Het gevaar dreigt dat romans die tot het literair werelderfgoed behoren, vergeten worden. Daarom is het goed ze weer de belangstelling in te zwieren. Het begin van iets moois? gl
De
eerste en meteen al de beste roman van Louis-Ferdinand
Céline, Voyage au bout de la nuit, mag dan in 1932 verschenen zijn, hij
is nog steeds actueel. Omdat hij over de oorlog gaat. Niet zozeer over de
oorlog zoals we die kennen als een strijd op een slagveld, om een politieke
ideologie en strategie, maar nader bekeken omdat hij gaat over de oorlog van de
volwassen mens, te weten, de strijd om te overleven, iets te bereiken in zijn
bestaan. Desnoods ten koste van een ander. In de laatste hoofdstukken blijkt
daarover geen twijfel te bestaan.
Céline heeft zijn egotrip opgedeeld in vier passages die elk een facet van de
reden van het menselijk bestaan uitmaken. Alle vier komen ze in elke passage
aan bod, meer zelfs, ze vormen de basis ervan, met voorop hun specifiek
karakter. Samen maken de vier blokken bovendien een reis door de Westerse
cultuur.
1 – Het politieke [Europa];
2 – Het financiële [Afrika];
3 – Het economische [Amerika];
4 – Het maatschappelijke [Europa];
Gaat in
het eerste blok alle aandacht naar de belevenissen van de verteller in de
Eerste Wereldoorlog, zijn alle oorlogen echter niet gelijk, zelfs al verschilt
de ene van de andere door de tijd en in de ruimte? Céline heeft dat vlijmscherp
geportretteerd. Hij heeft het uiteraard over de techniek en de mechaniek van de
oorlog, maar daarvanuit vooral over de menselijke driften en de ellende die ze
voortbrengen. Vergeten we de ideologie van de Tweede Wereldoorlog, vertrekkend
vanuit het nazisme en het communisme, dan zien we in het Oostfront een nieuwe Voyage au bout de la nuit. Wie er levend
uit ontsnapte zat gevangen in een morele crisis.
Hetzelfde doet zich voor met de Vietnamoorlog. De hogere officieren hadden er
nauwelijks tot geen last van. Ze zaten in de bars en de oorlog was voor hen een
spel. De lagere, de onderofficieren en soldaten waren de echte slachtoffers. Ze
wisten ’s morgens niet of ze de avond zouden halen, laat staan de middag.
Het is
niet toevallig dat Francis Ford Coppola
Apocalypse Now gemaakt heeft. ‘Het is
een hallucinerende reis die de mens confronteert met de
waanzin van de oorlog,’ zoals in de promotekst van de producent staat.
By the way, de film is losjes gebaseerd op het boek Heart
of Darkness van de Pools/Britse schrijver Joseph Conrad, verschenen in 1902. Van de opnamen van Apocalypse Now is een documentaire
gemaakt door Coppola's vrouw Eleanor Coppola, onder de titel Hearts of Darkness (1991). Goed om weten is, en dan zitten
we in het tweede blok, dat de roman van Conrad zich afspeelt in het hart van
Afrika, in Congo, exact hetzelfde gebied van het tweede deel uit Céline’s Voyage au bout de la nuit. Beide romans
zijn letterlijk en figuurlijk een Voyage.
Afrika is een financieel wingewest en alles is gepermitteerd. De Afrikaan is de
nieuwe slaaf en de blanke de verdrukker met maar één doel voor ogen: Rijk
worden! Dat geldt zowel voor de ambtenaren en militairen te velde in dienst van
‘het Vaderland’, als voor de regering en groothandelaars, residerend in hun
paleizen. In het boek van Céline is Frankrijk de grote boosdoener, in dat van
Conrad België, met als opperschurk koning Leopold
II.
Gaan
het politieke en het financiële blok over oorlog en plundering, in het derde
blok zoekt de teleurgestelde mens, samengeperst in de figuur Bardamu [= Céline], naar een nieuw
leven, dat hij meent te vinden in de Nieuwe Wereld. Daar moet het Paradijs zijn.
Algauw blijkt Amerika helaas geen Paradijs te zijn maar de Hel, waarin een
andere oorlog woedt: het gevecht om als individu te overleven. De Nieuwe Wereld
is de Derde Wereldoorlog waarin de brave, simpele mens terechtkomt. Hij beseft
vrij snel dat een bijzonder kleine, nauwelijks met het blote oog te traceren
fractie van de gelukszoekers rijk wordt. Alle anderen zijn verdoemd om net niet
te verhongeren, als ze tenminste werk vinden. En als hij werk heeft, mag hij
zich weliswaar arbeider of bediende noemen, in wezen is hij een slaaf. Met een
gewone job word je niet rijk. Dat word je wanneer je misdaden pleegt, een
crimineel wordt. Wat weer eens bleek bij de laatste financiële crisis. De
beurs- en bankbonzen overschreden in extreem hoge mate de moraal van de
financiële wetten. En wie was/is het slachtoffer? De eenvoudige burgerman.
Een voorbeeld helder als kristal en zelfs voor de eenvoudige burgerman te
begrijpen is de New-Yorkse versie van Romeo
en Julia...
Teleurgesteld
in de Nieuwe Wereld belandt de lezer, aan de hand van Bardamu, weer in de Oude.
Het vierde blok. Waarin de maatschappij centraal staat. Het hoofdpersonage
besluit dat alle ambitie waardeloos en nutteloos is. Dus maakt hij zijn studies
af en hoopt als huisdokter onder de mensen eindelijk rust en vreugde in het
leven te vinden. Snel ondervindt hij dat het simpele leven ook een oorlog is.
Elke familie, elke wijk, elke mens strijdt om wat te betekenen in de
maatschappij. Die strijdt zet zich om in ruzies, afgunst, nijd en bedrog.
Bij de onderlaag van de maatschappij wordt net zo hard gelogen en bedrogen als
bij de bovenlaag. Eenmaal daarvan overtuigd besluit Bardamu zich terug te
trekken uit de openbaarheid. Hij solliciteert naar een job als kluizenaar. Een
klusjesman in een ziekenhuis, al heeft hij dan de titel van dokter. En daar,
tussen al die gekken en zieken, in die stad in de stad, een kleine gemeenschap
binnen de grote, vindt hij eindelijk rust en vrede. Met de maatschappij en bij
zichzelf. Het is niet de rust en de vrede waar hij naar streefde, toen hij jong
was, maar de hoop is net geen wanhoop geworden, de liefde geen haat.
En daar en in die toestand eindigt Bardamu’s reis. Het is geen reis naar het
begin van de dag geworden, zoals hij had gehoopt, maar een reis naar het einde
van de nacht.
Opvallend,
en nu belanden we in de filosofische strekking van de roman, is dat de Voyage alsmaar persoonlijker wordt.
De schrijver krijgt gaandeweg meer licht en klank. Maar tegelijk is het het
verhaal van iedereen. Van elke lezer, van elke man of vrouw die netjes wet en
orde respecteert. Scherper en scherper wordt het beeld van het leven als één
lange, levenslange Grote Oorlog.
Tot
slot wil ik wijzen op een element dat zich onder water afspeelt, nager entre deux eaux. Het hoofdpersonage,
Bardamu, verdraagt veel maar slaat tilt bij een overdosis lawaai. De grens
overschrijdt van het maximum aan decibels van wat de normale mens verdraagt,
alvorens hij terechtkomt in de wereld van de lawaaidoofheid. Eenmaal die
grens overschreden slaat de angst toe, en de angst doet hem vluchten. Op zoek
gaan naar een normaal, aanvaardbaar geluid.
Naar verluidt sloeg Céline tilt in de Eerste Wereldoorlog nadat hij gewond was
geraakt. Een schrapnel van een granaat belandde – op het hoogtepunt van een
bombardement – in zijn hoofd en bleef daar zijn hele leven zitten. Hij verwekte
een fluitend geluid die hem slapeloosheid bezorgde en een allergie tegen
geluidsoverlast.
Een bekend probleem in de geneeskunde. Een mooi voorbeeld daarvan is een bekend schilderij van Edvard Munch, waarvan een detail werd uitvergroot:
Daar de Voyage een Bildungsroman en tegelijk een
ontwikkelingsroman is, is het onderhuids centraal stellen van die allergie
een belangrijk element dat tot de vormgeving en het succes van de roman heeft
geleid.
Voyage au bout de la nuit is het
verhaal van het individu van gisteren, vandaag en morgen. Is het herhalen van
het herhalen van het maatschappelijk gebeuren. Al heeft de laptop de pen
vervangen en het scherm het blad, wat er gebeurt, wat een mens ervaart stijgt
uit boven de evolutie, zowel industrieel als virtueel. Een lamp blijft een
kaars.
Om dit
alles is deze roman, zoals elk meesterwerk, tijdloos en vandaag even actueel
dan hij gisteren was en morgen zal zijn, en kan hij eender waar gelezen en
gespeeld worden.
Extra argument – ik kan niet stoppen dit boek de hoogte in te steken – om deze
roman te herlezen en te blijven promoten is, dat de Voyage het lievelingsboek was van onder meer de Franse tekenaar Jacques Tardi...
... dat hij prachtig geïllustreerd heeft, en in de top vijf stond van Willem Elsschot, Roel D’Haese en Louis Paul Boon. De laatste heeft dit
zelfs zwart op wit bevestigd pats! op de eerste bladzijde zijn meesterwerk, De Kapelletjesbaan. Halverwege de bede
van Louis Paul Boon als mens, aan Boon als schrijver om eindelijk eens een
machtige roman te schrijven, dat het leven bij zijn ballen grijpt, staat: ‘… of
zult gij het leven binnen tijd en ruimte hardnekkiger geselen dan in de voyage
au bout de la nuit?’
Elke
boekenliefhebber moet deze roman zijn kinderen [ouder dan 18], zijn vrienden en
de kinderen van zijn vrienden aanraden. Maar het zomaar in de handen stoppen,
eenvoudig eraan toevoegend ‘Dit moet je
absoluut lezen!’ haalt niet het gewenste resultaat. Beter en succesvoller
is het de auteur en de roman te duiden, afzonderlijk en in samenspel. Moge dit
simpele essay daartoe bijdragen.
guido lauwaert