een reclamebureau in de hand neemt en een jaar later zich kapot werkt aan de bouw van een hotel. 

Kijk, dat is niet het karakter waar de luiaard van houdt.
Alles wat het pro en contra van de luiheid belicht staat lijnrecht tegenover de onbestaande beginselen van de luiheid.
Luiheid verdraagt geen gebaren, wenst niets te weten over tijd en ruimte, het zijn microben die eerder vroeg dan laat de luiheid aantasten, verzieken, doden.
De luiheid is een kwestie van lui zijn. Het is ronduit idioot te denken dat luiheid een vorm van oblomovisme is. De schepper van Oblomov en zijn dolle avonturen, de zeer gewaardeerde Russische schrijver Ivan Gontsjarov, had hoegenaamd geen idee van wat luiheid precies inhoudt. Hij stond op het verkeerde been en bracht miljoenen mensen op het verkeerde pad.
Luiheid heeft niets te maken met gemakzuchtigheid, traagheid, vermoeidheid, chronische krankheid.
De luiheid vindt zichzelf geen uitwas van wat dan ook, omdat de luiheid nu eenmaal geen opinie heeft.
De luiheid is een onderdeel van het denken maar heeft geen hersens.
De luiheid voert ook geen strijd tegen of vóór de luiheid.
De luiheid is geen verslaving en geen gevolg van slaappoeders of andere rustgevende middelen. De luiheid heeft er simpelweg gezegd, geen nood, geen boodschap aan. 

Ik zou nog uren kunnen doorgaan met de kunst van de luiheid te propageren, maar mijn werklust neemt af. Daarom zal ik mij tot slot beperken tot enige statements: 

Luiheid bestaat niet voor de luiaard, laat dat duidelijk wezen.
Luiheid is niets; is niet eens het niets van het niets!
Luiheid heeft geen idolen.
Luiheid heeft geen helden.
Luiheid heeft geen mislukkelingen.
Luiheid heeft geen moordenaars.
Luiheid heeft geen leger, kent geen oorlog.
Luiheid heeft geen drama, geen komedie, geen tragedie.
Luiheid heeft geen pro en contra.
Luiheid heeft zelfs geen gedachte.
Luiheid heeft geen –isme.
Luiheid is een eeuwigdurend tableau-vivant.
De luiaard vindt deze toespraak ongetwijfeld belachelijk, zoveel is zeker, in zoverre hij weet heeft van begrippen, én - niet te vergeten gevoelens. Het enige gevoel dat de luiaard naar vermoeden en logisch redeneren heeft, is het gevoel van zaligheid. In welke mate is giswerk. Kan men dus beter niet aan beginnen. Temps perdu. 

Hij is het eens met Ludwig Wittgenstein – zonder de laatste grote filosoof van de twintigste eeuw te kennen – dat de laatste zin van diens Tractatus Logico Philosophicus, de verborgen essentie, de suggestieve structuur, de vermoedelijke methode, de meanderende gedachtestroom omtrent de luiheid precies onthult:
‘Waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen.’ 

Ik dank u voor uw aandacht en wens u allen een lui jaar [wat het ook moge betekenen]. 


guido lauwaert
gent, 2017-12-31 




Geen opmerkingen:

Een reactie posten