Willem Elsschot |
LIJMEN in Amsterdam [en
Wetteren]
[door onze correspondent, Texeira de Mattos]
[door onze correspondent, Texeira de Mattos]
TdM: Guido Lauwaert is weer onder ons
nedergedaald en was bereid tot een interview voor het Algemeen Wereldtijdschrift. Welkom, meneer Lauwaert. U gaat voor de
zoveelste maal uw monoloog LIJMEN naar de gelijknamige roman
van Willem Elsschot opvoeren. De
hoeveelste maal is het nu al?
GL: Het totale aantal of enkel het aantal
keren dat ik de monoloog gespeeld heb in Nederland en zijn buitengewesten?
TdM: Het totale aantal is interessant, maar
vooral naar het aantal keren dat je de voorstelling in onze prachtige hoofdstad
bracht interesseert onze lezers.
GL: Wel, in de gouden jaren tachtig bedroeg het
aantal optredens in Amsterdam soms meer dan twintig per maand, en in heel
Nederland een veelvoud ervan, meneer De Mattos.
TdM: Maar dat is dan meer één per dag!
GL: Dat klopt. Vaak twee schoolvoorstellingen
overdag, gevolgd door een avondvoorstelling in het plaatselijk theater. En het
gebeurde niet zelden dat ik op zondag een privévoorstelling had ten huize van
een welstellend burger met een kast van een villa aan een continentale straat
en een flat op de dijk van Knokke.
TdM: Doe eens een ruwe schatting over het totaal
aantal opvoeringen.
GL: Geen idee, meneer De Mattos. In grafieken
en statistieken ben ik nooit sterk geweest. Wat getallen betreft heb ik enkel
het incasseren onder de knie gekregen, zonder een krimp te geven. En wat het
aantal keren betreft… het eerste jaar hou je de tel bij; kwestie van ijdelheid,
zo is de mens nu eenmaal. Maar vanaf het tweede jaar raakte ik de tel kwijt.
TdM: Omdat je minder ijdel werd?
GL: Nee! Die is er altijd geweest en zal er
altijd zijn. IJdelheid loopt een heel leven met je mee.
TdM: Om welke reden dan?
GL: Om welke reden wat?
TdM: Dat je de tel kwijtraakte.
GL: O, wel… wegens het groot aantal optredens.
Je moet ook geen slapende honden wakker maken.
TdM: Slapende honden?
GL: De erven, meneer De Mattos! De erven! Goede
mensen, daar niet van, maar moet je mensen die geen voet uitgestoken hebben om
het werk van de pater familias levendig te houden een cent gunnen? [lange stilte] Zijn we rond? Ik heb nog
wel wat anders te doen.
TdM: Zoals?
GL: Dat gaat je niet aan, meneer De Mattos.
Ook de lezers gaat het niet aan. Niets is meer heilig voor die interviewers,
dat betreur ik ten zeerste. Dat ik vóór
de voorstelling al dan niet in de kleedkamer zit met een aardige meid op de
knieën is een privékwestie. Wat ik ná de voorstelling doe, een wandeling in m’n
eentje door de stad en de sterren tel, ook daar heeft niemand iets mee te
maken. Zelfs mijn vrouw mag niet mee… op wandel of in de kleedkamer. Trouwens,
zelfs wanneer ik zou willen dat zij daar aanwezig is, zou zij niet verschijnen.
We leven namelijk op gespannen voet met elkaar. Zij heeft een grotere
schoenmaat dan ik.
TdM: Maar in de voorstelling is ze wel
geïnteresseerd?
GL: In mijn voorstelling is ze hoegenaamd niet
geïnteresseerd. Enkel wat het opbrengt interesseert haar. Weet je, van zodra ik
thuiskom vraagt ze wat het heeft opgebracht. Er cash betaald werd… of de som
wordt overgeschreven. In het tweede geval, is haar bijkomende vraag of ik wel
degelijk háár rekeningnummer heb opgegeven. Zoals nu eenmaal afgesproken was.
Ik het podium en zij het kasboek. Maar dat gaat geen mens wat aan. Dat begrijp
je veronderstel ik toch wel.
TdM: Dat is toch keurig geregeld. Hoef je je om
het geld niet druk te maken.
GL: Meneer De Mattos! Daar maak ik me juist
wel druk om. Eenmaal zij de buit te pakken heeft, weet ik niet meer waar die
aan opgaat. Al heb ik wel mijn vermoedens. Heb ik veel voorstellingen in de
maand, koopt zij een halve kleerkast. Is het wat minder dan zie ik haar wel
eens twee dagen na elkaar in dezelfde vestimentaire uitrusting.
TdM: Dat is toch eigen aan de
vrouw?
GL: Telkens ik haar in een
andere outfit zie verschijnen, denk ik: Dat heb ik allemaal lekker bij elkaar
gelijmd.
TdM: Ze heeft toch haar eigen inkomsten. Naar
ik hoorde heeft ze een goedbetaalde baan.
GL: Ja, maar waar dát maandelijks bedrag aan uitgegeven
wordt, is me een compleet raadsel. Ik heb zo mijn vermoedens, maar dat ga ik
niet aan jouw neus hangen… of die van je lezers.
Artiesten die dat wel doen begrijp ik helemaal niet. Je moet je werk en je privé gescheiden houden. Kijk, heb je mij ooit betrapt op het loslaten van confidenties? Bijvoorbeeld dat ik een wijntje of twee lust na de voorstelling, of onderweg naar huis nog even langs een vriendin passeer voor wat ontspanning? Zoiets heb je mij nooit horen zeggen, en dat zal ik ook nooit doen. Tot m’n dood niet. Als m’n vrouw ’s nachts wanneer ik thuiskom – ze wacht altijd op me, vreselijk is dat; de eerste jaren van mijn carrière als acteur heb ik getracht haar te doen inzien dat wachten niet hoeft, het soms kan uitlopen, zo de voorstelling succesvol was en de directie trakteert op een etentje, met aansluitend een laatste ronde in een of andere club… tevergeefs… ik heb het opgegeven haar het bed in te krijgen zonder mij. Als ik dus ’s nachts thuiskom en zij in de salon in haar vertrouwde bergère zit – het is haar tiende al sinds we getrouwd zijn, dan vraagt ze me uit. Dat ik uitgeput ben deert haar niet. Ze moet meteen alles weten. Een paar maal heeft ze gebeld met de verantwoordelijke van de plaatselijke organisatie. Ze maakte zich zogenaamd ongerust; dacht dat me wat was overkomen. Een pijnlijke zaak. Zijn verslag verschilde grondig met het mijne. Bonje, in Huisje Weltevree, dat kan je je wel voorstellen. De rest van die nacht heb ik geen oog dichtgedaan. Dat kwam niet enkel door de spanning, maar omdat het blauw zag. Ja, ze kan soms fors uithalen, die Walkure van me. Nauwelijks iemand die dat weet. Dat wil ik ook zo houden.
Artiesten die dat wel doen begrijp ik helemaal niet. Je moet je werk en je privé gescheiden houden. Kijk, heb je mij ooit betrapt op het loslaten van confidenties? Bijvoorbeeld dat ik een wijntje of twee lust na de voorstelling, of onderweg naar huis nog even langs een vriendin passeer voor wat ontspanning? Zoiets heb je mij nooit horen zeggen, en dat zal ik ook nooit doen. Tot m’n dood niet. Als m’n vrouw ’s nachts wanneer ik thuiskom – ze wacht altijd op me, vreselijk is dat; de eerste jaren van mijn carrière als acteur heb ik getracht haar te doen inzien dat wachten niet hoeft, het soms kan uitlopen, zo de voorstelling succesvol was en de directie trakteert op een etentje, met aansluitend een laatste ronde in een of andere club… tevergeefs… ik heb het opgegeven haar het bed in te krijgen zonder mij. Als ik dus ’s nachts thuiskom en zij in de salon in haar vertrouwde bergère zit – het is haar tiende al sinds we getrouwd zijn, dan vraagt ze me uit. Dat ik uitgeput ben deert haar niet. Ze moet meteen alles weten. Een paar maal heeft ze gebeld met de verantwoordelijke van de plaatselijke organisatie. Ze maakte zich zogenaamd ongerust; dacht dat me wat was overkomen. Een pijnlijke zaak. Zijn verslag verschilde grondig met het mijne. Bonje, in Huisje Weltevree, dat kan je je wel voorstellen. De rest van die nacht heb ik geen oog dichtgedaan. Dat kwam niet enkel door de spanning, maar omdat het blauw zag. Ja, ze kan soms fors uithalen, die Walkure van me. Nauwelijks iemand die dat weet. Dat wil ik ook zo houden.
TdM: Dat soort dingen moet je gescheiden
houden?
GL: Gescheiden?
TdM: Je vak en je privé!
GL: Streng gescheiden! Over de voorstelling
wil ik uitvoerig praten, maar niemand hoeft te weten wat mijn favoriete
fragmenten uit het werk van Elsschot zijn. Er zijn grenzen.
TdM: O, je hebt dus een voorkeurlijst?
GL: Jazeker! Het slot van TSJIP, bijvoorbeeld. Net
als het slot van HET DWAALLICHT. Slaat je plat. Omdat je jezelf of er je eigen
toestand in herkent. Beseft dat je ondanks je marginaal leven in wezen toch ook
een burgerlijk type bent.
TdM: Jij… een burgerlijk type… ga weg.
GL: In zekere zin wel. Wat we uiteraard niet
aan de grote klok hangen, nietwaar meneer De Mattos. Het blijft onder ons, mag
ik hopen.
TdM: Eén favoriete fragment wil je toch kwijt…
voor onze lezers?
GL: Ach kom, twee desnoods… waarom niet. Dit
raakt toch niet de wijde wereld in. Het is echter moeilijk kiezen.
TdM: Waarom?
GL: Elsschot staat geen vrije keuze toe. Geen
bladzijde of er is niet een passage die je niet een dingdong bezorgt. Door de
mokerslag.
TdM: Heb je natuurlijk gelijk in. Doe echter
een inspanning en kies een favoriet fragment.
GL: Aááh… het is zo persoonlijk. Omdat je
echter blijft aandringen het slot van HET DWAALLICHT. Luister: ‘Nu vooral
niet gaan kniezen en niet mee naar Bombay, niet meer op zoek naar het nestje
van Fathma, maar gauw weer naar huis met mijn krant om weer plaats te nemen in
de kring van die waar ik aan gebonden ben en die mij vervelen,
onuitsprekelijk.’
Begrijp je? Je schrijft zo iets en als je klaar bent, vraag je aan je vrouw om te lezen wat je – in het land waar die gouden vogel zingt, hoger dan de leeuwerik – naarstig maar secuur hebt zitten krabbelen. Dat moet toch verschrikkelijk zijn voor haar. De kring die je verveelt. Een vernedering voor de kring en vooral voor de echtgenote. Het is echter niet enkel dat, wat zorgt voor een paukenslag. Heel het fragment is tromgeroffel. Bombay staat uiteraard voor de verbeelding… een ander leven, het leven waar je als jongeman van droomde. Een leven zonder burgerlijk fatsoen, zonder moraal of enig ander kabaal. Fathma… nog eenmaal verliefd worden! Nog eenmaal… de jonge, frisse en liefst frivole vrouw! Dan zal met minder walg weergekeerd worden naar de kring waar je aan gebonden bent. Het laatste woord is het genadeschot… Onuitsprekelijk!
Begrijp je? Je schrijft zo iets en als je klaar bent, vraag je aan je vrouw om te lezen wat je – in het land waar die gouden vogel zingt, hoger dan de leeuwerik – naarstig maar secuur hebt zitten krabbelen. Dat moet toch verschrikkelijk zijn voor haar. De kring die je verveelt. Een vernedering voor de kring en vooral voor de echtgenote. Het is echter niet enkel dat, wat zorgt voor een paukenslag. Heel het fragment is tromgeroffel. Bombay staat uiteraard voor de verbeelding… een ander leven, het leven waar je als jongeman van droomde. Een leven zonder burgerlijk fatsoen, zonder moraal of enig ander kabaal. Fathma… nog eenmaal verliefd worden! Nog eenmaal… de jonge, frisse en liefst frivole vrouw! Dan zal met minder walg weergekeerd worden naar de kring waar je aan gebonden bent. Het laatste woord is het genadeschot… Onuitsprekelijk!
TdM: Mooi… dank je wel, goede vriend. Onze
lezers zullen tevreden zijn.
GL: Ben je al weg?
TdM: Ik heb voldoende, ja.
GL: En een tweede fragment?
TdM: Als je dat absoluut wilt vertellen, doe
maar.
GL: Met plezier. Mijn dank dat je aandringt.
TdM: Vlug dan, want dit interview moet meteen
naar de redactie.
GL: Niet zo ongeduldig, meneer De Mattos. Voor
Elsschot moet je ruim de tijd nemen. Goed, ik grijp naar LIJMEN. De tweede helft
van de tweede alinea van het tweede hoofdstuk, Boorman. De verteller, Laarmans, is aan het woord: ‘Ik had lusteloos
achter een vlag gelopen, ‘k weet zelf niet meer ter ere van wie. Een liberaal of
iets in die aard. In ieder geval ’n man die wij om de tien minuten moesten
toejuichen en die dan telkens met een valse lach aan de omstaanders allerlei
beloofde.’
TdM: Dat is je favoriet fragment van LIJMEN?
GL: Eén van de. Omdat het de evolutie van
Elsschot/De Ridder weergeeft. LIJMEN markeert, in de als romanvorm
verpakte biografie, de periode waarin hij van zachte idealist naar harde realist
transformeert. Er is tot nog toe te weinig aandacht besteed aan de onderhuidse psychologische
betekenis van elk boek. Maar goed, dat is zo privé, dat is zoiets persoonlijks
dat ik daar mijn vingers niet aan verbrand. Wetenschappers moeten er zich over
buigen.
TdM: Daar ben jij van overtuigd?
GL: Absoluut. LIJMEN is tegelijk het
Verklarend Woordenboek van de zakenman en het masterpiece van de auteur.
TdM: Alfons De Ridder en Willem Elsschot?
GL: Met LIJMEN vallen al de stukken van de
puzzel van de complexe figuur mooi op hun plaats. En dit wil ik er nog aan
toevoegen: LIJMEN is de schelmenroman van Elsschot.
TdM: Mooi, dan sluiten we af, met je …
favoriete fragment van LIJMEN. Die in de voorstelling zit,
mag ik veronderstellen?
GL: Je mag dat veronderstellen, maar ik moet je
teleurstellen. Zij zit niet in de voorstelling.
TdM: O, nee!? Wat jammer.
GL: Zo jammer is dat niet. Wat in het fragment
staat, leg ik in het spel. Want wat je als acteur voor ogen moet staan, net
voor aanvang, is dat je betoog overtuigend is. Welnu, het fragment is van
wezenlijk belang geweest om van de roman een geslaagde toneelbewerking te
maken, én tevens om door de opdracht die erin schuilgaat een ijzersterke
voorstelling te maken. En die is ijzersterk. Dat er blijvende vraag is naar de
monoloog LIJMEN bewijst mijn gelijk.
TdM: Mooi, en dan nu het fragment. Uit welk
hoofdstuk komt het?
GL: Business.
Hier gaan we: ‘Tracht zelf te geloven wat je vertelt, dan vooral werkt je
betoog overtuigend. En de overtuiging, zie je, die moet je er trachten in te
krijgen, want dan gaan de mensen soms over tot daden, waar zij een uur later
voor zouden terugschrikken.’
TdM: En zij gaan over tot daden?
GL: Had de vriendenkring van meneer
Lubberhuizen, meneer De Mattos, mij anders met aandrang gevraagd, na de voorstelling
vorig jaar in de Minardschouwburg van Gent, de zaak over te doen in Amsterdam?
TdM: Nee, helemaal niet! Succes!
[interview
verschenen in het ALGEMEEN WERELDTIJDSCHRIFT
voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten & Wetenschappen, 143ste
jaargang, nr 17]
LIJMEN – een monoloog van Guido
Lauwaert, naar de gelijknamige roman van Willem Elsschot
Besloten voorstelling:
zondag 28 januari 2018 – 15 u - zaal TAMBOER, Overtoom 247/A – Amsterdam – een voorstelling voorbehouden aan de ‘Vrienden van De Parelduiker’.
zondag 28 januari 2018 – 15 u - zaal TAMBOER, Overtoom 247/A – Amsterdam – een voorstelling voorbehouden aan de ‘Vrienden van De Parelduiker’.
Openbare voorstelling:
vrijdag 26 januari 2018 – 20 u – De Corridor, Wetteren – België – info & reservatie: franky@decorridor.be
vrijdag 26 januari 2018 – 20 u – De Corridor, Wetteren – België – info & reservatie: franky@decorridor.be
Geen opmerkingen:
Een reactie posten