Vlaanderenstraat, gezien vanaf het Zuid. |
Het gebeurde onlangs, kort na vijf uur in de
namiddag van een mooie septemberdag in de Vlaanderenstraat van Gent. Een vriend tweede garnituur nade rde . De schrijver Bert P. Hij had dichtbundels en monologen geschreven die soms lovend en vaak vernietigend waren besproken, schreef artikels over beeldende kunsten, gaf voordrachten over de Eerste Wereldoorlog - want afkomstig van Passendale, over de boer die zijn koe neukte, en meer van dat soort toestanden uit Flandrens Fields, zodat hij van zijn pen kon leven. Je kon de
stad niet ingaan of je kwam hem tegen. Waar hij de tijd vond om te schrijven was me een raadsel. Hij had altijd van die verhalen te
vertellen waar geen eind aan kwam.
Ontsnappen! ’t Geeft niet door wat of hoe maar verlos mij van die muis! – Niks wonde r. Geen mirakel. Hij kwam nade rbij
op een manier alsof heel Gent van hem was, én de
omliggende lande rijen.
Ontsnappen! ’t Geeft niet door wat of hoe maar verlos mij van die muis! – Niks won
De straat oversteken om te ontsnappen was de enige optie. De blik op een etalage gericht. Alsof je plotseling herinnerd wordt aan iets dat je lang geleden hebt besteld. Nog maar het voetpad verlaten of daar kwam van links een Ferrari op mij af, rechts een autobus waarvan
De buschauffeur duw
Oversteken was gevaarlijk, daarom dat ik twijfelde en een stap terug zette. Dat werd me fataal. Hij had me gezien,
'Collega,’ herhaalde hij op een toon waaruit duide lijk
bleek dat er een verschil is tussen Collega A en Collega B, en dat ik een B-lid
was.
‘Heb ik mezelf weer wat fraais aangedaan. Je weet dat ik geen nee kan zeggen. Een dokter mailde me met de
smeekbede een hoofdstuk te schrijven
voor een boek dat volgend jaar gaat verschijnen. Het onde rwerp
is "Afscheid nemen". Afscheid nemen, afscheid nemen, hoe moet dat? Ik heb nooit afscheid van iemand genomen en ben dat ook niet van plan! Dat ik een vonde ling
ben zal daar niet vreemd aan zijn. Niemand wilde
mij adopteren, terwijl ik er als kind mocht zijn. Nu nog trouwens. Zoals je
ziet. Helaas is de dokter een
prominent figuur in het euthanasiemilieu,
daarom zal dat boek een rede lijk
succes kennen. De media zullen er ruim aandacht aan bestede n
en misschien word ik geïnterviewd en je weet wat een hekel ik daaraan heb. Ook
het onde rwerp ligt me niet. Wat heb
ik met euthanasie te maken? Als het zover is, ik diep in de shit sta, in welke vorm dan ook,
zal ik wel beslissen wat ik verkies, zelfmoord of euthanasie. Voor het moment en dat van morgen is dat nog niet aan de orde. Van zelfmoord
walg ik, want ik ben gezond van geest en lede n,
en over euthanasie heb ik mijn twijfels. Het fenomeen staat nog in de kinde rschoenen
en zal er bij halfvolle en volvette gode n
nog een aantal jaren in blijven staan. Als het niet van de
agenda afgevoerd wordt of een stille dood sterft. Zoals met crematie. Een
opgang ervan, het laatste kwarteeuw, maar de
laatste tijd willen mensen weer de
grond in. Het lijf rot dan wel weg, maar ze hebben tenminste nog hun geraamte bij de wederopstanding.'
Ik wil
'Een hoofdstuk in een boek waar ook twintig of meer an
[t.a.v. zij die geboren zijn vóór het virtuele tijdperk ] |
Mijn collega stak de straat over zonde r
afscheidsgroet of achterom te kijken. Ook niet opzij en daarom werd hij
gegrepen door een tram. Hij viel en een tramwiel scheidde
zijn hoofd van zijn romp. Het stuiterde
tot in de goot aan de overkant. Ik stak de
straat over, een snelle jongen met een open BMW-cabrio die meer oog had voor het
vlinde rtje naast hem dan voor het
verkeer moest alle remmen dichtgooien, piepende
bande n, zijn claxon blafte erop los. Eenmaal gestopt stond hij recht en begon hij me uit te schelden. Nooit op letten, op zulke kerels. Doe of ze niet bestaan. Ik nam het
hoofd, liep er bliksemsnel mee naar zijn onthoofd lichaam en duwde beide lichaamsdelen weer flink op elkaar.
Even later opende de auteur van zestig boeken in de rtig jaar de
ogen. Ook de mond: ‘Dank je wel,
collega. Wat zou ik zonde r jou
beginnen? Toen ik viel dacht ik, ik heb nog zoveel te vertellen. Zoals over dat
verdomde hoofdstuk voor "Afscheid
nemen". Kijk, ik kan uren mekkeren over zaken waar ik geen greintje verstand
van heb. Ik zou zelfs een heel boek kunnen schrijven over het leven na de dood, dus zeker een trilogie over "Afscheid
nemen", maar een hoofdstuk van maximum 8 bladzijde n,
zoals beleefd verzocht, hoe onbeleefd! in een boek waarin 20 collega’s of een
veelvoud ervan ook afscheid nemen, lukt me niet. Ik ben geen lijkbidde r. Zou jij dat niet doen? Dat hoofdstuk schrijven.
Jij bent sterk in korte ritten. Je krijgt er honde rd
euro voor en twee exemplaren, maar als je moeilijk doet, en dat moet je altijd
doen, vang je dubbel zoveel en eis 20 exemplaren, collega. Je kan ze verkopen
aan vriende n. Die durven niet ande rs dan de
portefeuille ophalen, zeker als je zegt dat de
opbrengst voor een goed doel is. Maar je steekt het geld natuurlijk op zak. Aan
zakgeld heb je nooit genoeg.'
Ik beloofde
het hem. Hand op het hart.
Ik beloof
'Dank je,’ zei hij. ‘Ik wist dat ik op je kon rekenen en dat je het ook zal doen. Je bent een man van je woord. Dat heb je in het verle
Waarop hij de geest gaf. Er waren intussen heel wat
passanten blijven staan. De trambestuurde r
had zijn cabine verlaten. Een zware stem riep: ‘Lazarus! Neem je bed op en ga
naar huis!’ Een ijskar kwam aangesneld. Een nachtwinkel opende vroeger dan
wettelijk was toegestaan. Een stem uit de menigte: ‘Laat mij door.
Ik ben een pas afgestudeerde journalist en wil als eerste verslag uitbrengen over het verlies van het hoofd
van de hoofdman van de schrijversgilde. Man, man, man, ik scoor!' Een tweede schreeuwde uit gewoonte en een de rde vroeg wat er gebeurd was. In de linkse verte klonk de
sirene van een ambulance, in de
rechtse verte die van een politiewagen. Getater en getoeter. Door de kijkfile bij dit allesbehalve stilleven.
Een paar
mensen stortten zich op hem, leegde n
zijn zakken. Een vrouw haalde een
cuttingmes te voorschijn en sneed zijn vinge rs
af. Morrend volk. Zij keek niet op maar riep: 'Mijn broer mankeert er een
paar. Hij was schrijnwerker, is Wereldkampioen Bananenschiller en verzamelt
vrouwen op sterkwater. Hij is een massamoorde naar
in zijn vrije tijd en volgt momenteel een cursus Balseming in Caïro. Welke vinge rs hij mankeert weet ik niet. Daarom dat ik ze
allemaal meeneem. Bezwaar? Uw vriend heeft ze toch niet meer nodig, zo te
zien.'
Ik schud
Pieter Vanderdoncktdoorgang, beter bekend als het Glazen Straatje, niet alleen om het dak van glas maar ook om de raamprostitutie. |
Een hoek om links, rechts, een plein over, de eerstvolgende zijstraat. Schoot de parking van een herenhuis in, waar ik helemaal achteraan tegen een blinde muur leunde, naar adem snakkend. 'Ik mag dan blind zijn,’ zei de muur, ‘maar ik voel je. ’Wees gerust, bij mij ben je veilig.' Waarop de
muur zich opende en mij opslokte.
Aan de achterkant waren er honde rde n
mensen afscheid aan het nemen van mijn collega in een aula van het crematorium van mijn collega. Toespraken. Een professor, zijn uitgever, een brilslang, een de urwaarde r.
Symbolen uit alle mogelijke gezindten waren aanwezig en alle rituelen kregen
een kans om te scoren. Jobstude nten
verkochten op de receptie steunkaarten van de Chiro. Een dozijn meisjes Royco de elde
pakjes uit van Royco, telkens zeggende: 'Een dag zonde r soep is
als een boek zonde r woorde n.' Radio Klara had een stand en de elde
stickers, balpennen en een cd met walsen en polka's van Johann Straus uit. Elke bezoeker kreeg een minidoosje pralines van Neuhaus. Een bank
sponsorde . Zijn geliefde bakker trakteerde. Plat water en droog brood, werd uitgedeeld door winkelmeisjes. Toen er geen water en brood
meer was, vertrok hij, zijn harem en alle aanwezigen. Er was geen enkele rede n meer nog langer te blijven. Ik bleef alleen achter. Een werkvrouw van het crematorium ruimde de
tafels af, een ande re kwam aangelopen
met een stofzuiger, stak de stekker
in het contact, duwde met een voet
op de startknop en tilde de
buis op waar geen borstel aan zat en duwde hem in mijn richting. Even later zat ik in de
stofzak en nam ik afscheid van mezelf. Er kwam een varken met een lange snuit
door de buis aangelopen. Hij toeterde en krulde
vervolgens zijn snuit. ‘Ik ben de
postbode , zoals ge ziet,’ zei hij in
het Gents van de Muide . ‘Hebt ge wat te zeggen, vriendje? Enkele fameuze
laatste woorde n. Maximum 50. De
postbode s met een machtig geheugen
zijn bij wet gemachtigd om boodschappen, wegens de
terugloop van brieven, zolang het
standaardformaat niet overschrede n
wordt, monde ling over te brengen.'
Daar zat ik dan, in een berg stof van wie weet allemaal en met een mond vol valse tan
Meer over het avontuur dat mij onlangs overkwam, op een mooie septemberdag in de Gentse Vlaanderenstraat, kort na vijf uur, heb ik niet te vertellen.
guido lauwaert
gent, 2016-10-16
Geen opmerkingen:
Een reactie posten